Home

Ambtsinstructie politie BES

Geldig vanaf 10 oktober 2010
Geldig vanaf 10 oktober 2010

Ambtsinstructie politie BES

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 10-10-2010]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie van 15 december 2009, nr. 2009-0000720635, CZW/WSG, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Gelet op artikel 14, tweede en derde lid, van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 2010, nr. W04.09.0548/I);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 september 2010, nr. 2010-0000599327, uitgebracht mede namens Onze Minister van Justitie en in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

1.

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • ambtenaar

    1. de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, onder a en c, van de rijkswet;

    2. de ambtenaar van politie, bedoeld in artikel 3, onder b, van de rijkswet, voor zover het betreft de artikelen 1 tot en met 8 en hoofdstuk 7;

    3. degene die is benoemd tot aspirant voor de duur dat hij de praktijkstage volgt;

    4. de militair van de Koninklijke marechaussee in de uitvoering van de politietaken, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de rijkswet;

    5. de militair van de Koninklijke marechaussee en de krijgsmacht, bedoeld in artikel 11, tweede en derde lid, van de rijkswet;

    6. de buitengewoon agent van politie, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de rijkswet;

    7. de door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangewezen ambtenaar die deel uitmaakt van het recherchesamenwerkingsteam, bedoeld in artikel 57a, tweede lid, van de rijkswet.

  • meerdere

    1. de ambtenaar die uit hoofde van zijn functie of krachtens beschikking of aanwijzing met de leiding is belast of het bevel heeft over de taakuitvoering;

    2. indien op grond van het bepaalde onder a geen meerdere kan worden aangewezen de ambtenaar van politie die een hogere rang heeft of, bij gelijkheid in rang, degene met de meeste dienstjaren, dan wel bij optreden door militairen van de Koninklijke marechaussee of van enig ander krijgsmachtonderdeel degene die ingevolge bij of krachtens artikel 67 van het Wetboek van Militair Strafrecht met het bevel is belast.

  • bevoegd gezag: het gezag, bedoeld in de artikelen 16 en 17 van de rijkswet.

  • geweld: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken;

  • aanwenden van geweld: het gebruiken van geweld en het dreigen met geweld, waaronder wordt begrepen het ter hand nemen van een vuurwapen;

  • geweldmiddel

    1. de krachtens artikel 42, eerste en tweede lid, van de rijkswet toegelaten uitrusting en bewapening waarmee geweld kan worden uitgeoefend;

    2. de door Onze Minister van Defensie ter beschikking gestelde uitrusting en bewapening waarmee geweld kan worden uitgeoefend in de uitvoering van de politietaken, bedoeld in artikel 11 van de rijkswet;

  • vuurwapen waarmee automatisch vuur kan worden afgegeven: vuurwapen waarmee met één druk op het afvuurmechanisme meer schoten kunnen worden gelost dan wel een vuurwapen waarmee naar keus hetzij één schot, hetzij meer schoten kunnen worden gelost;

  • het gebruik van een vuurwapen: het richten, het gericht houden en het daadwerkelijk gebruik van een vuurwapen;

  • niet-penetrerende munitie: munitie die is ontworpen om bij het treffen van een persoon niet het lichaam binnen te dringen;

  • rijkswet: de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • korpsbeheerder: degene die op grond van artikel 47, derde lid, van de rijkswet wat betreft het beheer het bevoegd gezag uitoefent over het politiekorps van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

2.

In dit besluit wordt ten aanzien van buitengewone agenten van politie voor «korpschef» gelezen: de door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met Onze Minister van Justitie, aangewezen ambtenaar die uit hoofd van zijn functie of krachtens beschikking of aanwijzing met de leiding is belast.

3.

In dit besluit wordt ten aanzien van de door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangewezen ambtenaren die deel uitmaken van het recherchesamenwerkingsteam voor «korpschef» gelezen: de teamchef van het recherchesamenwerkingsteam, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het protocol inzake gespecialiseerde recherchesamenwerking tussen de landen van het Koninkrijk van 30 november 2001.

Hoofdstuk 2. Ambtsuitvoering

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Hoofdstuk 3. Geweld

§ 1. Algemeen

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

§ 2. Vuurwapens

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

§ 3. Niet-penetrerende munitie

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

§ 4. Pepperspray

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 23

§ 5. CS-Traangas

Artikel 24

Artikel 25

§ 6. Politiehonden

Artikel 26

Artikel 27

§ 7. Fysiek geweld en de wapenstok

Artikel 28

Artikel 29

§ 8. Melding geweld

Artikel 30

Hoofdstuk 4. Handboeien

Artikel 31

Artikel 32

Hoofdstuk 5. Veiligheidsfouillering

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 35

Hoofdstuk 6. Hulpmiddelen ten behoeve van de feitelijke verwijdering of uitzetting van vreemdelingen

Artikel 36

Artikel 37

Hoofdstuk 7. Hulpverlening

Artikel 38

Artikel 39

Hoofdstuk 8. Maatregelen jegens ingeslotenen

Artikel 40

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 46

Artikel 47

Artikel 48

Artikel 49

Artikel 50

Artikel 51

Artikel 52

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 53

Artikel 54

Bijlage bedoeld in artikel 30, tweede lid , van de Ambtsinstructie politie BES