Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-07-2005, AT9861, 1080/02, 1081/02, 1083/02, 1105/02, 1250/02, 1251/02, 1252/02, 1253/02, 1256/02, 1855/03

Gerechtshof Amsterdam, 21-07-2005, AT9861, 1080/02, 1081/02, 1083/02, 1105/02, 1250/02, 1251/02, 1252/02, 1253/02, 1256/02, 1855/03

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
21 juli 2005
Datum publicatie
22 juli 2005
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2005:AT9861
Formele relaties
Zaaknummer
1080/02, 1081/02, 1083/02, 1105/02, 1250/02, 1251/02, 1252/02, 1253/02, 1256/02, 1855/03

Inhoudsindicatie

Personeelsfeest. Band met taakvervulling. Zeggenschap. Werkgeversaansprakelijkheid.

Tijdens personeelsfeest in een zaal gebarbecued. Tenminste twee werknemers hebben lampolie op het nog hete barbecuerooster gegooid. Direct daarna is brand ontstaan; schade aan restaurant/partycentrum ruim f 5 miljoen.

Aanwezigheid op het personeelsfeest van bedrijfsleider, hovenier, stratenmaker of shovel-machinist behoorde zeker niet tot de taak waarvoor zij waren aangenomen. Geen opdracht of morele plicht om aanwezig te zijn. Ook (levens)partners aanwezig; ging vooral om onderlinge gezelligheid.

Echter een door de werkgever georganiseerd en gefaciliteerd feest. Werknemers louter aanwezig omdat zij werknemers waren van het bedrijf. Een dergelijk feest kan worden geacht mede in het belang te zijn van de saamhorigheid in het bedrijf en de motivatie van de daar werkzame personen. Voldoende nauwe band met taak als bedoeld in art. 6:170 BW.

Meerdere werknemers refereren in hun verklaringen tegenover de politie aan “mijn baas”. Daaruit kan niet anders geconcludeerd worden dan dat de middellijk directeur en feitelijk leidinggevende, ook in hun beleving die avond uit hoofde van het werkgeverschap van de bedrijven een zekere zeggenschap over hen had.

Directeur heeft op generlei wijze getracht te voorkomen dat olie op de barbecue gegooid werd -integendeel aannemelijk dat hij mede daartoe heeft aangezet en daarmee de kans op schade heeft vergroot. Werkgever aansprakelijk voor de schade, mits komt vast te staan dat deze het gevolg is van een fout van (een van) de werknemers.

Nog onderzoeken in welke mate de werknemers dienen bij te dragen in vergoeding van de schade.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

EERSTE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER

ARREST

in de gevoegde zaken van:

rolnummer 1080/02:

[A], wonend te Utrecht,

APPELLANT,

procureur: mr. A. Vrisekoop,

t e g e n

1. [X],

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BEHEERMAATSCHAPPIJ [X] B.V.,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[X] BEHEER B.V.,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ GROOT KIEVITSDAL B.V.,

allen wonend of gevestigd te Baarn,

GEÏNTIMEERDEN,

procureur: mr. A. Volders,

rolnummer 1081/02:

[A], wonend te Utrecht,

APPELLANT,

procureur: mr. A. Vrisekoop,

t e g e n

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Y] BEHEERSMAATSCHAPPIJ (EEMDIJK) B.V.,

gevestigd te Amersfoort,

2. [Y],

wonend te Bunschoten-Spakenburg,

GEÏNTIMEERDEN,

procureur: mr. G.C. Endedijk,

rolnummer 1083/02:

[A], wonend te Utrecht,

APPELLANT,

procureur: mr. A. Vrisekoop,

t e g e n

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Y] BEHEERSMAATSCHAPPIJ (EEMDIJK) B.V.,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Y] CULTUURTECHNIEK EEMDIJK B.V.,

beiden gevestigd te Amersfoort,

3. [Y],

wonend te Bunschoten-Spakenburg,

4. de naamloze vennootschap

GENERALI SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

GEÏNTIMEERDE,

procureur: mr. G.C. Endedijk,

rolnummer 1105/02:

[B], wonend te Eemdijk, gemeente Bunschoten,

APPELLANT,

procureur: mr. L.P. Broekveldt,

t e g e n

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Y] CULTUURTECHNIEK EEMDIJK B.V.,

gevestigd te Eemdijk,

2. de naamloze vennootschap

GENERALI SCHADEVERZEKERINGMAATSCHAPPIJ N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

GEÏNTIMEERDEN,

procureur: mr. G.C. Endedijk,

rolnummer 1250/02:

1. [C] (sr.),

2. [E],

3. [C] (jr.),

allen wonend te Amersfoort,

APPELLANTEN,

procureur: mr. M. Shioda-Bresser,

t e g e n

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

WORKSHOP MIDDEN-NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amersfoort,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Y] CULTUURTECHNIEK EEMDIJK B.V.,

gevestigd te Eemdijk,

GEÏNTIMEERDEN,

procureur: mr. G.C. Endedijk,

rolnummer 1251/02:

1. [C] (sr.),

2. [E],

3. [C] (jr.),

allen wonend te Amersfoort,

APPELLANTEN,

procureur: mr. M. Shioda-Bresser,

t e g e n

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Y] BEHEERSMAATSCHAPPIJ (EEMDIJK) B.V.,

gevestigd te Eemdijk,

2. [Y],

wonend te Bunschoten,

GEÏNTIMEERDEN,

procureur: mr. G.C. Endedijk,

rolnummer 1252/02:

[C] (jr.),

wonend te Amersfoort,

APPELLANT,

procureur: mr. M. Shioda-Bresser,

t e g e n

1. [X],

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BEHEERMAATSCHAPPIJ [X] B.V.,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[X] BEHEER B.V.,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ GROOT KIEVITSDAL B.V.,

allen wonend of gevestigd te Baarn,

GEÏNTIMEERDEN,

niet verschenen,

rolnummer 1253/02:

1. [C] (sr.),

2. [E],

3. [C] (jr.),

allen wonend te Amersfoort,

APPELLANTEN,

procureur: mr. M. Shioda-Bresser,

t e g e n

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

WORKSHOP MIDDEN-NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amersfoort,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Y] BEHEERSMAATSCHAPPIJ (EEMDIJK) B.V.,

gevestigd te Eemdijk,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Y] CULTUURTECHNIEK EEMDIJK B.V.,

gevestigd te Eemdijk,

4. [Y],

wonend te Bunschoten,

APPELLANTEN,

procureur: mr. Endedijk,

rolnummer 1256/02:

[D], wonend te Bunschoten,

APPELLANT,

procureur: mr. J.G. Wichers Hoeth,

t e g e n

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Y] BEHEERSMAATSCHAPPIJ (EEMDIJK) B.V.,

gevestigd te Amersfoort,

2. [Y],

wonend te Bunschoten,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Y] CULTUURTECHNIEK (EEMDIJK) B.V.,

gevestigd te Amersfoort,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

WORKSHOP MIDDEN-NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amersfoort,

5. de naamloze vennootschap

GENERALI SCHADEVERZEKERINGMAATSCHAPPIJ N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

GEÏNTIMEERDEN,

procureur: mr. G.C. Endedijk,

rolnummer 1855/03:

[A], wonend te Utrecht,

APPELLANT,

procureur: mr. A. Vrisekoop,

t e g e n

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Y] CULTUURTECHNIEK (EEMDIJK) B.V.,

gevestigd te Eemdijk,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

WORKSHOP MIDDEN-NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amersfoort,

GEÏNTIMEERDEN,

procureur: mr. G.C. Endedijk.

1. Het geding in hoger beroep

1.1 Bij arrest van 13 maart 2003 heeft het hof -in de incidenten- de zaken met de rolnummers 1080/02, 1081/02, 1083/02, 1105/02, 1250/02, 1251/02, 1252/02, 1253/02 en 1256/02 gevoegd en -in de hoofdzaken- de zaken verwezen naar de rol ter fine van voortprocederen. Daarna zijn de volgende proceshandelingen verricht.

1.2 In de zaak met het rolnummer 1080/02 heeft de appellant bij memorie één grief geformuleerd en toegelicht met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, alsnog, de vordering van de geïntimeerden zal afwijzen, met -uitvoerbaar bij voorraad- kosten. Daarop hebben de geïntimeerden geantwoord en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, primair tot referte en subsidiair tot veroordeling van de appellant in de kosten met rente. Vervolgens heeft de appellant nog een akte genomen, waarbij hij zijn eis heeft verduidelijkt.

1.3 In de zaak met het rolnummer 1081/02 heeft de appellant bij memorie één grief geformuleerd en toegelicht met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, alsnog, de vordering van de geïntimeerden zal afwijzen, met -uitvoerbaar bij voorraad- kosten. Daarop hebben de geïntimeerden geantwoord en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, tot bekrachtiging van het vonnis, met –uitvoerbaar bij voorraad- kosten. Vervolgens heeft de appellant nog een akte genomen waarbij hij bewijs heeft aangeboden.

1.4 In de zaak met het rolnummer 1083/02 heeft de appellant bij memorie één grief geformuleerd en toegelicht met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, alsnog, de geïntimeerden -uitvoerbaar bij voorraad- hoofdelijk zal veroordelen, om aan hem te betalen al datgene waartoe hij in de hoofdzaak in eerste aanleg mocht worden veroordeeld, met kosten. Daarop hebben de geïntimeerden geantwoord en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, tot bekrachtiging van het vonnis, met -uitvoerbaar bij voorraad- kosten. Vervolgens heeft de appellant nog een akte genomen waarbij hij bewijs heeft aangeboden.

1.5 In de zaak met het rolnummer 1105/02 heeft de appellant bij memorie één grief geformuleerd en toegelicht met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, alsnog, de oorspronkelijke vordering in vrijwaring van de appellant zal toewijzen, met –uitvoerbaar bij voorraad- kosten. Daarop hebben de geïntimeerden geantwoord en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, tot bekrachtiging van het vonnis, met –uitvoerbaar bij voorraad- kosten.

1.6 In de zaak met het rolnummer 1250/02 hebben de appellanten bij memorie één grief geformuleerd en toegelicht alsmede bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, alsnog, de vorderingen van de geïntimeerden zal afwijzen althans zal toewijzen voorzover deze zijn gebaseerd op werkgevers-aansprakelijkheid, met –uitvoerbaar bij voorraad- kosten. Daarop hebben de geïntimeerden geantwoord en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, tot bekrachtiging van het vonnis, met –uitvoerbaar bij voorraad- kosten.

1.7 In de zaak met het rolnummer 1251/02 hebben de appellanten bij memorie één grief geformuleerd en toegelicht alsmede bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, alsnog, de vorderingen van de geïntimeerden zal afwijzen althans zal toewijzen voorzover deze zijn gebaseerd op werkgevers-aansprakelijkheid, met –uitvoerbaar bij voorraad- kosten. Daarop hebben de geïntimeerden geantwoord en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, tot bekrachtiging van het vonnis, met –uitvoerbaar bij voorraad- kosten.

1.8 In de zaak met rolnummer 1252/02 heeft de appellant bij memorie één grief geformuleerd en toegelicht alsmede bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, alsnog, de vorderingen van de geïntimeerden zal afwijzen althans zal toewijzen voorzover deze zijn gebaseerd op werkgeversaansprakelijkheid, met kosten.

1.9 In de zaak met het rolnummer 1253/02 hebben de appellanten bij memorie één grief geformuleerd en toegelicht alsmede bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, alsnog, (i) de geïntimeerden hoofdelijk zal veroordelen aan hen te voldoen al datgene waartoe zij in de hoofdzaak in eerste aanleg worden veroordeeld, en (ii) zal oordelen dat de vorderingen voorzover gebaseerd op werkgeversaansprakelijkheid worden toegewezen, met kosten. Daarop hebben de geïntimeerden geantwoord en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, tot bekrachtiging van het vonnis, met –uitvoerbaar bij voorraad- kosten.

1.10 In de zaak met het rolnummer 1256/02 heeft de appellant bij memorie twee grieven geformuleerd en toegelicht, bescheiden in het geding gebracht en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, alsnog, de geïntimeerden –uitvoerbaar bij voorraad- hoofdelijk zal veroordelen aan hem te voldoen al datgene waartoe hij in de hoofdzaak in eerste aanleg zal worden veroordeeld te betalen, met kosten. Daarop hebben de geïntimeerden geantwoord en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, tot bekrachtiging van het vonnis, met -uitvoerbaar bij voorraad- kosten.

1.11 De partijen in de zaken met de rolnummers 1081/02, 1083/02, 1105/02, 1250/02, 1251/02, 1253/02 en 1256/02 hebben vervolgens hun zaken op 2 november 2004 doen bepleiten. Bij die gelegenheid zijn door de appellant in de zaak met het rolnummer 1105/02 nog producties in het geding gebracht.

1.12 In de zaak met het rolnummer 1855/03 is de appellant bij dagvaarding van 26 augustus 2002 ook in hoger beroep gekomen van het vonnis waarvan beroep in de andere zaken. Hij heeft bij memorie één grief geformuleerd en toegelicht, met conclusie, kort gezegd, dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, alsnog, de vorderingen van de geïntimeerden zal afwijzen, met –uitvoerbaar bij voorraad- kosten. Daarop hebben de geïntimeerden geantwoord en bewijs aangeboden, met conclusie, kort gezegd, tot bekrachtiging van het vonnis, met –uitvoerbaar bij voorraad- kosten.

Deze zaak is zodanig verknocht met de overige zaken dat het hof deze ambtshalve daarmee zal voegen.

1.13 Ten slotte is in alle zaken (andermaal) arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.

2. Beoordeling

In alle zaken:

2.1 De producties die bij pleidooi in de zaak met het rolnummer 1105/02 zijn overgelegd omvatten het proces-verbaal dat door de politie naar aanleiding van de onder 2.4.5 te noemen brand is opgesteld. Ook in enige van de andere zaken is dat proces-verbaal overgelegd. Voorts is het hof gebleken dat alle appellanten en geïntimeerden -behoudens de geïntimeerden in de zaak met het rolnummer 1252/02, waartegen verstek is verleend- het proces-verbaal kennen en in hun debat hebben betrokken, zodat het als een processtuk in alle gevoegde zaken –behoudens de zaak met het rolnummer 1252/02- zal worden beschouwd.

In de zaken met de rolnummers 1250/02, 1251/02 en 1253/02:

2.2 De appellanten sub 1 en 2 in de zaken met de rolnummers 1250/02, 1251/02 en 1253/02 zijn de ouders van de appellant sub 3 in die zaken. De laatste is op 21 juli 2000 18 jaar geworden. Voorzover de appellanten sub 1 en 2 in hoger beroep zijn gekomen in hun kwaliteit van wettelijk vertegenwoordiger van de appellant sub 3, kunnen zij derhalve niet in dat beroep worden ontvangen.

In alle zaken:

2.3 De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 4.1, 4.1.1 tot en met 4.1.8, een aantal feiten als in alle zaken vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.

2.4 Kort samengevat gaat het in deze zaken om het volgende.

2.4.1 [Y] is directeur/grootaandeelhouder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y] Beheersmaatschappij (Eemdijk) B.V. (hierna: VOBM). VOBM voert de directie over de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid [Y] Cultuurtechniek Eemdijk B.V. (hierna: Cultuurtechniek) en Workshop Midden-Nederland B.V. (hierna: Workshop). [Y] geeft feitelijk leiding aan deze bedrijven.

2.4.2 [A], [B], [C] (jr.) en [D] waren op 28 februari 1998 allen in dienst van hetzij Cultuurtechniek hetzij Workshop.

2.4.3 [X] en de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Beheermaatschappij [X] B.V., [X] Beheer B.V. en Exploitatiemaatschappij Groot Kievitsdal B.V. (hierna tezamen in enkelvoud: [X]) zijn (middellijk) eigenaar en/of exploitant van restaurant/partycentrum Groot Kievitsdal te Baarn (hierna: Groot Kievitsdal).

2.4.4 Op zaterdag 28 februari 1998 heeft in Groot Kievitsdal een feest plaatsgevonden waar 21 personen -[Y] alsmede werknemers van Cultuurtechniek en/of Workshop met hun (levens)partners- aanwezig waren. Eerst heeft het gezelschap gebowld en daarna werd in een van de zalen van Groot Kievitsdal gebarbecued. Bij een gasgestookte barbecue met daarboven een afzuigkap waren vijf tafels geplaatst met daarop onder andere olielampjes gevuld met lampolie. Aan de middelste tafel zaten onder meer [D], [C], [B] en [Y].

2.4.5 Na de maaltijd hebben twee of meer personen, waaronder [C] en [A], lampolie op het nog hete barbecue-rooster gegooid hetgeen vlammen veroorzaakte. Direct daarna is brand ontstaan als gevolg waarvan zeer grote schade is veroorzaakt aan gebouwen en inrichting van Groot Kievitsdal. De verzekeraars van Groot Kievitsdal hebben [X] ter zake in totaal ƒ 5.846.591,52 uitgekeerd.

2.5 [X] vorderde in eerste aanleg in de twee hoofdzaken -zeer kort samengevat- hoofdelijke veroordeling van VOBM, Cultuurtechniek, Workshop, [Y], [A], [B], [C] en [D] tot vergoeding van zijn brand- en verdere schade, op te maken bij staat. Voorts zijn in eerste aanleg zes vrijwaringszaken aanhangig gemaakt. In twee ervan vorderen VOBM, Cultuurtechniek, Workshop en [Y] dat [A], [B], [C] en [D] zullen worden veroordeeld aan hen te voldoen al hetgeen zij op grond van een veroordeling in de hoofdzaken aan [X] dienen te voldoen. In de andere vier vrijwaringszaken vorderen [A], [B], [C] en [D] dat VOBM, Cultuurtechniek, Workshop en [Y] als werkgever aan hen dienen te vergoeden al hetgeen waartoe zij in de eerste hoofdzaak mochten worden veroordeeld.

2.6 Uit rov. 4.2.1 van het vonnis waarvan beroep, dat betrekking heeft op alle onder 2.5 bedoelde zaken, blijkt dat partijen hun debat vooralsnog beperken tot de vraag of de werkgever van [A], [B], [C] en/of [D] in dit geval op de voet van art. 6:170 BW aansprakelijk is voor de schade van [X].

De rechtbank is tot de conclusie gekomen (rov. 4.2.5) dat er onvoldoende verband bestaat tussen enerzijds de werkzaamheden die [A], [B], [C] en [D] in opdracht van Cultuurtechniek en/of Workshop verrichtten en anderzijds hun aanwezigheid op het door Cultuurtechniek op 28 februari 1998 georganiseerde personeelsfeest, om werkgeversaansprakelijkheid te kunnen aannemen. Zij heeft beslist dat de vorderingen voorzover die zijn gebaseerd op werkgeversaansprakelijkheid, zullen worden afgewezen.

2.7 De rechtbank heeft bepaald dat hoger beroep openstaat van haar vonnis, zodat in alle zaken de appellanten in hun hoger beroepen kunnen worden ontvangen, zij het met handhaving van hetgeen hiervoor onder 2.2 is overwogen ten aanzien van de appellanten sub 1 en 2 in de zaken met de rolnummers 1250/02, 1251/02 en 1252/02.

2.8 Naar de kern genomen richt het hoger beroep in alle zaken zich tegen het oordeel van de rechtbank dat VOBM, Cultuur-techniek, Workshop en [Y] niet aansprakelijk zijn als werkgever van [A], [B], [C] en/of [D], zodat de grieven in alle zaken zich in zoverre lenen voor gezamenlijke behandeling. Gelet op hetgeen partijen in eerste aanleg ter comparitie hebben gezegd, zal het hof zich evenals de rechtbank beperken tot een onderzoek naar de werkgeversaansprakelijkheid. Voorzover partijen in hoger beroep buiten die beperking zijn getreden dient hun debat vooralsnog onbesproken te blijven.

2.9 Vooropgesteld zij, dat nog niet vast staat dat [A], [B], [C] en/of [D] een fout hebben gemaakt in de zin van art. 6:170 BW, zodat hetgeen hierna wordt overwogen alleen van belang is indien en voorzover zulks alsnog komt vast te staan.

In alle zaken behoudens de zaak met het rolnummer 1252/02:

2.10 Allereerst is van belang dat het feest is georganiseerd door Cultuurtechniek, kennelijk mede namens Workshop. De reservering was gedaan op de naam “[Y]”. [Y] zelf spreekt in zijn verklaring tegenover de politie (dossier-paragraaf 73) van een jaarlijks bedrijfsuitje waarvoor alle werknemers waren uitgenodigd, maar waar niet alle werknemers waren gekomen. De kosten van het personeelsfeest, inclusief de alcoholhoudende dranken, waren klaarblijkelijk geheel voor rekening van de organisator.

Uit de verklaringen van [K] (dossier-paragraaf 52 e.v.) en [L] (dossier-paragraaf 57 e.v.), beiden in dienst van [X] en als zodanig bij het personeelsfeest betrokken, tegenover de politie blijkt dat de groep van 21 personen meer dan gemiddeld alcoholhoudende drank heeft gedronken en luidruchtig was. [Y] heeft verklaard dat hij (dossier-paragraaf 76) aangeschoten was van de drank, en ook, dat degenen die aan de middelste tafel zaten waaronder van hijzelf, elkaar opjuinden om olie op de barbecue te gooien (dossier-paragraaf 77).

In alle zaken:

2.11 [A], [B], [C] en [D] vervulden bij Cultuurtechniek en/of Workshop functies als bedrijfsleider, hovenier, stratenmaker of shovel-machinist. Hun aanwezigheid op het personeelsfeest behoorde derhalve zeker niet tot de taak waarvoor zij waren aangenomen, en evenmin is -voldoende onderbouwd- gebleken dat zij een opdracht of een morele plicht hadden om op het feest aanwezig te zijn.

Dat alles neemt niet weg, evenmin als de aanwezigheid van (levens)partners op het feest en het feit dat het vooral ging om onderlinge gezelligheid, dat het een door de werkgever georganiseerd en gefaciliteerd feest betrof, dat [A], [B], [C] en [D] louter op het personeelsfeest aanwezig waren omdat zij werknemers waren van Cultuurtechniek en/of Workshop en dat een dergelijk feest kan worden geacht mede in het belang te zijn van de saamhorigheid in het bedrijf en de motivatie van de daar werkzame personen, zodat desondanks een voldoende nauwe band met hun taak als bedoeld in art. 6:170 BW is komen vast te staan.

Verder is van belang dat zowel [A], [C] als [D] in hun verklaringen tegenover de politie aan [Y] refereren als “mijn baas”. Daaruit kan niet anders geconcludeerd worden dan dat [Y], als middellijk directeur en feitelijk leidinggevende van Cultuurtechniek en Workshop, ook in hun beleving die avond uit hoofde van het werkgeverschap van die bedrijven een zekere zeggenschap over hen had.

Daarbij komt dat gelet op de aard van het feest en de uitvoering daarvan -op naam en voor rekening van de werkgever in aanwezigheid van “de baas” en het gezamenlijk optrekken van de feestgangers- [A], [B], [C], [D] en [Y] enerzijds en Cultuurtechniek en Workshop anderzijds als een zekere eenheid naar buiten traden, namelijk als behorend bij één bedrijf en [X] hen ook als zodanig mocht beschouwen.

Nu verder gesteld noch gebleken is dat [Y] op enigerlei wijze heeft getracht te voorkomen dat olie op de barbecue gegooid werd -integendeel, vooralsnog is juist aannemelijk dat [Y] mede daartoe heeft aangezet en daarmee de kans op schade heeft vergroot- moet de conclusie zijn dat de werkgever van [A], [B], [C] en/of [D] uit hoofde van art. 6:170 BW aansprakelijk is voor de schade die dezen [X] hebben berokkend, mits komt vast te staan dat deze schade het gevolg is van een fout van [A], [B], [C] en/of [D]. Niet in geschil is dat Cultuurtechniek en/of Workshop de werkgever is van [A], [B], [C] en/of [D] en niet [Y] of VOBM. Er is derhalve in zoverre geen toereikende grondslag gesteld of gebleken om ook deze vennootschappen op de voet van art. 6:170 BW aansprakelijk te houden voor de schade van [X].

Verder zal nog onderzocht moeten worden of en zo ja, in welke mate [A], [B], [C] en/of [D] dienen bij te dragen in vergoeding van die schade.

3. Slotsom en kosten

De grieven slagen, zodat het vonnis niet in stand kan blijven. Het zal worden vernietigd als hierna te doen, en voor het overige worden bekrachtigd.

In de zaak met het rolnummer 1080/02 hebben de geïntimeerden zich gerefereerd. Het hof vindt daarin aanleiding de kosten te compenseren als hierna te bepalen. In de overige zaken worden de geïntimeerden steeds in het ongelijk gesteld, zodat zij de kosten van de respectieve zaken dienen te dragen.

4. Beslissing

Het hof:

in de zaak met het rolnummer 1855/03:

voegt de zaak met het rolnummer 1855/03 met de zaken met de rolnummers 1080/02, 1081/02, 1083/02, 1105/02, 1250/02, 1251/02, 1252/02, 1253/02 en 1256/02;

in de zaken met de rolnummers 1250/02, 1251/02 en 1253/02:

verklaart de appellanten sub 1 en 2 in de zaken met de rolnummers 1250/02, 1251/02 en 1253/02 niet-onvankelijk in hun beroep indien en voorzover zij dit hebben ingesteld in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van [C];

in alle zaken:

vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de onder 5.2 gegeven beslissing, en bekrachtigt het vonnis voor het overige;

wijst de zaken terug naar de rechtbank te Utrecht ter verdere afdoening, behoudens de zaken 1250/02, 1251/02 en 1253/02 voorzover de appellanten sub 1 en 2 in die zaken in hoger beroep zijn gekomen in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van [C];

in de zaak met het rolnummer 1080/02:

bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;

in de zaak met het rolnummer 1081/02:

verwijst de geïntimeerden in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten voorzover tot heden aan de kant van de appellanten gevallen, op € 2.912,--;

in de zaak met het rolnummer 1083/02:

verwijst de geïntimeerden in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten voorzover tot heden aan de kant van de appellanten gevallen, op € 2.912,--;

in de zaak met het rolnummer 1105/02:

verwijst de geïntimeerden in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten voorzover tot heden aan de kant van de appellanten gevallen, op € 2.912,--;

in de zaak met het rolnummer 1250/02:

verwijst de geïntimeerden in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten voorzover tot heden aan de kant van de appellanten gevallen, op € 2.912,--;

in de zaak met het rolnummer 1251/02:

verwijst de geïntimeerden in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten voorzover tot heden aan de kant van de appellanten gevallen, op € 2.912,--;

in de zaak met het rolnummer 1252/02:

verwijst de geïntimeerden in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten voorzover tot heden aan de kant van de appellanten gevallen, op € 951,50 op de voet van art. 243 Rv te voldoen aan de griffier van dit hof;

in de zaak met het rolnummer 1253/02:

verwijst de geïntimeerden in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten voorzover tot heden aan de kant van de appellanten gevallen, op € 2.912,--;

in de zaak met het rolnummer 1256/02:

verwijst de geïntimeerden in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten voorzover tot heden aan de kant van de appellanten gevallen, op € 2.912,--;

in de zaak met het rolnummer 1855/03:

verwijst de geïntimeerden in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten voorzover tot heden aan de kant van de appellanten gevallen, op € 2.927,--;

in alle zaken:

verklaart de kostenveroordelingen –behoudens die in de zaak met het rolnummer 1252/02- uitvoerbaar bij voorraad;

bepaalt dat tussentijds beroep in cassatie van dit arrest openstaat.

Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Huijzer, mr. J. den Boer en mr. W.J.J. Los, en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2005.