Home

Gerechtshof Amsterdam, 24-05-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1492, 200.301.788/01 NOT

Gerechtshof Amsterdam, 24-05-2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:1492, 200.301.788/01 NOT

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
24 mei 2022
Datum publicatie
30 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2022:1492
Formele relaties
Zaaknummer
200.301.788/01 NOT

Inhoudsindicatie

Verzoek oud-notaris tot herziening beslissing hof (ECLI:NL:GHAMS:2019:4163) met betrekking tot maatregel van ontzetting uit het ambt, omdat hij additionele bewijsstukken wil overleggen. Herzieningsverzoek voldoet niet aan cumulatieve vereisten die volgens vaste rechtspraak gelden voor een herzieningsverzoek. Het verzoek wordt afgewezen.

Uitspraak

beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.301.788/01 NOT

nummer bestreden beslissing : 200.249.811/01 NOT

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 24 mei 2022

inzake

[oud- notaris] ,

oud-notaris te [plaats] ,

verzoeker,

tegen

BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,

gevestigd te Utrecht,

verweerder,

gemachtigde: [gemachtigde] .

Partijen worden hierna de oud-notaris en het BFT genoemd.

1 De zaak in het kort

Het hof heeft in zijn beslissing van 26 november 2019 de oud-notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt en een geldboete van € 20.750,- opgelegd. De oud-notaris heeft het hof eerder verzocht om diens beslissing te herzien ten aanzien van de opgelegde geldboete, maar dit verzoek is door het hof afgewezen. Thans verzoekt de oud-notaris het hof om diens beslissing te herzien ten aanzien van de maatregel van ontzetting, omdat hij additionele bewijsstukken wil overleggen. Uit deze bewijsstukken zou volgens de oud-notaris blijken dat hij al die tijd correct heeft gehandeld.

2 Het verzoek en het verloop van het geding

2.1.

Bij verzoekschrift van 31 maart 2021 heeft de oud-notaris verzocht om herziening van de beslissing van dit hof van 26 november 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:4163) ten aanzien van de opgelegde boete. Het BFT heeft bij brief van 6 juli 2021 gereageerd op dit herzieningsverzoek.

2.2.

De oud-notaris heeft op 3 oktober 2021 bij het hof een brief met acht bijlagen ingediend, ter aanvulling op zijn verzoekschrift van 31 maart 2021. De oud-notaris heeft in die brief ook verzocht om herziening van de beslissing van het hof van 26 november 2019 ten aanzien van de maatregel van ontzetting.

2.3.

Op 14 oktober 2021 heeft de mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden naar aanleiding van het verzoekschrift van 31 maart 2021. Met partijen is toen besproken dat het hof het nieuwe herzieningsverzoek ten aanzien van de maatregel van ontzetting in een afzonderlijke procedure zou behandelen en dat tijdens de zitting alleen het herzieningsverzoek ten aanzien van de opgelegde boete zou worden behandeld.

2.4.

Bij beslissing van 14 december 2021 heeft het hof het herzieningsverzoek van de oud-notaris ten aanzien van de opgelegde boete afgewezen (ECLI:NL:GHAMS:2021:3776).

2.5.

Het BFT heeft bij brief van 17 december 2021 gereageerd op het nieuwe herzieningsverzoek van de oud-notaris. Deze reactie houdt in dat het BFT van oordeel is dat niet wordt voldaan aan de – in de jurisprudentie vastgestelde – cumulatieve vereisten voor een herzieningsverzoek, zodat het herzieningsverzoek zou moeten worden afgewezen.

2.6.

De oud-notaris heeft op 25 februari 2022 bij het hof een brief met negentien bijlagen ingediend.

2.7.

Het nieuwe herzieningsverzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 maart 2022. De oud-notaris en het BFT, vertegenwoordigd door [gemachtigde] , zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de oud-notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3 De oorspronkelijke klacht en de beslissing

Het gaat in deze zaak om het volgende.

3.1.

Op 14 juli 2017 heeft het BFT bij de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna te noemen: de kamer) een klacht ingediend tegen de oudnotaris. De klacht houdt – kort gezegd – in dat de oud-notaris bij zijn werkzaamheden in het kader van de afwikkeling van een nalatenschap, in ieder geval in schijn, heeft gehandeld in strijd met de notariële onafhankelijkheid en onpartijdigheid, als bedoeld in artikel 17 van de Wet op het notarisambt (Wna). Dit vanwege (i) de onduidelijke en verschuivende rol die de oud-notaris heeft ingenomen en (ii) belangenverstrengeling.

3.2.

De kamer heeft in de beslissing van 13 maart 2018 (ECLI:NL:TNORARL:2018:64) het BFT ontvankelijk verklaard in diens klacht en iedere verdere beslissing aangehouden. Bij beslissing van 18 oktober 2018 (ECLI:NL:TNORARL:2018:39) heeft de kamer de klacht van het BFT deels gegrond en deels ongegrond verklaard en is de oud-notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt opgelegd.

3.3.

Op 19 november 2018 heeft de oud-notaris tegen voormelde beslissingen van de kamer hoger beroep ingesteld. Bij beslissing van 26 november 2019 heeft het hof de beslissing van de kamer bevestigd en, in aanvulling op de beslissing van de kamer, de oud-notaris – naast de maatregel van ontzetting uit het ambt – de maatregel opgelegd tot betaling van een geldboete van € 20.750,-.

4 Herzieningsverzoek

5 Beoordeling

6 Beslissing