Gerechtshof Amsterdam, 22-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1893, 200.324.063/01 NOT
Gerechtshof Amsterdam, 22-08-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1893, 200.324.063/01 NOT
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 22 augustus 2023
- Datum publicatie
- 11 september 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2023:1893
- Zaaknummer
- 200.324.063/01 NOT
Inhoudsindicatie
Klacht tegen notaris. Ne-bis-in-idem. Verklaringen afgelegd in eerste aanleg. Leugenachtige verklaringen. Klacht ongegrond
Uitspraak
beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.324.063/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/402375 KL RK 22-41
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 augustus 2023
inzake
[klager] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. M.A. Schuring, advocaat te Almelo ,
tegen
[notaris] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. F. van der Woude, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.
1 De zaak in het kort
Klager heeft in 2018 een koopovereenkomst gesloten waarbij hij een onroerende zaak heeft gekocht van verkoopster onder de opschortende voorwaarde dat twee hypotheekhouders instemmen met de verkoop en hun medewerking verlenen aan royement van hun hypotheken. Deze (eerste) koopovereenkomst is ingeschreven in de openbare registers. Kort daarna heeft verkoopster dezelfde onroerende zaak aan een derde verkocht. Aan deze derde is vervolgens nog een belendende zaak verkocht. Verkoopster heeft daarop de eerste koopovereenkomst ontbonden omdat de tweede hypotheekhouder niet wilde meewerken aan royement van zijn hypotheekrecht. Klager heeft in een eerdere gevoerde tuchtprocedure de notaris verweten dat hij niet had mogen meewerken aan het opstellen en het inschrijven van de latere koopovereenkomsten met deze derde. Bij beslissing van het hof van 18 februari 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:336) is de klacht van klager gegrond verklaard. In deze procedure verwijt klager de notaris dat hij bij de kamer en bij het hof heeft gelogen over de totstandkoming van deze latere koopovereenkomsten. De kamer heeft de klacht van klager ongegrond verklaard.
2 Het geding in hoger beroep
Klager heeft op 14 maart 2023 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 16 februari 2023 (ECLI:NL:TNORARL:2023:8).
De notaris heeft op 28 april 2023 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 juni 2023. Klager en de notaris, vergezeld van hun gemachtigden, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
3 Feiten
Samengevat, en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
Op 6 juni 2018 heeft klager een koopovereenkomst (hierna: de eerste koopovereenkomst) gesloten met [X] B.V. (hierna: verkoopster). In het koopcontract is vermeld dat verkoopster de onroerende zaak aan de [A-straat] te [plaats] met de huisnummers [00] (hierna: de onroerende zaak) aan klager heeft verkocht.
De koopovereenkomst is gesloten onder de opschortende voorwaarde dat de twee hypotheekhouders instemden met de verkoop en medewerking zouden verlenen aan royement van hun hypotheekrechten.
De eerste koopovereenkomst is op 29 juni 2018 door notaris [Y] (hierna de notaris van klager) ingeschreven in de openbare registers op grond van artikel 7:3 BW.
Op 1 juli 2018 heeft verkoopster klager gemeld dat de onderhandelingen gestaakt zouden worden en dat de onroerende zaak aan een ander verkocht zou worden.
De destijds op het kantoor van de notaris werkzame kandidaat-notaris (hierna: de kandidaat-notaris) heeft op verzoek van [Z] (hierna: [Z] ) omstreeks eind juni/begin juli 2018 (de datum staat niet vast tussen partijen) een koopovereenkomst (hierna ook: de tweede koopovereenkomst) opgesteld, waarbij verkoopster de onroerende zaak verkocht aan [Z] .
Op 4 juli 2018 heeft verkoopster de eerste koopovereenkomst met klager ontbonden omdat de tweede hypotheekhouder niet wilde meewerken aan royement van zijn hypotheekrecht.
Op 5 juli 2018 is de notaris van klager gebeld door de kandidaat-notaris met het verzoek om de in de openbare registers ingeschreven eerste koopovereenkomst uit te schrijven, zodat de kandidaat-notaris de tweede koopovereenkomst kon inschrijven.
Op 6 juli 2018 ontving de kandidaat-notaris bericht van de notaris van klager dat de eerste koopovereenkomst niet werd uitgeschreven, omdat klager het niet eens was met de ontbinding van de eerste koopovereenkomst. Naar aanleiding hiervan heeft de kandidaat-notaris zijn werkzaamheden ten aanzien van de levering van de onroerende zaak opgeschort.
Op 7 augustus 2018 heeft de notaris een koopovereenkomst (hierna: de derde koopovereenkomst) opgesteld waarbij verkoopster aan [Z] heeft verkocht de onroerende zaak aan de [A-straat] te [plaats] met huisnummer [01] . Deze overeenkomst is op 8 augustus 2018 ingeschreven in de openbare registers.
Op 12 oktober 2018 heeft klager vanwege het handelen van de notaris in deze zaak bij de kamer een klacht tegen hem ingediend. Klager heeft zich daarbij, onder meer, op het standpunt gesteld dat de notaris vanwege het bestaan en zijn wetenschap van de eerste koopovereenkomst zijn werkzaamheden ten behoeve van de derde koopovereenkomst had moeten weigeren.
De kamer heeft de klacht van 12 oktober 2018 ongegrond verklaard omdat klager zijn stellingen in deze klachtprocedure onvoldoende heeft onderbouwd. Klager heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof heeft daarop bij beslissing van 18 februari 2020 (ECLI: NL:GHAMS:2020:336) geoordeeld dat het gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval op de weg van de notaris had gelegen, alvorens de derde koopovereenkomst op te stellen, eerst nader onderzoek in te stellen naar de status (verkocht/niet verkocht) en objectgrenzen van de te verkopen onroerende zaak. Aan de notaris is de maatregel van berisping opgelegd.