Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8704, 200.170.614
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 02-10-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8704, 200.170.614
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Datum uitspraak
- 2 oktober 2018
- Datum publicatie
- 4 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:GHARL:2018:8704
- Zaaknummer
- 200.170.614
Inhoudsindicatie
Hoger beroep van ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1793 respectievelijk ECLI:NL:RBGEL:2014:1630; door medewerker opgezet voucherproject ter verkrijging van later van universiteit teruggevorderde subsidie; te omvangrijke pleitnota; fraude?; omvang formele rechtskracht; bewijskracht ontslagbeslissing CRvB (ECLI:NL:CRVB:2013:1633); roekeloosheid, ernstig verwijt en onrechtmatige daad; vergelijking werkelijke en hypothetische situatie; inlichtingencomparitie voor schadebegroting.
Uitspraak
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.170.614
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 230090)
arrest van 2 oktober 2018
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
in eerste aanleg: een der gedaagden,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. P.A. Visser,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Wageningen Universiteit,
gevestigd te Wageningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: WU,
advocaat: mr. P.S. Jonker.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 5 september 2012 (eerste tussenvonnis tot comparitie), 10 april 2013 (tweede tussenvonnis, tevens tot comparitie), 6 november 2013 (derde, incidenteel tussenvonnis), 19 februari 2014 (vierde tussenvonnis) en 5 november 2014 (eindvonnis) die de rechtbank heeft gewezen tussen WU als eiseres en [appellant] als een der gedaagden (naast [stichting] en [naam 1] ). De tussenvonnissen van 10 april 2013 en 19 februari 2014 zijn gepubliceerd onder ECLI:NL:RBGEL:2013:CA1793 respectievelijk ECLI:NL:RBGEL:2014:1630.
2 Het geding in hoger beroep
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 3 februari 2015,
- de memorie van grieven met producties,
- de memorie van antwoord met producties,
- een akte van [appellant] tot overlegging van producties ten behoeve van schriftelijk pleidooi,
- de schriftelijke pleidooien overeenkomstig de pleitnotities.
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
3 De vaststaande feiten
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in rov. 2.1 tot en met 2.13 van het tussenvonnis van 10 april 2013.