Gerechtshof Arnhem, 08-07-2008, BH9792, 104.000.758
Gerechtshof Arnhem, 08-07-2008, BH9792, 104.000.758
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 8 juli 2008
- Datum publicatie
- 27 mei 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2008:BH9792
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BM3868, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2010:BM3868
- Zaaknummer
- 104.000.758
Inhoudsindicatie
Dexia heeft evenwel bij memorie van antwoord in incidenteel appel (onder 10 en volgende) betoogd dat aan [geïntimeerde] geen recht op doorbetaling van dividend toekwam, omdat door art. 6 van de overeenkomst aan art. 3 BVEL de werking zou zijn ontnomen, aangezien art. 6 bepaalt dat lessee aan Legio-Lease een premie is verschuldigd gelijk aan het bruto-dividend dat op de waarden betaalbaar wordt gesteld gedurende de looptijd van deze lease-overeenkomst met een daarbij nader omschreven minimum. Dit zou ertoe leiden dat er (anders dan in de zaak waarin de Hoge Raad bij arrest van 28 maart 2008, LJN BC2837 uitspraak heeft gedaan) geen sprake was van aflevering in de zin van art. 7A:1576 lid 1 BW.
Dexia heeft voorts (zie die memorie onder 15) betoogd dat de overeenkomst niet de strekking heeft tot eigendomsverkrijging.
[geïntimeerde] is op deze, ook na genoemd arrest van de Hoge Raad nog van belang zijnde verweren bij zijn akte van 1 april 2008 niet ingegaan. Het hof zal hem alsnog daartoe de gelegenheid bieden, waartoe hij een nadere akte zal kunnen nemen.
Uitspraak
8 juli 2008
zesde civiele kamer
zaaknummer 104.000.758
rolnummer (oud) 2005/129
G E R E C H T S H O F T E A R N H E M
A r r e s t
In de zaak van:
de naamloze vennootschap
Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
principaal appellante, tevens incidenteel geïntimeerde,
procureur: mr. A.T. Bolt,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
principaal geïntimeerde, tevens incidenteel appellant,
procureur: mr. R.E.F. Bergwerf Bok.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar de vonnissen van 11 februari 2004 (het tussenvonnis) en 30 juni 2004 (het eindvonnis) dat de rechtbank Arnhem tussen principaal appellante, tevens incidenteel geïntimeerde (hierna te noemen: Dexia) als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie enerzijds en principaal geïntimeerde, tevens incidenteel appellant (hierna te noemen: [geïntimeerde]) als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie anderzijds heeft gewezen. Van het eindvonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Dexia heeft bij exploot van 28 september 2004 aan [geïntimeerde] hoger beroep van het eindvonnis in conventie en reconventie aangezegd, met dagvaarding van [geïntimeerde] voor dit hof.
2.2 Dexia heeft afgezien van het dienen van grieven.
2.3 [geïntimeerde] heeft in het principaal appel een akte genomen en tevens incidenteel appel ingesteld van het eindvonnis in reconventie, drie grieven tegen dat vonnis aangevoerd en toegelicht, twee producties in het geding gebracht en geconcludeerd dat het hof het eindvonnis in conventie zal bekrachtigen en het eindvonnis in reconventie zal bekrachtigen, voor zover daarbij de overeenkomst aangeduid als “Winstverdriedubbelaar” met contractnummer [...] (hierna: de overeenkomst) is ontbonden, en dit vonnis – zo begrijpt het hof – voor het overige zal vernietigen en, opnieuw recht doende, Dexia bij wijze van schadevergoeding zal veroordelen tot betaling aan [geïntimeerde] van een bedrag groot € 4.635,02, althans een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2004 met veroordeling van Dexia in de kosten van beide instanties.
2.4 Dexia heeft bij memorie van antwoord in het incidenteel appel de grieven van [geïntimeerde] bestreden, vier producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof het vonnis (hof: in reconventie) eventueel onder verbetering van gronden zal bekrachtigen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep.
2.5 [geïntimeerde] heeft nog een akte in incidenteel appel genomen.
2.6 Ten slotte hebben partijen de stukken aan het hof overgelegd voor het wijzen van arrest.
3 De vaststaande feiten
3.1 Aangezien in hoger beroep geen grieven of bezwaren zijn aangevoerd tegen de feiten die rechtbank in het eindvonnis onder 2.1 tot en met 2.7 als tussen partijen vaststaand heeft aangemerkt, zal het hof in hoger beroep ook van die feiten uitgaan. Dat geldt ook voor de vaststelling door de rechtbank in het eindvonnis onder 4.1 van de inhoud van de vorenbedoelde overeenkomst.
3.2 Daaraan voegt het hof toe:
a. [geïntimeerde] was ten tijde van het afsluiten van de overeenkomst op 26 april 2000 gehuwd.
b. Zijn echtgenote heeft bij brief van 20 maart 2004 aan Dexia op grond van art. 1:88 lid 1 onder c BW (hof: kennelijk is bedoeld: onder d) de nietigheid van die overeenkomst ingeroepen.
c. [geïntimeerde] heeft door middel van een verklaring als bedoeld in art. 7:908 BW tijdig aan Dexia laten weten niet gebonden te willen zijn aan de door het gerechtshof te Amsterdam bij beschikking van 25 januari 2007 verbindend verklaarde vaststellingsovereenkomst tussen Dexia en haar wederpartijen bij effectenlease-overeenkomsten.
4 De beoordeling van het incidenteel appel
4.1 [geïntimeerde] betoogt met grief 1 in het incidenteel appel dat de in het geding zijnde overeenkomst een koop op afbetaling als bedoeld in art. 7A:1576, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) vormt. De toelichting op grief 2 in het incidenteel appel bevat de klacht dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de overeenkomst niet op grond van art. 1:88 juncto 1:89 BW vernietigd kan worden.
Dexia bestrijdt het standpunt van [geïntimeerde] gemotiveerd. Zij heeft bestreden dat voor de overeenkomst de toestemming van de echtgenote van [geïntimeerde] was vereist. Volgens Dexia betreft het hier geen koop op afbetaling.
4.2 De overeenkomst (productie 1 bij de inleidende dagvaarding) bevat de navolgende bepalingen:
“1. Lessee least van Legio-Lease, gelijk deze aan lessee verleast, de hierna te noemen aandelen/effecten, verder ook te noemen de “waarden”
[…]
omschrijving eerste aankoop: aandelen aandelen aandelen
fonds: ABN AMRO AHOLD ING
[…] 60 60 60
aantal:
[…]
totaal aankoopbedragen: EUR 19.467,00 […]
totaal te betalen rente […] EUR 4.084,56 […]
[…]
2. Deze lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 36 maanden, te rekenen vanaf de eerste aankoopdag van de waarden.
3. De leasesom bedraagt:
a. Het totaal van 36 gelijke maandtermijnen van zegge: […] (€ 113,46) […]
b. Een bedrag van f. 100,- op of omstreeks de 35e maand.
c. Aan het einde van de lease-overeenkomst het restant van [..] (€ 19.421,62)
[…]
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.
4. [..]
5. Zodra lessee al datgene aan Legio-Lease heeft betaald wat hij haar krachtens deze lease-overeenkomst en de daarbij behorende Bijzondere Voorwaarden Effectenlease verschuldigd is of zal worden, is lessee automatisch en van rechtswege eigenaar van de waarden geworden.
4.3 De Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease (productie 2 bij de inleidende dagvaarding) (hierna: BVEL) bevatten onder andere de navolgende bepalingen:
“2. Legio-Lease en lessee komen overeen dat het eigendom van de waarden op lessee overgaat door vervulling van de opschortende voorwaarde dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Teneinde te bewerkstelligen dat lessee alsdan van rechtswege eigenaar van de waarden wordt, worden de in de overeenkomst genoemde waarden voorwaardelijk overgedragen aan lessee en wel onder de opschortende voorwaarden dat lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan. Deze voorwaardelijke overdracht geschiedt doordat genoemde waarden onverwijld na verkrijging ervan door Legio-Lease ten name van lessee worden bijgeschreven in de administratie van Bank Labouchere, overeenkomstig artikel 17 van de Wge, ter uitvoering van de in de eerste zin van dit artikel omschreven verbintenis tot voorwaardelijke overdacht. Legio-Lease behoudt het eigendom van de waarden tot lessee aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst heeft voldaan en blijft als zodanig bevoegd over de waarden te beschikken zonder dat dit ten nadele van lessee werkt.
3. Alle baten en waardeveranderingen van de waarden komen de lessee toe. Legio-Lease zal […] de dividendbaten zo spoedig mogelijk na de betaalbaarstelling daarvan aan lessee doen toekomen […] Ingeval van een keuzedividend zal de keuze van Legio-Lease worden bepaald door lessee […]
[…]
10. Indien lessee aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst heeft voldaan, zullen de waarden aan lessee worden uitgeleverd, tenzij lessee alsdan mededeelt de voorkeur te geven aan de verkoop van de waarden. [..]”
4.4 Art. 7A:1576 lid 1 BW definieert koop op afbetaling als de koop en verkoop, waarbij partijen overeenkomen dat de koopprijs wordt betaald in termijnen, waarvan twee of meer verschijnen, nadat de verkochte zaak aan de koper is afgeleverd.
4.5 Art. 7A:1576h lid 1 BW definieert huurkoop als de koop en verkoop op afbetaling, waarbij partijen overeenkomen dat de verkochte zaak niet door enkele aflevering in eigendom overgaat, maar pas door vervulling van de opschortende voorwaarde van algehele betaling van wat door de koper uit hoofde van de koopovereenkomst verschuldigd is.
Volgens art. 7A:1576 lid 1 BW wordt huurkoop aangegaan bij authentieke of onderhandse akte.
4.6 Art. 1:88 lid 1 aanhef en onder d BW bepaalt dat een echtgenoot de toestemming van de andere echtgenoot behoeft voor overeenkomsten van koop op afbetaling. Lid 3 van dat artikel bepaalt dat de toestemming schriftelijk moet worden verleend, indien de wet voor het verrichten van de rechtshandeling een vorm voorschrijft.
4.7 Uit de onder 4.2 weergegeven tekst van de overeenkomst blijkt dat de overeenkomst de koop door [geïntimeerde] van Dexia van aandelen betreft tegen een koopprijs van EUR 19.467,-. De overige bedragen die tezamen met de koopprijs de leasesom vormen, betreffen steeds rentetermijnen. De koopprijs dient, zo vloeit uit de overeenkomst voort, te worden betaald met een eerste termijn groot f 100,- (EUR 45,38) ongeveer 35 maanden na het afsluiten van de overeenkomst en een slotbetaling van EUR 19.421,62 na 36 maanden.
Aldus is hier in beginsel sprake van een overeenkomst van koop op afbetaling.
4.8 Uit het onder 4.3 weergegeven art. 2 BVEL volgt dat de eigendom van de waarden eerst op de koper over zou gaan door betaling van de gehele leasesom. Uit art. 3 BVEL volgt dat aan de koper dadelijk nadat hij de overeenkomst was aangegaan, alle baten en alle waardeveranderingen toekwamen. Aldus heeft [geïntimeerde] in beginsel direct na het aangaan van de overeenkomst het genot van de aandelen verworven. De aandelen zijn derhalve, uitgaande van de toepasselijkheid van art. 3 BVEL, in beginsel bij het aangaan van de overeenkomst afgeleverd zoals bedoeld in art. 7A:1576h BW.
4.9 Uit het voorgaande volgt dat de overeenkomst betrekking heeft op vermogensrechten, te weten aandelen, waarvan de koopprijs wordt betaald in twee termijnen die verschijnen nadat de aandelen aan [geïntimeerde] zijn afgeleverd en dat hij pas eigenaar van die aandelen wordt doordat hij aan al zijn verplichtingen uit de overeenkomst zal hebben voldaan. Derhalve zou de overeenkomst moeten worden aangemerkt als huurkoop en behoefde [geïntimeerde] voor het aangaan van de overeenkomst de schriftelijke toestemming van zijn echtgenote. Die toestemming, zo staat tussen partijen als onbestreden vast, ontbreekt.
4.10 Dexia heeft evenwel bij memorie van antwoord in incidenteel appel (onder 10 en volgende) betoogd dat aan [geïntimeerde] geen recht op doorbetaling van dividend toekwam, omdat door art. 6 van de overeenkomst aan art. 3 BVEL de werking zou zijn ontnomen, aangezien art. 6 bepaalt dat lessee aan Legio-Lease een premie is verschuldigd gelijk aan het bruto-dividend dat op de waarden betaalbaar wordt gesteld gedurende de looptijd van deze lease-overeenkomst met een daarbij nader omschreven minimum. Dit zou ertoe leiden dat er (anders dan in de zaak waarin de Hoge Raad bij arrest van 28 maart 2008, LJN BC2837 uitspraak heeft gedaan) geen sprake was van aflevering in de zin van art. 7A:1576 lid 1 BW.
Dexia heeft voorts (zie die memorie onder 15) betoogd dat de overeenkomst niet de strekking heeft tot eigendomsverkrijging.
[geïntimeerde] is op deze, ook na genoemd arrest van de Hoge Raad nog van belang zijnde verweren bij zijn akte van 1 april 2008 niet ingegaan. Het hof zal hem alsnog daartoe de gelegenheid bieden, waartoe hij een nadere akte zal kunnen nemen.
4.11 Voorts heeft Dexia (zie die memorie onder 17 en volgende) zich erop beroepen dat de bevoegdheid van de echtgenote van [geïntimeerde] is verjaard door verloop van een termijn van drie jaar vanaf het moment dat de tot vernietiging bevoegde partij kennis heeft genomen van de vernietigbare rechtshandeling. Dexia stelt onderbouwd dat de echtgenote van [geïntimeerde] ten tijde van haar brief van 20 maart 2004, waarbij zij de buitengerechtelijke vernietiging van de overeenkomst heeft ingeroepen, reeds meer dan drie jaar met het bestaan van de overeenkomst bekend was.
Ten slotte heeft Dexia (zie die memorie onder 21 en volgende) ten verwere tegen (de gevolgen van) de vernietiging ex art. 1:88 BW aangevoerd dat deze onder de daar vermelde omstandigheden misbruik van recht oplevert.
[geïntimeerde] is op het verjaringsverweer reeds (tevoren) ingegaan bij de toelichting op grief 2 in het incidenteel appel, maar nu dit verweer eerst is ontwikkeld bij memorie van antwoord in het incidenteel appel en [geïntimeerde] daarop bij zijn akte van 1 april 2008 niet heeft gereageerd, zal [geïntimeerde] de gelegenheid te krijgen hier nader op te reageren. Ook daartoe kan voormelde nadere akte dienen, waarin hij tevens kan ingaan op het beroep op misbruik van recht en desverlangd op andere, bij die memorie ontwikkelde verweren van Dexia.
4.12 Het hof zal in afwachting van de nadere akte van [geïntimeerde] iedere verdere beslissing aanhouden.
Beslissing
Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
stelt [geïntimeerde] in de gelegenheid bij nadere akte in te gaan op de onder 4.10 en 4.11 bedoelde verweren van Dexia;
bepaalt dat de zaak wederom zal worden uitgeroepen ter rolle van 5 augustus 2008;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.J. Makkink, R.A. Dozy en W. Duitemeijer en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2008.