Home

Gerechtshof Arnhem, 21-03-2011, BP8817, 24-002466-10

Gerechtshof Arnhem, 21-03-2011, BP8817, 24-002466-10

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
21 maart 2011
Datum publicatie
23 maart 2011
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2011:BP8817
Formele relaties
Zaaknummer
24-002466-10

Inhoudsindicatie

De verdachte heeft niet voldaan aan de op hem rustende verplichting er voor te zorgen dat zijn zoon [zoon] diens school geregeld bezocht. Hiermee heeft de verdachte er blijk van gegeven onvoldoende in te zien wat het nut en de noodzaak is van educatie voor de sociale en maatschappelijke ontwikkeling van zijn zoon. Daarnaast is de verdachte ten opzichte van zijn zoon tekortgeschoten in zijn taak als ouder en opvoeder, door zich onvoldoende in te spannen dat zijn zoon het voor hem van belang zijnde onderwijs volgde. De omstandigheid dat de verdachte zich thans opnieuw gedurende een langere periode heeft schuldig gemaakt aan het niet naleven van de Leerplichtwet 1969 en eerdere strafzaken kennelijk niet tot gedragsverandering hebben geleid, rechtvaardigt naar het oordeel van het hof uit het oogpunt van normhandhaving het opleggen van onvoorwaardelijke hechtenis voor de duur van twee weken.

Uitspraak

parketnummer: 24-002466-10

parketnummer eerste aanleg: 07-692120-10

Arrest van 21 maart 2011 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter Zwolle-Lelystad van 8 oktober 2010 in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren op [1969] te [geboorteplaats],

wonende te [woonplaats], [adres],

verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Taner, advocaat te Lelystad.

Het vonnis waartegen het beroep is gericht

De kantonrechter Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een overtreding veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.

Gebruik van het rechtsmiddel

De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.

Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.

De vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot hechtenis voor de duur van twee weken.

De beslissing op het hoger beroep

Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:

hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2009 tot en met 1 juni 2010 in de gemeente [gemeente], meermalen, althans eenmaal, terwijl hij (telkens) als degene die het gezag uitoefende over de jongere [kind], geboren op [1994], althans zich (telkens) met de feitelijke verzorging van die jongere had belast, (telkens) niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten de [school], was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij in de periode van 30 september 2009 tot en met 1 juni 2010 in de gemeente [gemeente], als degene die het gezag uitoefende over de jongere [kind], geboren op 14 december 1994, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 te zorgen dat voornoemde jongere, die als leerling van een school, te weten de [school], was ingeschreven, die school na inschrijving geregeld bezocht.

Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.

Kwalificatie

Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:

als persoon, bedoeld in artikel 2 van de Leerplichtwet 1969, een in artikel 2 van die Wet opgelegde verplichting niet nakomen.

Strafbaarheid

Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.

Strafmotivering

Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft niet voldaan aan de op hem rustende verplichting er voor te zorgen dat zijn zoon [kind] diens school geregeld bezocht. Hiermee heeft de verdachte er blijk van gegeven onvoldoende in te zien wat het nut en de noodzaak is van educatie voor de sociale en maatschappelijke ontwikkeling van zijn zoon. Daarnaast is de verdachte ten opzichte van zijn zoon tekortgeschoten in zijn taak als ouder en opvoeder, door zich onvoldoende in te spannen dat zijn zoon het voor hem van belang zijnde onderwijs volgde.

Voorts blijkt uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 januari 2011, alsmede uit het onderzoek ter terechtzitting, dat hij eerder is veroordeeld ter zake van dit delict. Bovendien heeft de verdachte ter zake van dit delict al eens in het kader van een transactie een taakstraf ondergaan.

Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

De omstandigheid dat de verdachte zich thans opnieuw gedurende een langere periode heeft schuldig gemaakt aan het niet naleven van de Leerplichtwet 1969 en eerdere strafzaken kennelijk niet tot gedragsverandering hebben geleid, rechtvaardigt naar het oordeel van het hof uit het oogpunt van normhandhaving het opleggen van onvoorwaardelijke hechtenis van de duur zoals opgelegd door de kantonrechter en thans door de advocaat-generaal gevorderd.

De raadsman van de verdachte heeft in het kader van het door hem gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof oplegging van een andere strafmodaliteit aangewezen acht.

Ook overigens is het hof daarvan niet gebleken.

Toepassing van wetsartikelen

Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

De uitspraak

HET HOF,

RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:

vernietigt het vonnis, waartegen het beroep zich richt, en opnieuw recht doende:

verklaart het aan de verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte [verdachte] tot hechtenis voor de duur van twee weken;

Dit arrest is aldus gewezen door mr. D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en mr. J. Dolfing, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.