Gerechtshof Den Haag, 28-05-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2263, 200.132.074-01 en 200.132.165-01 en 200.132.168-01
Gerechtshof Den Haag, 28-05-2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:2263, 200.132.074-01 en 200.132.165-01 en 200.132.168-01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 28 mei 2014
- Datum publicatie
- 9 juli 2014
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2014:2263
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:688
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:374
- Zaaknummer
- 200.132.074-01 en 200.132.165-01 en 200.132.168-01
Inhoudsindicatie
Verdeling eenvoudige gemeenschap. Huwelijkse voorwaarden, afwikkeling. Nominaal vergoedingsrecht. Gebruiksvergoeding.
Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 28 mei 2014
Zaaknummers : 200.132.074/01 en 200.132.165/01 & 200.132.168/01
Rekestnummers rechtbank : FA RK 12-353 en 12-7068
Zaaknummers rechtbank : C/09/417860 en C/09/427439
In de zaak met zaaknummer 200.132.074/01
[appellante],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. G.W.J. van Dijke te Middelburg,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C. Hartmann te 's-Gravenhage.
In de zaak met zaaknummers 200.132.165/01 & 200.132.168/01
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C. Hartmann te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. G.W.J. van Dijke te Middelburg.
Als degene wiens/wier verklaring in verband met de beoordeling van het verzoek van betekenis kan zijn, is aangemerkt:
de Stichting Bureau Jeugdzorg Haaglanden/Zuid-Holland te Leiden,
hierna te noemen: Jeugdzorg
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
In de zaak met zaaknummer 200.132.074/01
De vrouw is op 20 augustus 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 21 mei 2013 van de rechtbank Den Haag, verbeterd bij herstelbeschikking van 9 augustus 2013.
De man heeft op 4 november 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 18 maart 2014 een V-formulier van 18 maart 2014 met bijlagen.
In de zaak met zaaknummers 200.132.165/01 & 200.132.168/01
De man is op 21 augustus 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 21 mei 2013 van de rechtbank Den Haag, verbeterd bij herstelbeschikking van 9 augustus 2013, hierna: de bestreden beschikking.
De vrouw heeft op 1 november 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- -
-
op 26 augustus 2013 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- -
-
op 3 september 2013 een V-formulier van 2 september 2013 met bijlagen;
- -
-
op 3 september 2013 een brief kennelijk abusievelijk gedateerd 2 augustus 2013 in plaats van 2 september 2013, met bijlagen;
van de zijde van de vrouw:
- op 18 maart 2014 een V-formulier van 17 maart 2014 met bijlagen.
De raad heeft bij brief van 4 oktober 2013 aan het hof laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
In alle zaken gezamenlijk
De zaken zijn op 28 maart 2014 gezamenlijk mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- namens Jeugdzorg: mevrouw E. Kielen.
De advocaten van partijen hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.
De hierna te noemen minderjarigen zijn opgeroepen voor kinderverhoor.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is - voor zover hier van belang en uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat de man voorlopig de gezagsbeslissingen ten aanzien van:
[kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en
[kind 2], geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] zal nemen en dat hij de vrouw over alle te nemen beslissingen zal informeren, alsmede dat de vrouw voorlopig de gezagsbeslissingen ten aanzien van:
[kind 3], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] zal nemen en dat zij de man over alle te nemen beslissingen zal informeren. De twee laatstgenoemde kinderen van partijen hierna te noemen: de minderjarigen.
Voorts is
- -
-
het voortgezet gebruiksrecht van de echtelijke woning te [woonplaats], [straatnaam] [nummer a en b] en de inboedel aan de man toegekend gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking;
- -
-
het verzoek tot bepaling van een door de man aan de vrouw te betalen gebruiksvergoeding afgewezen.
De vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk is als volgt vastgesteld:
- -
-
de echtelijke woning zal worden verkocht, waarbij aan de vrouw uit de overwaarde na aftrek van verkoopkosten uit hoofde van haar vergoedingsrecht een bedrag van € 521.486,- toekomt en het nadien resterende saldo door partijen bij helfte moet worden verdeeld;
- -
-
aan de man wordt toegedeeld de en/of rekening bij Van Lanschot Bankiers met nummer [123], onder de verplichting aan de vrouw te voldoen de helft van het saldo per heden;
- -
-
aan ieder van partijen worden de aan hem of haar toekomende erfstukken alsmede de helft van de inboedel toegedeeld.
Deze vermogensrechtelijke vaststelling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het verzoek van de man bij de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden te betrekken de vordering die hij in privé dan wel die zijn BV op de vrouw heeft vanwege ten behoeve van haar verrichte werkzaamheden, is afgewezen.
De echtscheidingsbeschikking is op 22 mei 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
In geschil zijn:
- -
-
het gezag over de minderjarigen;
- -
-
de vergoedingsrechten van de man en de vrouw met betrekking tot de voormalige echtelijke woning te weten [straatnaam] [nummer a] en [straatnaam] [nummer b];
- -
-
de verdeling van de eenvoudige gemeenschap van deze woning;
- -
-
de gebruiksvergoeding;
- -
-
de en/of rekening met nummer [123];
- -
-
de vergoeding voor de werkzaamheden inzake aan de vrouw opgekomen nalatenschappen;
- -
-
de inboedel.
In de zaak met zaaknummer 200.132.074/01
De vrouw verzoekt bij beschikking, voor zover de wet zulks toelaat uitvoerbaar bij voorraad: de bestreden beschikking verbeterd bij herstelbeschikking van 9 augustus 2013 (gedeeltelijk) te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
a. te bepalen dat aan de vrouw een (nominale) vergoedingsvordering ad € 453.701,75 in verband met haar privé-investering in de op 1 april 2009 aan partijen gezamenlijk geleverde woning [straatnaam] [nummer a] toekomt;
b. voor recht te verklaren dat de waarde/opbrengst van [straatnaam] [nummer b] slechts aan de vrouw toekomt;
c. de (vergoedings)vorderingen van de man af te wijzen dan wel te stellen op nihil;
d. te bepalen dat de (vergoedings)vordering van de vrouw vanwege haar investering in de verbouwing van de echtelijke woning € 325.000,- bedraagt;
e. de wijze van verrekening van de vergoedingsvorderingen opnieuw vast te stellen, alsmede te bepalen dat de vergoedingsvorderingen eerst in mindering strekken op de overwaarde van de woning (bij toedeling of verkoop) en het restant tussen de man en de vrouw dient te worden verdeeld althans (in het geval van onderlinge toedeling van de woning) een rol speelt bij de berekening van een eventuele over- of onderbedelingsvordering;
f. de wijze van verdeling van de echtelijke woning te gelasten in die zin dat (primair) de gehele woning ([straatnaam] [nummer a] en [straatnaam] [nummer b]) aan de vrouw wordt toegedeeld en (subsidiair) één van de twee woningen na splitsing althans het opheffen van de verheling aan de vrouw wordt toegedeeld en de andere woning wordt verkocht, afhankelijk van de vraag of de vrouw in staat is om de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheken te laten ontslaan in de verschillende scenario’s en afhankelijke van de vraag wat de staat van de woningen is vóór toedeling;
g. primair te bepalen dat de man een (gebruiks)vergoeding ad primair € 4.500,- per maand en subsidiair € 5.090,- per maand is verschuldigd aan de vrouw vanwege het (voorgezet) gebruik van de woning met uitsluiting van de vrouw, vanaf 1 maart 2012 tot en met de dag dat het gebruik van de woning door de man eindigt en de vrouw in staat is gesteld om de woning te gebruiken, te vermeerderen met wettelijke rente telkens vanaf de eerste dag van iedere maand dat de man de (maandelijkse) gebruiksvergoeding is verschuldigd en deze niet heeft voldaan, telkens tot aan de dag der algehele voldoening en daarbij - indien de man volledige openheid van zaken geeft omtrent zijn inkomsten en vermogen - te bepalen dat de door de man verschuldigde gebruiksvergoeding eerst opeisbaar is bij verkoop en levering van (een gedeelte van) de woning, doch uiterlijk op 1 april 2014;
h. primair te bepalen dat het saldo op de en/of rekening ad (per 6 juni 2013) € 13.420,52 geheel aan de vrouw toekomt en de man gehouden is om het inmiddels door de bank aan hem uitgekeerde bedrag aan de vrouw te voldoen en subsidiair te bepalen dat de door ‘tante [X]’ gedane schenking uitsluitend aan de vrouw toekomt, evenals het vrijgekomen en op de en/of rekening gestorte spaarloon, waarna het restantsaldo kan worden verdeeld;
i. te bepalen dat de gehele inboedel aan de vrouw toekomt, onder de voorwaarde dat de in productie 2 bij map 8 gevoegde lijst genoemde goederen worden verdeeld conform die lijst;
j. te bepalen dat de inboedel in de huidige woning van de vrouw (het appartement) het eigendom is van uitsluitend de vrouw, met uitzondering van de door de vrouw van derden geleende goederen;
kosten rechtens.
De man bestrijdt het beroep en verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar appel, althans haar haar verzoeken te ontzeggen, althans de verzoeken van de vrouw af te wijzen.
In de zaak met zaaknummers 200.132.165/01 & 200.132.168/01
De man verzoekt bij beschikking, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw rechtdoende:
de bestreden beschikking te vernietigen ten aanzien van de beslissing met betrekking tot de gezagsbeslissingen ten aanzien van de minderjarigen en opnieuw rechtdoende, te bepalen dat het gezamenlijk ouderlijk gezag ongewijzigd blijft, althans opnieuw rechtdoende te bepalen dat de man voorlopig alle gezagsbeslissingen zal nemen over de minderjarigen, waarbij hij gelijktijdig de vrouw dient te informeren over de te nemen beslissingen;
onder vernietiging van de bestreden beschikking het verzoek van de vrouw tot vergoeding van een bedrag van € 325.000,- af te wijzen en de beslissing van de rechtbank dat aan de vrouw een vergoedingsrecht van € 128.493,-, waarvan onder aan de streep € 96.486,- resteert, toekomt, te vernietigen;
onder vernietiging van de bestreden beschikking opnieuw te bepalen: primair de woning aan de man toe te scheiden, subsidiair te bepalen dat de woning ex artikel 3:178 lid 3 BW voor een periode van drie jaren onverdeeld wordt gelaten en meer subsidiair te bepalen dat de woning teruggebracht dient te worden in de oorspronkelijke staat (lees: opnieuw te splitsen in afzonderlijke woonhuizen, [nummer a en b]), waarbij [straatnaam] [nummer a] te [woonplaats] wordt toegescheiden aan de man, dan wel ex artikel 3:178 lid 3 BW onverdeeld wordt gelaten voor de duur van drie jaren, en[straatnaam] [nummer b] te [woonplaats] zal worden verkocht;
onder vernietiging van de bestreden beschikking en voor zover van belang onder vernietiging van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 25 januari 2013, te bepalen dat de vrouw aan de man een bedrag van € 1.303.800,- dient te voldoen, te vermeerderen met de wetttelijke rente met ingang van 3 december 2011, althans met ingang van zodanige datum en zodanig bedrag als het hof juist acht;
onder wijziging/vernietiging van de bestreden beschikking te bepalen dat de en/of rekening bij Van Lanschot Bankiers (met nummer [123]) wordt toegedeeld aan de man, onder de verplichting aan de vrouw te voldoen de helft van het saldo op de peildatum 21 mei 2013 na aftrek van de € 800,- ter zake kinderalimentatie en € 410,- ter zake de belastingteruggave ten name van de man;
onder vernietiging van de bestreden beschikking opnieuw te bepalen dat de in de echtelijke woning staande en gelegen aan de [straatnaam] [nummer a en b] te [woonplaats] aanwezige inboedel volledig aan de man toekomt en dat de inboedel aanwezig in de door de vrouw gehuurde opslag en in haar huurwoning aan [adres] volledig toekomt aan de vrouw, zonder nadere verrekening;
kosten rechtens.
De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn grieven dan wel het hoger beroep van de man ongegrond te verklaren.
In alle zaken gezamenlijk
Het hof zal de grieven van partijen vanwege de onderlinge samenhang gezamenlijk behandelen.
Gezag
Het hof stelt vast dat partijen steeds het gezamenlijk gezag over de minderjarige kinderen hebben gehad. De rechtbank heeft in haar door de man overgelegde beschikking van 24 december 2013 nog eens bevestigd dat aan partijen het gezamenlijk gezag over de thans nog minderjarige kinderen toekomt. De man heeft derhalve geen belang bij zijn verzoek ter zake. Om die reden heeft het hof - na de advocaten van partijen hieromtrent gehoord te hebben - besloten de opgeroepen minderjarigen niet te horen, teneinde hen niet verder te belasten. Het verzoek van de man ten aanzien van het gezag zal bij gebreke van enig belang worden afgewezen.
Woning [nummer a en b]
Het hof overweegt als volgt. De voormalige echtelijke woning van partijen bestaat uit twee aparte onroerende zaken welke door samenvoeging als één woning worden gebruikt. Het betreft de woningen: [straatnaam] [nummer a] en [straatnaam] [nummer b] te [woonplaats]. De beide panden hebben hun respectievelijke kadastrale nummers behouden en zijn als afzonderlijke onroerende zaken in de openbare registers vermeld. [straatnaam] [nummer a] staat ten name van beide partijen, ieder voor de helft. [straatnaam] [nummer b] staat enkel ten name van de vrouw. Partijen zijn met uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen gehuwd.
Investering vrouw in [straatnaam] [nummer a]
De vrouw is van mening dat de rechtbank met betrekking tot haar vergoedingsrecht inzake de eenvoudige gemeenschap [straatnaam] [nummer a] naast het bedrag van de investering met privémiddelen van de vrouw ook de kosten koper ad € 41.201,75, onroerendezaakbelasting ad € 534,97 en waterschapslasten ad € 91,35 in aanmerking had moeten nemen. De vrouw heeft deze extra kosten in het kader van de levering eveneens uit eigen middelen voldaan, zodat zij recht heeft op een nominale vergoeding van haar investering ad € 425.000,- te vermeerderen met de voormelde door haar betaalde kosten.
De man erkent dat de vrouw een nominaal vergoedingsrecht van € 425.000,- toekomt. Hij betwist de gestelde kosten koper, onroerendezaakbelasting en waterschapslasten.
Het hof overweegt dat op het huwelijksvermogensregime van partijen het huwelijksvermogensrecht zoals dat gold onmiddellijk vóór 1 januari 2012 van toepassing is, zodat voor zover sprake is van een vergoedingsvordering deze nominaal is. Het gaat daarbij om de totale investering door een echtgenoot ten laste van zijn vermogen in het goed van de andere echtgenoot. In dit geval is het goed van de man de onverdeelde helft van de onroerende zaak [straatnaam] [nummer a]. Het hof acht het voldoende aannemelijk dat de vrouw voormelde kosten uit eigen middelen heeft voldaan, nu in eerste aanleg is overwogen dat partijen in ieder geval gedurende de laatste jaren van het huwelijk voornamelijk hebben geleefd van het vermogen van de vrouw. De man heeft hiertegen in hoger beroep niet gegriefd. Het hof laat de waterschapslasten buiten beschouwing aangezien deze op kosten van de toekomstige huishouding zien. De vrouw komt ten aanzien van de verwerving van [straatnaam] [nummer a] derhalve een vergoedingsrecht toe van € 466.736,72. Gelet op haar petitum zal het hof bepalen dat de vrouw ter zake een vergoedingsrecht heeft van € 453.701,75.
Gerechtigheid tot verkoopopbrengst [straatnaam] [nummer b]
De vrouw is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat het redelijk is dat partijen bij verkoop van de voormalige echtelijke woning gelijkelijk, ieder voor de helft gerechtigd zijn tot de verkoopopbrengst van [straatnaam] [nummer b]. De vrouw stelt zich op het standpunt dat [straatnaam] [nummer b] haar in eigendom toebehoort. Redelijkheid en billijkheid kunnen niet leiden tot een vergoedingsvordering of deelgerechtigdheid. Er is evenmin sprake van ongerechtvaardigde verrijking. De koopprijs was marktconform. Het was de bedoeling van partijen dat de vrouw enig eigenaar werd. De man heeft niet meebetaald aan de kosten van de hypothecaire lening en heeft geen aflossingen uit zijn privévermogen gedaan.
De man bestrijdt de stellingen van de vrouw. Hij is van mening dat de rechtbank terecht heeft beslist zoals zij heeft gedaan.
Het hof overweegt als volgt. Uit de notariële akte van levering verleden op [datum van verlijden] blijkt dat de vrouw enig eigenaar is van [straatnaam] [nummer b]. Dat de man hoofdelijk is meeverbonden voor de aan [straatnaam] [nummer b] verbonden hypothecaire geldlening groot € 431.000,- doet daaraan niet af. Het vorenstaande brengt met zich dat bij eventuele verkoop alleen de vrouw gerechtigd is tot de overwaarde, en dat zij in geval van onderwaarde de resterende schuld moet dragen. Redelijkheid en billijkheid spelen in de goederenrechtelijke verhouding tussen partijen geen rol en kunnen geen goederenrechtelijke aanspraak scheppen. Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen nadere bespreking nu dit niet tot een ander oordeel kan leiden.
Vergoeding verbouwingskosten
Tussen partijen is de hoogte van de door de partijen betaalde verbouwingskosten ten behoeve van de echtelijke woning ([straatnaam] [nummer a en b]) in geschil. De vrouw heeft in eerste aanleg gesteld dat zij circa € 325.000,- aan privégelden, onder meer afkomstig van de door haar gevoede en/of rekening van partijen, heeft aangewend voor de samenvoeging en verbouwing van de panden tot één woning. Zij wenst vergoeding van dit bedrag. De rechtbank heeft de volgende bedragen op het door de vrouw gestelde bedrag in mindering gebracht:
- -
-
een bedrag van € 30.000,- als reguliere onderhoudskosten;
- -
-
een tweetal bedragen van € 11.289,- en € 12.725,- waarmee de man de en/of rekening zou hebben gevoed;
- -
-
een bedrag van € 14.000,- omdat dit niet met facturen was onderbouwd;
- -
-
een bedrag van € 40.000,- als bijdrage in natura van de man aan de verbouwing.
De vrouw heeft in hoger beroep daartegen onder meer het volgende naar voren gebracht:
- -
-
er is geen rechtsgrond gesteld noch gebleken waaruit voortvloeit dat de man een vergoedingsvordering toekomt voor de door hem verrichte hand- en spandiensten bij de verbouwing van de woning. Artikel 1:81 en 84 BW staan daaraan in de weg;
- -
-
hooguit een bedrag van € 5.000,- is aan te merken als onderhoudskosten;
- -
-
ook het bedrag van € 14.000,- is aangewend voor de verbouwing. De vrouw biedt daarvan bewijs door het horen van de zwartwerkende werklieden;
- -
-
de man heeft geen bijdragen (‘leningen’) geleverd door bedragen op de en/of rekening te storten. Het bedrag van € 11.289,- was bedoeld voor kosten van de huishouding. Het bedrag van € 12.725,- is niet door de man maar door de vrouw op de en/of rekening gestort. Het was haar privégeld dat zij er op heeft gezet en er weer vanaf heeft gehaald.
De man heeft in hoger beroep onder meer het volgende gesteld:
- -
-
de vrouw heeft niet aangetoond dat het ging om privévermogen;
- -
-
de vrouw heeft niet aangetoond dat bepaalde bedragen van de en/of rekening specifiek zijn aangewend voor de verbouwing;
- -
-
het vermogen op de en/of rekening is niet verdeeld overgespaard inkomen en behoort aan beide partijen toe. Een groot deel van de gemaakte kosten zijn voldaan uit overgespaarde inkomsten die tot het te verrekenen vermogen behoren;
- -
-
het niet-onderbouwde bedrag is veel hoger dan € 14.000,-. Er is met de facturen geknoeid;
- -
-
de vrouw heeft niet aangetoond welke kosten buiten het reguliere onderhoud vallen. Het bedrag van € 30.000,- dat de rechtbank hanteert is nergens op gebaseerd.
Het hof overweegt als volgt. Het bedrag van € 30.000,- dat de rechtbank als reguliere onderhoudskosten in aanmerking heeft genomen, komt het hof redelijk voor, zodat het hof daar eveneens vanuit gaat. Ten aanzien van de storting van de man ad € 11.289,- op de en/of rekening overweegt het hof dat deze storting reeds in 2002, dus ver voor de verbouwing van de woning heeft plaatsgevonden. Het moet er daarom voor gehouden worden dat dit bedrag als een bijdrage van de man is opgegaan aan kosten van de huishouding. De man verwijst voor wat het bedrag van € 12.725,- betreft naar zijn pleitnotities eerste aanleg. Daarin wordt bevestigd dat niet de man maar de vrouw voormeld bedrag op de en/of rekening heeft gestort. Van een vergoedingsrecht van de man ter zake is derhalve geen sprake. Evenmin kan sprake zijn van een schuld van de vrouw aan ‘de eenvoudige gemeenschap van bankrekening’, zoals de man stelt. Immers, een en/of rekening is geen gemeenschappelijk goed maar een vordering op de bank. Niet gesteld of gebleken is dat deze vordering gemeenschappelijk zou zijn. Het hof neemt voorts aan dat de vrouw het bedrag van € 14.000,- heeft besteed aan de verbouwing. Het hof acht genoegzaam aangetoond dat er ook verbouwingswerkzaamheden zijn betaald zonder factuur. Ten slotte is het hof van oordeel dat de bijdragen die de man in natura aan de verbouwing heeft geleverd, vallen binnen het bestek van artikel 1:81 BW. Immers, de vrouw werkte buitenshuis, de man bemoeide zich thuis onder meer met de verbouwing. Hij genoot geen uitkering en heeft deze ook niet aangevraagd. Zijn werkzaamheden vallen naar het oordeel van het hof binnen het bestek dat de echtgenoten in het kader van hun huishouding, waarbij de vrouw buitenhuis werkte en de man thuis, van elkaar mogen verwachten. Partijen hebben nooit een vergoeding afgesproken voor de desbetreffende werkzaamheden van de man. De man kan daar dan ook niet achteraf zonder rechtsgrond aanspraak op maken.
De advocaat van de man heeft ter zitting nog haar stelling omtrent overgespaard inkomen op de en/of rekening toegelicht. Volgens haar is ter zake de verbouwing sprake van herbelegging met gelden afkomstig uit niet verdeeld overgespaard inkomen. De advocaat van de vrouw heeft zulks ter zitting gemotiveerd betwist en gesteld dat er bij partijen sprake was van een jaarlijks tekort aan inkomsten dat werd bestreden uit giften van de familie van de vrouw. De man heeft dit niet weersproken, zodat het hof ervan uitgaat dat geen sprake is geweest van overgespaarde inkomsten waarmee is herbelegd. Het hof betrekt daarbij de verhouding tussen het bescheiden salaris van de vrouw en het forse uitgavenpatroon. Dit maakt dat geen sprake kan zijn geweest van overgespaard inkomen zoals gesteld.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vrouw uit eigen middelen een bedrag van € 295.000,- heeft besteed aan de verbouwing van de totale woning ([straatnaam] [nummer a en b]). Het hof gaat er in redelijkheid vanuit dat de helft van dit bedrag, ofwel € 147.500,-, is besteed aan haar eigen pand [straatnaam] [nummer b]. Voor dit bedrag komt haar derhalve geen vergoedingsrecht toe. De andere helft is dan besteed aan [straatnaam] [nummer a], waarvan de man en de vrouw ieder voor de onverdeelde helft eigenaar zijn. Een/vierde van de totale verbouwingskosten, ofwel € 73.750,- is derhalve naar het oordeel van het hof toe te rekenen aan het onverdeeld aandeel van de man in [straatnaam] [nummer a]. Voor dit bedrag komt de vrouw een vergoedingsrecht toe. De man komt - gelet op het vorenstaande - ter zake [straatnaam] [nummer a en b] geen vergoedingsrecht toe.
Verdeling eenvoudige gemeenschap van de woning
De vrouw is van mening dat de rechtbank, gelet op de gewijzigde omstandigheden, ten aanzien van de woning een onjuiste wijze van verdeling heeft gelast. Zij voert daartoe het volgende aan:
- -
-
de kinderen van partijen zijn bij de man niet veilig, daarom wenst de vrouw de woning nu over te nemen;
- -
-
financieel is dit waarschijnlijk haalbaar;
- -
-
een andere mogelijkheid is dat alleen [straatnaam] [nummer a] wordt verkocht en [straatnaam] [nummer b] worden behouden, of andersom. Splitsing van de woning is zonder al te veel kosten mogelijk.
De man wenst de bestaande situatie waarbij hij samen met de kinderen in de voormalige echtelijke woning woont in stand te laten. Volgens de man is dit ook de wens van de kinderen.
Het hof overweegt als volgt. De vrouw is juridisch eigenaar van [straatnaam] [nummer b] zodat met betrekking tot dit onroerend goed verdeling niet aan de orde is. Alleen de eenvoudige gemeenschap [straatnaam] [nummer a] komt voor verdeling in aanmerking. Uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, is gebleken dat partijen het hierover oneens zijn. Het hof zal derhalve op de voet van artikel 3:185 BW de wijze van verdeling gelasten, waarbij het hof beschikt over een grote discretionaire bevoegdheid. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de vrouw heeft aangegeven niet in een onverdeeldheid te willen blijven, zoals de man subsidiair heeft verzocht. Gelet op de omstandigheden van het geval ziet het hof aanleiding te bepalen dat de [straatnaam] [nummer a] wordt toegedeeld aan de vrouw, zulks onder de verplichting om voor haar eigen rekening te nemen en geheel als eigen schuld te voldoen de hypothecaire geldleningen bij de ING Bank N.V. met de nummers [0000] ad € 431.000,- en [1111] ad € 250.000,-. Aan deze wijze van verdeling wordt de voorwaarde verbonden, dat beide partijen zo veel mogelijk hun medewerking verlenen aan het ontslag van de man uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake van de vermelde hypothecaire geldleningen. Mocht deze voorwaarde niet binnen zes maanden na de datum van deze beschikking zijn vervuld, dan gelast het hof als wijze van verdeling de verkoop van [straatnaam] [nummer a] door een door partijen gezamenlijk te kiezen NVM-makelaar.
Ter bepaling van de waarde van [straatnaam] [nummer a] zal het hof als taxateur benoemen: [taxateur]. [straatnaam] [nummer a] dient zo spoedig mogelijk te worden gewaardeerd tegen de waarde per de datum van deze beschikking. Het hof zal tevens een notaris benoemen die - uitgaande van de door de makelaar vastgestelde waarde - de akte van verdeling zal opmaken en verlijden. De notaris zal voorts toezien op de betaling van een eventuele overbedelingssom.
Bij verkoop heeft te gelden dat de overwaarde die mogelijk resteert na aflossing van de met [straatnaam] [nummer a] verbonden hypothecaire geldlening ad € 250.000,-, na aftrek van alle met de verkoop samenhangende kosten en nadat de vrouw een vergoeding van € 453.701,75 + € 73.750,- = € 527.451,75 wegens investering en verbouwingskosten voldaan met privémiddelen heeft ontvangen, tussen partijen bij helfte moet worden verdeeld. Mocht er echter sprake zijn van een restschuld, dan dient deze door partijen, ieder voor de helft, te worden gedragen.