Home

Gerechtshof Den Haag, 11-10-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1951, 200.310.347/01

Gerechtshof Den Haag, 11-10-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:1951, 200.310.347/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
11 oktober 2022
Datum publicatie
18 oktober 2022
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2022:1951
Formele relaties
Zaaknummer
200.310.347/01

Inhoudsindicatie

ontslag in strijd met opzegverbod bij ziekte; billijke vergoeding

Uitspraak

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.310.347/01

Zaaknummer rechtbank : 9181901/RP VERZ 21-50302

Beschikking van 11 oktober 2022

in de zaak van

De Federale Republiek van Brazilië,

zetelend in Brasilia, Brazilië,

vertegenwoordigd door de ambassade van de Federale Republiek van Brazilië in Den Haag,

verzoekster in het principaal hoger beroep,

verweerster in het incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. J.C.A. Ettema, kantoorhoudende in Wassenaar,

tegen:

[verweerder] ,

wonende in [woonplaats],

verweerder in het principaal hoger beroep,

verzoeker in het incidenteel hoger beroep,

advocaat: mr. S.D.I.M. Stolker, kantoorhoudende in Den Haag.

Het hof zal partijen hierna de Ambassade en [verweerder] noemen.

1 De zaak in het kort

1.1

Deze zaak gaat met name over de vraag of [verweerder], wiens arbeidsovereenkomst door de Ambassade is opgezegd, aanspraak kan maken op een billijke vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen van de Ambassade, en zo ja tot welk bedrag.

2 Procesverloop in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:

-

het verzoekschrift in hoger beroep, ingekomen op de griffie van het hof op 9 mei 2022, waarmee de Ambassade in hoger beroep is gekomen van de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag, zitting houdende in Den Haag, van 8 februari 2022, met bijlagen;

-

het verweerschrift in hoger beroep, tevens verzoekschrift in incidenteel hoger beroep, met bijlagen;

-

het verweerschrift in incidenteel hoger beroep.

2.2

Op 6 september 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.

3 Feitelijke achtergrondHet hof gaat uit van de volgende feiten:

3.1

[verweerder] , geboren op [geboortedatum], is op 1 mei 2017 in dienst getreden bij de Ambassade. De laatste functie die [verweerder] vervulde is die van “Support Staff”, met een salaris van (laatstelijk) € 2.206,20 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag. In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat [verweerder] ingeval van ziekte in het tweede ziektejaar aanspraak heeft op 70% van zijn laatstverdiende salaris en zonder beperking van het minimum loon, hetgeen neerkomt op een salaris van € 1.544,34 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.

3.2

Op 18 december 2019 heeft de Ambassade [verweerder] zowel mondeling als schriftelijk medegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst wil ontbinden.

3.3

[verweerder] heeft zich op 19 december 2019 ziek gemeld. Op 8 januari 2020 heeft een eerste afspraak plaatsgevonden met de bedrijfsarts van de Ambassade. Daarbij is vastgesteld dat [verweerder] volledig arbeidsongeschikt was. In evaluaties van 20 april 2020, 18 mei 2020, 10 augustus 2020 en 4 november 2020 heeft de bedrijfsarts geschreven dat [verweerder] nog altijd volledig arbeidsongeschikt was.

3.4

Op 24 februari 2020 heeft de Ambassade een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerder] ingediend.

3.5

Bij beschikking van 8 juni 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:5404) heeft de kantonrechter Den Haag het door de Ambassade ingediende verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst afgewezen.

3.6

De Ambassade is bij beroepschrift van 28 augustus 2020 in hoger beroep gekomen van de beschikking van de kantonrechter. Het gerechtshof Den Haag heeft bij beschikking van 2 februari 2021 (ECLI:NL:GHDHA:2021:156) de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd.

3.7

Bij brief van 22 februari 2021 heeft de Ambassade [verweerder] als volgt bericht (Nederlandse vertaling):

"Onder verwijzing naar de brief die u op 19 december 2019 is toegezonden, bevestigt de Ambassade het genomen besluit om uw arbeidsovereenkomst te ontbinden en deelt zij u mee dat zij zich niet kan voegen naar de uitspraak van 2 februari 2021 van het Gerechtshof.

2. Vanwege de schending van het vertrouwen in uw vermogen om de taak te vervullen waarvoor u was aangenomen, zou de uitvoering van de rechterlijke beslissing tot herplaatsing het centraal functioneren van de ambassade en het verwezenlijken van haar missie compromitteren.
3. De regering van Brazilië is van mening dat uw terugkeer een inbreuk zou betekenen op de soevereiniteit van Brazilië met betrekking tot het kiezen van wie haar diplomatieke missies betreedt. Derhalve verkeert Brazilië niet in de positie om afstand te doen van haar immuniteiten voor wat betreft de ontbinding van uw contract.

4. De Ambassade zal de arbeidsovereenkomst per 1 maart 2021 ontbinden en betaling van uw loon opschorten."

3.8

[verweerder], althans zijn gemachtigde, heeft hier bij brief van 4 maart 2021 op gereageerd:

“(... ) Cliënt heeft niet ingestemd met de opzegging, noch heeft de Ambassade daartoe toestemming van het UWV. Voorts geldt er een opzegverbod wegens ziekte, is de wettelijke opzegtermijn niet in acht genomen en handelt de Ambassade willens en wetens in strijd met twee gerechtelijke uitspraken.

Uit het voorgaande volgt dat de Ambassade ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, door willens en wetens in strijd met de in acht te nemen wettelijke bepalingen te handelen. De arbeidsovereenkomst is niet rechtsgeldig opgezegd en de opzegging is derhalve vernietigbaar ex artikel 7:681 BW.

Gelet op het vorenstaande verzoek ik u ( ... ) schriftelijk te bevestigen dat het ontslag wordt ingetrokken, dat de Ambassade de re-integratie van cliënt ter hand zal nemen onder doorbetaling van het verschuldigde loon en dat de Ambassade de negatieve uitlatingen over cliënt in de pers zal staken.

Blijft uw bevestiging uit, dan zal ik namens cliënt zonder nadere aankondiging een verzoekschrift indienen bij de kantonrechter. (...)”

3.9

Bij e-mailbericht van 16 maart 2021 heeft de gemachtigde van Brazilië aan [verweerder] geantwoord dat zij geen inhoudelijke reactie kan geven.

4 Procedure bij de rechtbank

5 Vorderingen in hoger beroep

6 Beoordeling in hoger beroep

7 Beslissing