Gerechtshof Den Haag, 15-11-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2673, 200.309.243/01
Gerechtshof Den Haag, 15-11-2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:2673, 200.309.243/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 15 november 2022
- Datum publicatie
- 13 januari 2023
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2022:2673
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:568
- Zaaknummer
- 200.309.243/01
Inhoudsindicatie
Deelgeschil; tussentijds hoger beroep. Letselschade; verlies van verdienvermogen. Vraag of/in hoeverre gederfde inkomsten uit 'zwart' werk als schade voor vergoeding in aanmerking komen. Reikwijdte HR 24-11-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8453; omvang bewijslast.
Uitspraak
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.309.243/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/601205 / HA RK 20-785
Arrest van 15 november 2022
in de zaak van
1 Stichting Islamitisch Primair Onderwijs Rijnmond (SIPOR),
gevestigd in Rotterdam,
2. Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd in Apeldoorn,
appellanten,
advocaat: mr. N.C. Haase, kantoorhoudend in Utrecht,
tegen
[verweerder],
wonend in [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
advocaat: mr. L.J. van Rooijen, kantoorhoudend in Rotterdam.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als SIPOR, Achmea en [verweerder]. Appellanten zullen gezamenlijk worden aangeduid als Achmea c.s.
2 Procesverloop in hoger beroep
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- -
-
de dagvaarding van 4 januari 2022, waarmee Achmea c.s. in hoger beroep zijn gekomen van de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 29 januari 2021;
- -
-
de memorie van grieven van Achmea c.s., met bijlagen;
- -
-
de memorie van antwoord van [verweerder], met bijlagen;
- -
-
de bijlagen die Achmea c.s. ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben overgelegd.
Op 13 september 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Van de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Bij e-mail van 7 oktober 2022 hebben Achmea c.s. opmerkingen gemaakt naar aanleiding van het proces-verbaal. Deze e-mail is aan het proces-verbaal gehecht.
3 Feitelijke achtergrond
[verweerder] heeft sinds 1997 een eenmanszaak op het gebied van internetproducten, beveiligingscamera’s en schotelantennes.
Op 9 januari 2015 heeft [verweerder] in opdracht van een basisschool van SIPOR internetkabels aangelegd. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden is hij van een door de school ter beschikking gestelde ladder gevallen. Als gevolg van de val heeft hij enkelletsel opgelopen. [verweerder] heeft SIPOR aansprakelijk gesteld voor zijn schade.
Achmea is de aansprakelijkheidsverzekeraar van SIPOR. Zij heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van de val erkend.
In het kader van de schadeafwikkeling heeft een accountant op gezamenlijk verzoek van partijen een bedijfseconomisch rapport gedateerd 20 maart 2018 opgesteld. Volgens dit rapport was het bedrijfsresultaat van de eenmanszaak van [verweerder] vóór belasting in 2012 € 10.270, in 2013 € 8.865 en in 2014 € 11.646.
In het overleg met Achmea over de schadeafwikkeling heeft [verweerder] zich op het standpunt gesteld dat hij, naast de onder 3.4 genoemde inkomsten, in 2013 niet in de administratie verwerkte inkomsten heeft gehad. Indien daarmee rekening wordt gehouden bedragen zijn inkomsten € 51.500 en in 2014 € 51.750. Deze inkomsten stelt hij te hebben gegenereerd met verkooptransacties in de winkel, die hij buiten de boeken heeft gehouden, alsmede met werkzaamheden zoals het plaatsen van camera-installaties, schotelantennes en geluidsinstallaties. Deze werkzaamheden werden door hemzelf uitgevoerd nadat de winkel was gesloten, of door hiertoe ingehuurde oproepkrachten die evenmin in de boeken waren verantwoord. Over deze inkomsten heeft hij geen inkomstenbelasting betaald. [verweerder] en Achmea verschillen van mening of en in hoeverre deze inkomsten, indien bewezen, als schade voor vergoeding door Achmea in aanmerking komen.