Gerechtshof Den Haag, 15-08-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1565, 200.298.449/01
Gerechtshof Den Haag, 15-08-2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1565, 200.298.449/01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Den Haag
- Datum uitspraak
- 15 augustus 2023
- Datum publicatie
- 4 september 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHDHA:2023:1565
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2021:4593, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 200.298.449/01
Inhoudsindicatie
Artikel 1:88 en 89 BW. Vernietiging van schenkingen van vader aan dochter, gedaan tijdens huwelijk met nieuwe partner zonder haar toestemming.
Was de overeenkomst tot schenking al vóór het huwelijk tot stand gekomen? Niet voldaan aan stelplicht.
Uitspraak
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.298.449/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : C/10/596763 / HA ZA 20-477
arrest van 15 augustus 2023
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [appellante] ,
en
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [appellant] ,
appellanten,
hierna ook gezamenlijk te noemen: appellanten,
advocaat: mr. M.C.G. Stut te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna ook te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. C.W.F. Jansen te Rotterdam.
1 Procesverloop in hoger beroep
Bij exploot van 16 juli 2021 zijn appellanten in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnis van 19 mei 2021, hierna: het bestreden vonnis.
Bij memorie van grieven hebben appellanten tien grieven aangevoerd en producties overgelegd.
Bij memorie van antwoord heeft geïntimeerde de grieven bestreden en producties overgelegd.
Appellanten hebben op 22 februari 2022 een akte in het geding gebracht en aanvullend twee producties overgelegd.
Geïntimeerde heeft op 22 maart 2022 een antwoord akte in het geding gebracht.
Op verzoek van appellanten heeft op 18 augustus 2022 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Zij hebben daarvoor hun procesdossier overgelegd. Aanwezig waren: appellanten, bijgestaan door hun advocaat, en geïntimeerde via een videoverbinding, bijgestaan door haar advocaat.
Beide advocaten hebben pleitnotities overgelegd. Door appellanten is een akte genomen.
Het hof wijst arrest op het voor de mondelinge behandeling overgelegde procesdossier, aangevuld met de ter zitting genomen akte en de pleitnotities van beide advocaten.
In verband met het vertrek van mr. Olland heeft na de mondelinge behandeling een rechterswissel plaats gevonden. Partijen zijn hiervan op de hoogte gesteld, met toezending van het proces-verbaal van de zitting op 19 mei 2023. Zij hebben geen nieuwe mondelinge behandeling verzocht.
2 Feiten
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
[geïntimeerde] is de dochter van [appellant] en [moeder] (hierna: [moeder] ). Het huwelijk tussen de ouders is op 8 juni 2016 geëindigd door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van 22 februari 2016.
Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap van [appellant] en [moeder] behoorde een woning, gelegen aan [adresgegevens] (hierna: de woning).
[appellant] is op 25 oktober 2017 gehuwd met [appellante] .
[appellant] , [moeder] en [geïntimeerde] hebben op 7 december 2017 een schriftelijke koopovereenkomst ondertekend met betrekking tot de woning, waarbij de woning door [appellant] en [moeder] aan [geïntimeerde] is verkocht voor een bedrag van € 240.000,-. Deze koopovereenkomst is opgemaakt door notariskantoor [notariskantoor] .
Op dezelfde datum is een door dit notariskantoor opgemaakte overeenkomst van schenking ondertekend (hierna: schenkingsovereenkomst), waarin is opgenomen dat de ouders ( [appellant] en [moeder] ) een bedrag van € 100.000,- aan [geïntimeerde] schenken ten behoeve van de aankoop van de woning. [appellant] schenkt een bedrag van € 73.000,- en [moeder] een bedrag van € 23.000,-.
De woning is op 1 februari 2018 geleverd aan [geïntimeerde] .
[appellant] , [moeder] en [geïntimeerde] hebben op 15 maart 2018 een vaststellingsovereenkomst inzake verkoopopbrengst en schenking gesloten (hierna: vaststellingovereenkomst).
Bij brieven van 27 januari 2020 en 19 februari 2020 is namens [appellante] met een beroep op de artikelen 1:88 juncto 1:89 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de vernietiging van de schenkingen ingeroepen.
3 Het geschil in het kort
In deze procedure gaat het om de vraag of [appellante] twee schenkingen door [appellant] aan [geïntimeerde] heeft mogen vernietigen. Een schenking, gedaan tijdens het huwelijk, is vernietigbaar indien deze is gedaan zonder toestemming van de andere echtgenoot en [appellante] stelt dat zij geen toestemming heeft gegeven voor deze twee schenkingen. [geïntimeerde] stelt daar tegenover dat vóór het huwelijk van appellanten een overeenkomst tot stand is gekomen, op grond waarvan [appellant] verplicht was tot deze schenkingen, zodat de toestemming van [appellante] niet nodig was. De rechtbank heeft [geïntimeerde] in het gelijk gesteld en de vorderingen van appellanten afgewezen. Het hof komt echter tot het oordeel dat het vóór het huwelijk van appellanten tot stand komen van een overeenkomst met de strekking zoals gesteld door [geïntimeerde] , niet is komen vast te staan.