Gerechtshof 's-Gravenhage, 19-05-2009, BI3872, 200.020.729-01
Gerechtshof 's-Gravenhage, 19-05-2009, BI3872, 200.020.729-01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Gravenhage
- Datum uitspraak
- 19 mei 2009
- Datum publicatie
- 19 mei 2009
- ECLI
- ECLI:NL:GHSGR:2009:BI3872
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2010:BM7679, Bekrachtiging/bevestiging
- Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2010:BM7679
- Zaaknummer
- 200.020.729-01
Inhoudsindicatie
Beslag op ambtswoning ambassadeur Colombia is in strijd met (het doel van) het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer.
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector handel
Zaaknummer : 200.020.729/01
Rekestnummer rechtbank : KG RK 2008-1740
beschikking van de eerste civiele kamer d.d. 19 mei 2009
inzake
de rechtspersoon naar het recht van Isle of Mann LLANOS OIL EXPLORATION LTD.,
kantoorhoudende te Bogotá D.C., Republiek Colombia,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: Llanos,
advocaat: mr. F.H.J. van Schoonhoven te Amsterdam,
tegen
1. de republiek COLOMBIA,
zetelende te Bogotá D.C., Republiek Colombia,
verweerster sub 1,
hierna te noemen: Colombia,
advocaat: mr. R.S. Meijer te ’s-Gravenhage,
2. de vennootschap opgericht naar het recht van Colombia ECOPETROL S.A.,
kantoorhoudende te Bogotá D.C., Republiek Colombia,
verweerster sub 2,
hierna te noemen: Ecopetrol,
advocaat mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te ’s-Gravenhage,
3. DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Buitenlandse Zaken),
zetelende te ’s-Gravenhage,
belanghebbende partij,
hierna te noemen: de Staat,
advocaat: mr. W.I. Wisman te ’s-Gravenhage.
Het geding
Bij verzoekschrift (met producties), binnengekomen ter griffie van het hof op 16 december 2008, heeft Llanos, onder aanvoering van drie grieven, hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage, gegeven op 17 oktober 2008, voor zover de voorzieningenrechter daarbij het verzoek van Llanos om beslag te mogen leggen ten laste van Colombia op de ambtswoning van haar ambassadeur te Wassenaar heeft afgewezen. In haar beroepschrift heeft Llanos tevens verzocht de beschikking van de voorzieningenrechter alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren op de voet van art. 234 Rv. (het hof leest: art. 360 lid 2 Rv.). Colombia, Ecopetrol en de Staat hebben ieder een verweerschrift ingediend, in het geval van Ecopetrol en de Staat met producties. Op 9 april 2009 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, alwaar het woord hebben gevoerd
mr. S.F.H.J. van Schoonhoven voornoemd en mr. D.J. Gondrie namens Llanos, mr. R.S. Meijer voornoemd namens Colombia, mr. J.J. barones van Haersolte-Hof, advocaat te ’s-Gravenhage, namens Ecopetrol en mr. Wisman voornoemd namens de Staat, allen aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. Llanos, Colombia en Ecopetrol hebben bij die gelegenheid nog producties in het geding gebracht. Ten slotte is uitspraak bepaald op heden.
Het incident tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad
1.1 Llanos heeft in het incident verzocht de beschikking van de voorzieningenrechter uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Tijdens de behandeling heeft de voorzitter meegedeeld dat het hof ervoor heeft gekozen de behandeling van het hoger beroep zo snel mogelijk te laten plaatsvinden, zodat geen afzonderlijke behandeling van het incident hoeft plaats te vinden.
1.2 Het hof is van oordeel dat het incidentele verzoek van Llanos moet worden afgewezen. Tegen de beschikking van de voorzieningenrechter is alleen hoger beroep ingesteld (door Llanos) voor zover haar verzoek om ten laste van Colombia beslag te mogen leggen op de ambtswoning van de ambassadeur is afgewezen. Een afwijzende beschikking kan niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Voor zover de Voorzieningenrechter het verlof tot beslaglegging heeft verleend, namelijk ten laste van Ecopetrol, is noch Llanos noch Ecopetrol daartegen in appel gekomen. In zoverre bestaat dus geen belang bij een uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Bovendien kan het hof geen beschikking van de rechtbank uitvoerbaar bij voorraad verklaren indien deze niet in hoger beroep aan haar oordeel is onderworpen.
Beoordeling van het hoger beroep
2.1 Het gaat in dit geding, samengevat en voor zover in hoger beroep van belang, om het volgende. Llanos pretendeert een omvangrijke vordering te hebben op, onder meer, Colombia in verband met de onrechtmatige beëindiging van een overeenkomst die Llanos had gesloten met Ecopetrol, een verzelfstandigd staatsbedrijf waarvan de aandelen in handen zijn van Colombia. Deze overeenkomst gaf, aldus Llanos, haar het recht exploratie- en exploitatiewerkzaamheden met betrekking tot olie en gas te verrichten in een gebied in Colombia genaamd Guatapuri. Volgens Llanos zijn Ecopetrol en Colombia vergaand met elkaar te vereenzelvigen. Llanos wenst ter verzekering van haar vordering, die zij blijkens de aan het verzoekschrift gehechte concept-dagvaarding bij de rechtbank te Den Haag wil instellen, onder meer beslag te leggen op twee onroerende zaken die in eigendom toebehoren aan Colombia, tezamen in gebruik als de ambtswoning van de ambassadeur van Colombia. De voorzieningenrechter heeft het verlof in zoverre geweigerd, omdat hij van oordeel is dat de ambtswoning een publieke bestemming heeft en art. 703 Rv. aan het gewenste beslag in de weg staat. Tegen dit oordeel richt zich het hoger beroep.
2.2 Ecopetrol heeft als “belanghebbende/geïntimeerde” een verweerschrift ingediend en bij de behandeling in hoger beroep het woord gevoerd. Ecopetrol is evenwel geen geïntimeerde, aangezien het hoger beroep zich slechts richt tegen de beschikking voor zover het verzoek van Llanos is afgewezen om ten laste van Colombia beslag te leggen op de ambtswoning van de ambassadeur. Ecopetrol is evenmin belanghebbende. Niet valt in te zien welke nadelige gevolgen er voor Ecopetrol uit zouden kunnen voortvloeien indien beslag op de ambtswoning zou worden toegestaan. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat, naar Ecopetrol verdedigt en het hof op basis van de – in zoverre onbestreden gebleven – legal opinion van Jorge Enrique Ibáñez Najar aannemelijk acht, Colombia en Ecopetrol twee afzonderlijke juridische entiteiten zijn. Ecopetrol heeft nog aangevoerd dat het wenselijk zou zijn dat het hof zou constateren dat Llanos misbruik maakt van art. 767 Rv. omdat zij door het leggen van beslag een forum in Nederland wil creëren, ook ten aanzien van Ecopetrol. Wat hier ook van zij, het leggen van beslag op goederen van Colombia zal in ieder geval geen forum voor een geding tegen Ecopetrol in het leven roepen. Het voorgaande betekent dat het hof Ecopetrol in haar verweer in hoger beroep niet-ontvankelijk zal verklaren.
2.3 Het hof is van oordeel dat de Staat wel belanghebbende in de procedure in hoger beroep is. De Staat heeft onmiskenbaar tot taak de naleving te bewaken van zijn volkenrechtelijke verplichtingen, ook voor zover deze betrekking hebben op de onschendbaarheid van de ambtswoning van een ambassadeur van een staat zoals Colombia die, evenals de Staat, partij is bij het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer. De Staat kan in redelijkheid menen dat die onschendbaarheid in dit geval in het geding is.
3.1 De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Llanos betoogt daarin dat conservatoir beslag op de ambtswoning onder internationaal recht toegestaan is voor zover door dat beslag het functioneren van het overheidsapparaat niet wordt belemmerd. Volgens Llanos zou beslag op de ambtswoning het diplomatieke functioneren niet belemmeren.
3.2 Het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961 (Trb. 1962, 101, hierna: het Verdrag van Wenen) bepaalt in art. 22 lid 3: the premises of the mission (……) shall be immune from (….) attachment or execution en in art. 1 onder (i) : the “premises of the mission” are the buildings (….) used for the purposes of the mission including the residence of the head of the mission . Hieruit volgt dat de ambtswoning van de ambassadeur als head of the mission (vg. Art. 1 onder (a) Verdrag van Wenen) niet vatbaar is voor beslag. Dat volgt ook uit art. 30 van het Verdrag van Wenen, waarin is bepaald: [t]he private residence of a diplomatic agent shall enjoy the same inviolability and protection as the premises of the mission, waarbij onder diplomatic agent ook de head of the mission moet worden verstaan (art. 1 onder (e) Verdrag van Wenen).
3.3 Llanos verdedigt nu, onder verwijzing naar memoranda van prof. em. dr. P.J.I.M. de Waart, dat deze regel slechts geldt voor zover het functioneren van de diplomatieke dienst door het beslag zou worden gefrustreerd. In alle andere gevallen zou beslaglegging wel toegestaan zijn. Dit betoog kan niet als juist worden aanvaard. Op grond van art. 31 lid 1 van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 23 mei 1969 (Trb. 1972, 51) moet een verdrag te goeder trouw worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het Verdrag in hun context en in het licht van voorwerp en doel van het Verdrag. De gewone betekenis van de artikelen 22 en 30 is duidelijk: beslag mag niet op een ambtswoning worden gelegd. De beperking die Llanos op de werking van de artikelen 22 en 30 van het Verdrag van Wenen wil aanbrengen valt daarin niet te lezen. De interpretatie van prof. de Waart acht het hof ook daarom onjuist, nu deze van de rechter zou verlangen dat hij elke keer dat verlof tot beslaglegging wordt verzocht, moet onderzoeken of en in hoeverre het functioneren van de diplomatieke missie door beslag op de ambtswoning (of op de andere gebouwen waarop de artikelen 22 en 30 van het Verdrag van Wenen doelen) wordt aangetast. De onzekerheid die hierdoor over de vatbaarheid voor beslag van deze gebouwen zou ontstaan en de noodzaak voor
de diplomatieke ambtenaren van het zendende land om voor de rechter van het gastland aan te tonen dat het functioneren van de dienst door beslaglegging wordt bedreigd – met daaraan verbonden de noodzaak om inzage te geven in het reilen en zeilen van de diplomatieke vertegenwoordiging, acht het hof rechtstreeks in strijd met de doeleinden van het Verdrag van Wenen en met de artikelen 22 en 30 daarvan in het bijzonder.
3.4 Het voorgaande betekent dat de ambtswoning van de Ambassadeur van Colombia, mede gelet op art. 13a Wet Algemene Bepalingen, niet vatbaar is voor beslag. De voorzieningenrechter heeft het verlof tot het leggen van zodanig beslag terecht geweigerd.
3.4 Nu de grieven falen zal de beschikking van de voorzieningenrechter worden bekrachtigd. Llanos zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep van Colombia.
Beslissing
Het hof:
in het incident:
- wijst het verzoek tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad af;
in de hoofdzaak:
- verklaart Ecopetrol niet-ontvankelijk in haar verweer in hoger beroep;
- bekrachtigt de beschikking van de voorzieningenrechter van 17 oktober 2008;
- veroordeelt Llanos in de kosten van het geding in hoger beroep, tot heden aan de zijde van Colombia begroot op € 303,-- voor verschotten en € 1.788,-- voor salaris van de advocaat;
- verklaart deze beschikking wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.A. Boele, A.E.A.M. van Waesberghe en M.J. Kuiper en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 mei 2009, in aanwezigheid van de griffier.