Hoge Raad, 24-09-2010, BM7679, 09/03236
Hoge Raad, 24-09-2010, BM7679, 09/03236
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 24 september 2010
- Datum publicatie
- 24 september 2010
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2010:BM7679
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BM7679
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2009:BI3872, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 09/03236
- Relevante informatie
- Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer, Wenen, 18-04-1961 [Tekst geldig vanaf 07-10-1984] art. 30, Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer, Wenen, 18-04-1961 [Tekst geldig vanaf 07-10-1984] art. 22, Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer, Wenen, 18-04-1961 [Tekst geldig vanaf 07-10-1984] art. 1
Inhoudsindicatie
Volkenrecht. Immuniteit van staten; geen conservatoir beslag mogelijk op ambtswoning van ambassadeur (art. 22 lid 3 in verbinding met art. 1, aanhef en onder i, en van art. 30 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961); uitleg verdragen (art. 31 lid 1 Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht).
Uitspraak
24 september 2010
Eerste Kamer
09/03236
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
de rechtspersoon naar het recht van Isle of Man LLANOS OIL EXPLORATION LTD.,
gevestigd te Bogotá D.C., Colombia,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
1. DE REPUBLIEK COLOMBIA,
zetelende te Bogotá D.C., Colombia,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
2. DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Buitenlandse Zaken,
zetelende te 's-Gravenhage,
advocaten: mr. J.W.H. van Wijk en S.M. Kingma,
3. de rechtspersoon naar het recht van Colombia ECOPETROL S.A.,
gevestigd te Bogotá D.C., Colombia,
niet verschenen,
VERWEERSTERS in cassatie.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Llanos Oil en Colombia c.s., verweerster onder 1 ook als de Republiek Colombia, verweerster onder 2 ook als de Staat en verweerster onder 3 ook als Ecopetrol.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak KG RK 2008-1740 van de voorzieningenrechter te 's-Gravenhage van 17 oktober 2008,
b. de beschikking in de zaak 200.020.729/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 mei 2009.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft Llanos Oil beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat en de Republiek Colombia hebben verzocht het beroep te verwerpen. Ecopetrol heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Llanos Oil heeft bij brief van 21 juni 2010 op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 Llanos Oil heeft aan de voorzieningenrechter onder meer verlof gevraagd tot het leggen van conservatoir beslag op twee onroerende zaken te Wassenaar, die in eigendom toebehoren aan de Republiek Colombia, ter verzekering van de door haar gepretendeerde vordering op deze. Deze zaken zijn tezamen in gebruik als ambtswoning van de de ambassadeur van de Republiek Colombia in Nederland. De voorzieningenrechter heeft dit verlof geweigerd. Het hof heeft de desbetreffende beschikking bekrachtigd. Daartegen keert zich het middel.
3.2 Uit de tekst van art. 22 lid 3 in verbinding met art. 1, aanhef en onder i, en van art. 30 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 18 april 1961, Trb. 1962, 101 (WVDV) volgt dat de ambtswoning van de ambassadeur als ambtswoning van het hoofd van de zending (art. 1, aanhef en onder i, WVDV) respectievelijk als particuliere woning van een diplomatiek ambtenaar (art. 30 WVDV) niet vatbaar is voor beslag (art. 22 lid 3 WVDV). Dat de desbetreffende bepalingen inderdaad ook aldus moeten worden gelezen blijkt mede uit hun context en het voorwerp en doel van het verdrag (vgl. art. 31 lid 1 Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht van 23 mei 1969, Trb. 1972, 51, hierna: WVV), waaruit kan worden afgeleid dat in de in het WVDV voorziene gevallen moet worden verondersteld dat het doelmatig functioneren van de diplomatieke zendingen in het geding is en dat de voorrechten en immuniteiten dus gelden, onverschillig of in het concrete geval het doelmatig functioneren van de diplomatieke zending al dan niet wordt bedreigd (vgl. ook Bundesgerichtshof 28 mei 2003, IXa ZB 19/03). Op grond van de in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 16 vermelde literatuur mag worden aangenomen dat naar de huidige opvattingen in de kring van de verdragsstaten geen uitzonderingen worden toegelaten op de regel uit het WVDV dat op de ambtswoning van een ambassadeur geen beslag kan worden gelegd, zodat er geen reden is tot een andersluidende uitleg van het verdrag als gevolg van "ieder later gebruik in de toepassing van het verdrag" - de zgn. "subsequent practice" - als bedoeld in art. 31 lid 3b WVV.
3.3 Het hof heeft het standpunt van Llanos Oil dat deze immuniteit van executie slechts geldt voor zover het functioneren van de diplomatieke missie door het beslag wordt gefrustreerd, derhalve terecht verworpen.
Op het voorgaande stuit het middel in zijn geheel af.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Llanos Oil in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Republiek Colombia begroot op € 358,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris, aan de zijde van de Staat op begroot op € 358,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris en aan de zijde van Ecopetrol op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren A. Hammerstein, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 24 september 2010.