Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1022, 200.279.797_01

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-03-2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1022, 200.279.797_01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
29 maart 2022
Datum publicatie
12 april 2022
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2022:1022
Formele relaties
Zaaknummer
200.279.797_01
Relevante informatie
Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 9a

Inhoudsindicatie

arbeidsrecht; nietig relatiebeding ter beschikking gestelde arbeidskracht; art 9a Waadi

hoger beroep van https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBLIM:2020:4003

Uitspraak

Team Handelsrecht

zaaknummer 200.279.797/01

arrest van 29 maart 2022

in de zaak van

I-Workx B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

appellante,

hierna aan te duiden als I-Workx,

advocaat: mr. M.T.M. Zusterzeel te Weert,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,

advocaat: mr. S.J.W.M. Vonken te Heerlen,

als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 11 augustus 2020 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer 8028604 \ CV EXPL 19-6348 gewezen vonnis van 11 maart 2020.

5 Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenarrest van 11 augustus 2020 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast (die niet is gehouden);

-

de memorie van grieven met eiswijziging;

-

de memorie van antwoord;

-

de op 8 maart 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij partij [geïntimeerde] pleitnotities heeft overgelegd.

Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6 De beoordeling

Kern van het geschil

6.1.

Het gaat in dit hoger beroep om de vraag of [geïntimeerde] boetes verschuldigd is geworden aan I-Workx wegens de overtreding van een contractueel relatiebeding. [geïntimeerde] is in dienst geweest van I-Workx. Op grond van zijn arbeidsovereenkomst was het hem verboden om bij relaties van I-Workx in dienst te treden. [geïntimeerde] is bij een onderneming in dienst getreden waar hij tijdens zijn dienstverband tewerk gesteld is geweest door I-Workx. Volgens [geïntimeerde] mocht hij bij dat bedrijf in dienst treden, omdat het beding nietig is en omdat dat bedrijf geen klant meer was van I-Workx ten tijde van de indiensttreding.

De vaststaande feiten

6.2.

I-Workx heeft aangevoerd dat de kantonrechter de feiten maar beperkt heeft weergegeven. Volgens I-Workx zijn de door haar in de memorie van grieven genoemde feiten en omstandigheden van belang. Het hof is echter van oordeel dat niet alles wat I-Workx heeft aangevoerd van belang is of als feit kan worden aangemerkt. Het hof zal in dit hoger beroep uitgegaan van de volgende feiten.

6.2.1.

I-Workx houdt zich onder meer bezig met het ter beschikking stellen van arbeidskrachten.

6.2.2.

[geïntimeerde] is op 23 november 2015 bij I-Workx in dienst getreden in de functie van monteur slimme meters op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Deze arbeidsovereenkomst is per 31 mei 2016 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In de arbeidsovereenkomst was een relatiebeding en een daaraan gekoppeld boetebeding opgenomen.

6.2.3.

I-Workx stelde personeel ter beschikking aan onder meer Volta Limburg B.V. (hierna: Volta). Daartoe had zij een raamovereenkomst detachering met Volta gesloten. I-Workx heeft [geïntimeerde] tewerkgesteld bij Volta.

6.2.4.

Medio december 2018 heeft [geïntimeerde] toestemming verzocht aan I-Workx om bij Volta in dienst te treden. I-Workx heeft toestemming geweigerd en [geïntimeerde] gewezen op het relatiebeding.

6.2.5.

Eind december 2018 heeft I-Workx besloten haar werknemers niet meer tewerk te stellen bij Volta. In januari en februari 2019 is [geïntimeerde] tewerkgesteld bij Koninklijke BAM Groep.

6.2.6.

Op 16 januari 2019 heeft Volta de raamovereenkomst detachering met I-Workx per direct opgezegd.

6.2.7.

Op 26 januari 2019 heeft [geïntimeerde] de arbeidsovereenkomst met I-Workx opgezegd per 1 maart 2019. Bij brief van 7 februari 2019 heeft I-Workx de opzegging bevestigd en hem gewezen op het relatiebeding en het daaraan gekoppelde boetebeding.

6.2.8.

[geïntimeerde] is op 11 maart 2019 bij Volta in dienst getreden als C.V. monteur op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Inmiddels is [geïntimeerde] voor onbepaalde tijd in dienst van Volta.

6.2.9.

Eind maart 2019 kreeg I-Workx het vermoeden dat [geïntimeerde] bij Volta in dienst was getreden. Volgens I-Workx was dat in strijd met het relatiebeding, zodat zij bij brief van 3 april 2019 [geïntimeerde] heeft gesommeerd de werkzaamheden te staken en aanspraak heeft gemaakt op de boete.

De vorderingen en het oordeel van de kantonrechter daarover

6.3.1.

I-Workx heeft bij de kantonrechter, samengevat, het volgende gevorderd:

I. [geïntimeerde] te verbieden om bij een onderneming van een opdrachtgever of klant van I-Workx een belang te hebben of werkzaamheden te verrichten op straffe van een dwangsom;

en

[geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van:

II. € 6.365,82 ter zake verbeurde boete wegens overtreding van het relatiebeding;

III. € 693,29 ter zake buitengerechtelijke incassokosten;

IV. de proceskosten.

6.3.2.

[geïntimeerde] heeft bij de kantonrechter, samengevat, in reconventie gevorderd I-Workx te veroordelen tot het opmaken en uitbetalen van de eindafrekening, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente en met veroordeling van I-Workx in de proceskosten.

6.3.3.

De kantonrechter heeft bij vonnis van 11 maart 2020 alle vorderingen van I-Workx afgewezen. De kantonrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde] tot een bedrag van € 1.065,97 netto toegewezen, te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging en met de wettelijke rente, onder veroordeling van I-Workx om een deugdelijke specificatie daarvan af te geven. I-Workx is veroordeeld in de proceskosten.

De vorderingen in hoger beroep

6.4.

I-Workx is in hoger beroep gekomen. Zij heeft gevorderd dat het hof het bestreden vonnis gedeeltelijk vernietigt. I-Workx wil slechts gedeeltelijke vernietiging van het vonnis, omdat zij het wel eens is met de gedeeltelijke afwijzing van de tegenvordering van [geïntimeerde] . Dat deel van het vonnis moet volgens haar in stand blijven.

I-Workx heeft de vorderingen uit de eerste aanleg in hoger beroep gehandhaafd. Daaraan heeft zij toegevoegd dat [geïntimeerde] moet worden veroordeeld om aan haar terug te betalen hetgeen zij op grond van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan. Vanwege deze vordering tot terugbetaling heeft I-Workx in de kop van de memorie van grieven vermeld dat zij haar eis wijzigt. Ter zitting heeft zij bevestigt dat de eiswijziging slechts ziet op de vordering tot terugbetaling.

Het relatiebeding en het boetebeding in de arbeidsovereenkomst

6.5.

In artikel 10 van de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] met I-Workx is een relatiebeding opgenomen. Dit beding luidt als volgt:

“1. Het is werknemer niet toegestaan om na beëindiging van de arbeidsovereenkomst binnen een tijdvak van 1 jaar:

- In enigerlei vorm direct of indirect bij een onderneming van een opdrachtgever/klant van werkgever een belang te hebben of daarin een aandeel van welke aard dan ook te hebben;

- Op enigerlei wijze voor een dergelijke onderneming werkzaamheden te verrichten hetzij als zelfstandige hetzij in loondienst hetzij op andere basis (bijvoorbeeld uitzending of detachering), hetzij direct hetzij indirect, hetzij tegen een vergoeding hetzij om niet.

2. Onder “opdrachtgever/klant van werkgever” en onder werkgever wordt mede verstaan een daaraan op enigerlei wijze verbonden bedrijf, al dan niet in een groep als bedoeld in artikel 2:24a of 2:24b van het Burgerlijk Wetboek.

3. Indien een werknemer voornemens is om activiteiten te ontplooien, die mogelijk onder dit beding zouden kunnen vallen, is hij verplicht om dit vooraf aan werkgever kenbaar te maken. De werkgever kan dan daarover vooraf zijn visie geven zodat de werknemer de inwerkingtreding van het boetebeding kan voorkomen.”.

In artikel 11 van de arbeidsovereenkomst is, samengevat, vermeld dat de werknemer een boete verbeurt bij overtreding van artikel 10.

Artikel 9a Waadi, grieven 1, 2 en 4

6.6.1.

[geïntimeerde] is door I-Workx ter beschikking gesteld van Volta. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het in de arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding in strijd is met artikel 9a Waadi. Volgens de kantonrechter is artikel 9a lid 1 Waadi ruim geformuleerd en verbiedt het iedere belemmering van de arbeidskracht om een arbeidsverhouding aan te gaan met de opdrachtgever (inlener). De kantonrechter is daarbij nader ingegaan op het doel en de achtergrond van artikel 9a Waadi. Vervolgens is de kantonrechter tot het oordeel gekomen dat artikel 10 van de arbeidsovereenkomst nietig is.

6.6.2.

Met grief 1 komt I-Workx op tegen een overweging van de kantonrechter over de achtergrond en het doel van artikel 9a Waadi (en artikel 6 lid 2 van de Europese Uitzendrichtlijn). Grief 4 ziet op het oordeel dat het relatiebeding nietig is.

6.6.3.

Het hof is van oordeel dat deze grieven falen om de volgende reden. Volgens artikel 9a lid 1 Waadi mag degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt geen belemmeringen in de weg leggen voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst na afloop van de terbeschikkingstelling tussen de ter beschikking gestelde arbeidskracht en degene aan wie hij ter beschikking is gesteld. In dit geval is niet alleen de terbeschikkingstelling van [geïntimeerde] aan Volta afgelopen, maar is ook de relatie tussen I-Workx en Volta ten einde gekomen. Bovendien is [geïntimeerde] na afloop van de terbeschikkingstelling aan Volta nog tewerkgesteld bij de Koninklijke BAM groep. Kortom, vaststaat dat de terbeschikkingstelling van [geïntimeerde] aan Volta was afgelopen. Het hof is van oordeel dat artikel 9a Waadi over een situatie als deze duidelijk is. I-Workx mocht [geïntimeerde] niet belemmeren om bij Volta in dienst te treden.

[geïntimeerde] heeft terecht een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van het beding. Het betoog van I-Workx dat [geïntimeerde] nimmer te kennen heeft gegeven dat hij niet op zijn plek zat bij de Koninklijke BAM groep en het op zijn weg had gelegen om contact op te nemen met I-Workx over zijn onvrede, zodat samen gekeken had kunnen worden naar mogelijke oplossingen omdat er genoeg werk was, baat haar niet. Het stond [geïntimeerde] vrij om zijn arbeidsovereenkomst met I-Workx op te zeggen en bij Volta in dienst te treden.

6.6.4.

Grief 2 is gericht tegen een overweging van de kantonrechter dat enkel een rechtsgeldig beding kan worden overeengekomen tussen uitlener en inlener, inhoudende dat de inlener een redelijke vergoeding verschuldigd is wanneer de werknemer bij de inlener in dienst treedt. Deze overweging ziet niet op de relatie tussen I-Workx en [geïntimeerde] , maar op de relatie I-Workx en Volta. Die relatie is in deze procedure niet aan de orde. De overweging is niet dragend voor de beslissing van de kantonrechter. Om die reden kan deze grief onbesproken blijven.

Overtreding relatiebeding, grief 3

6.7.1.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] het relatiebeding niet heeft overtreden, omdat het niet meer van toepassing was. Dat was een overweging ten overvloede, omdat de kantonrechter het relatiebeding nietig achtte. De kantonrechter had dus niet meer hierop in hoeven te gaan, maar heeft dat toch gedaan.

Ook het hof is van oordeel dat het relatiebeding nietig is, zodat het hof niet meer hoeft in te gaan op grief 3. Het hof zal dat toch doen, omdat het hof van oordeel is dat [geïntimeerde] ook op dit onderdeel gelijk heeft.

6.7.2.

Het oordeel van de kantonrechter komt neer op het volgende. Volgens het relatiebeding was het [geïntimeerde] verboden om na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met I-Workx bij een opdrachtgever/klant van I-Workx werkzaam te zijn. Volta was in maart 2019 geen opdrachtgever/klant meer van I-Workx. [geïntimeerde] heeft dus het relatiebeding niet overtreden.

6.7.3.

I-Workx heeft met grief 3 aangevoerd dat de kantonrechter een onjuiste maatstaf heeft toegepast, omdat de kantonrechter een zuiver taalkundige uitleg heeft gegeven van het relatiebeding. Het hof is met I-Workx van oordeel dat het relatiebeding niet zuiver taalkundig moet worden uitgelegd. Het gaat niet alleen om de taalkundige bewoordingen van de tekst van de overeenkomst, maar het komt tevens aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, waaronder mede van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 Haviltex). Ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst kunnen van belang zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg (HR 12 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX5572).

6.7.4.

I-Workx heeft echter niets aangevoerd over hetgeen partijen hebben besproken bij de totstandkoming van relatiebeding. Kennelijk bedoelt I-Workx dat het relatiebeding ook betrekking heeft op voormalige opdrachtgevers/ klanten. Waarom dit haar bedoeling is begrijpt het hof niet en valt nergens uit af te leiden. Zij heeft niet duidelijk gemaakt waarom [geïntimeerde] dit zo had moeten opvatten. Zij heeft ook niet duidelijk gemaakt wat haar belang daarbij is, zodat [geïntimeerde] ook niet had kunnen of moeten betwijfelen of het relatiebeding ook oude opdrachtgevers/klanten zou omvatten. Verder is onduidelijk wanneer in zo’n situatie het relatiebeding ‘uitgewerkt’ zou zijn. Gelet op de beperking van het recht op vrije arbeidskeuze, is het hof van oordeel dat duidelijk moet zijn tot wanneer het beding werkte.

6.7.5.

Misschien heeft I-Workx bedoeld aan te voeren dat uit de omstandigheden valt af te leiden dat het [geïntimeerde] duidelijk was dat hij toestemming nodig had van I-Workx om bij Volta in dienst te treden, omdat [geïntimeerde] (aanvankelijk) wel toestemming heeft gevraagd aan I-Workx. Als het standpunt van I-Workx zo moet worden opgevat, dan verwerpt het hof dat standpunt. Op het moment dat [geïntimeerde] toestemming vroeg (medio december 2018) was Volta nog opdrachtgever van I-Workx. Op dat moment zou hij dus toestemming nodig gehad hebben om bij Volta in dienst te treden. Daaruit kan dus niet worden afgeleid dat [geïntimeerde] heeft begrepen dat hij die toestemming ook nodig had nadat de overeenkomst tussen I-Workx en Volta was geëindigd.

6.7.6.

I-Workx heeft nog aangevoerd dat [geïntimeerde] vrijwel zijn hele carrière bij I-Workx tewerkgesteld is geweest bij Volta en dat [geïntimeerde] slechts 10 dagen na het eindigen van de overeenkomst met Volta zijn arbeidsovereenkomst met I-Workx heeft opgezegd. Het hof ziet niet in waarom deze omstandigheden maken dat het relatiebeding nog zou moeten gelden. Zoals hiervoor al is vermeld valt nergens uit af te leiden dat het relatiebeding ook moet gelden voor oude opdrachtgevers/klanten van I-Workx. I-Workx heeft niet aangevoerd waarom het voor [geïntimeerde] duidelijk moest zijn dat dit ook de bedoeling was van I-Workx.

6.7.7.

Kortom, het hof is met de kantonrechter van oordeel dat [geïntimeerde] niet in strijd heeft gehandeld met het relatiebeding en dat hij dus geen boetes verschuldigd is geworden. Het hof ziet ook niet in waarom het [geïntimeerde] verboden zou moeten worden om bij Volta werkzaam te zijn. Het hof ziet niet in wat het belang is van I-Workx om zich te verzetten tegen de indiensttreding van [geïntimeerde] bij Volta. Het is immers niet zo dat zij [geïntimeerde] zelf nog bij Volta te werk kon of kan stellen.

De toegewezen vordering van [geïntimeerde] , grief 5

6.8.1.

I-Workx heeft de eindafrekening niet betaald, omdat zij van mening was dat zij recht had op de boetes. Zij wilde de eindafrekening verrekenen met de boetes. De kantonrechter heeft echter de vordering van I-Workx die betrekking had op de boetes afgewezen en het beroep van I-Workx op verrekening van de eindafrekening met de boetes verworpen. Grief 5 heeft betrekking op de toegewezen vorderingen van [geïntimeerde] .

6.8.2.

Uitgangspunt van grief 5 is dat I-Workx recht heeft op boetes wegens overtreding van het relatiebeding. Het hof is van oordeel dat dit uitgangspunt onjuist is. Evenals de kantonrechter is het hof dus van oordeel dat het beroep op verrekening faalt en dat I-Workx vakantietoeslag en een vergoeding wegens niet genoten vakantiedagen aan [geïntimeerde] verschuldigd was.

6.8.3.

Verder heeft de grief betrekking op de verkeersboete. [geïntimeerde] heeft erkend dat hij nog een verkeersboete verschuldigd was aan I-Workx en dat daarom € 64,30 verrekend kon worden met de eindafrekening van € 1.127,27. In de toelichting op de grief heeft I-Workx aangevoerd dat de verkeersboete eerder opeisbaar was dan de eindafrekening. I-Workx heeft daar echter geen consequentie aan verbonden. Het is het hof niet duidelijk waarom de toewijzing van de vordering van [geïntimeerde] niet juist was.

Wettelijke verhoging, grief 6

6.9.1.

De kantonrechter heeft 50% wettelijke verhoging toegewezen over de vordering van [geïntimeerde] . Met grief 6 verzoekt I-Workx om matiging daarvan. Volgens I-Workx heeft zij niet ernstig verwijtbaar gehandeld en is het niet redelijk en billijk om de volledige wettelijke verhoging toe te wijzen (naast wettelijke rente).

6.9.2.

Het hof verwerpt ook deze grief. Het hof ziet om de volgende redenen geen aanleiding om tot matiging over te gaan. Aangezien het tot de bedrijfsactiviteiten van I-Workx hoort om personeel ter beschikking te stellen, had zij kunnen en behoren te weten dat het relatiebeding in strijd is met de wet. Verder ziet het hof niet in wat het belang van I-Workx is om zich te verzetten tegen de indiensttreding van [geïntimeerde] bij Volta. Volta is niet meer haar opdrachtgever. I-Workx heeft (in haar inleidende dagvaarding) aangevoerd dat zij haar investering in [geïntimeerde] (in opleiding en bijscholing) wil beschermen en (in haar memorie van grieven) dat het personeel in de markt van vervanging van slimme meters schaars is. Het doel van het relatiebeding is dus kennelijk om [geïntimeerde] vast te houden. Dat acht het hof geen gerechtvaardigd doel. Het gaat er I-Workx niet om haar bedrijfsdebiet te beschermen, maar om [geïntimeerde] te beletten elders te gaan werken. Los van het oordeel dat het beding in strijd is met artikel 9a Waadi, is het hof dus van oordeel dat I-Workx geen gerechtvaardigd doel heeft nagestreefd met dit beding. Verder is het hof van oordeel dat de omvang van het bedrag waarover de wettelijke verhoging (en wettelijke rente) verschuldigd is, voor I-Workx beperkt is.

Proceskosten, grief 7

6.10.

Grief 7 is gericht tegen de proceskosten. Deze grief heeft naast de andere grieven geen zelfstandige betekenis.

Slotsom

6.11.

De slotsom is dat de grieven falen. Het hof is van oordeel dat het standpunt van I-Workx niet opgaat en dat [geïntimeerde] geen boetes heeft verbeurd. Evenmin valt in te zien waarom het [geïntimeerde] zou moeten worden verboden om bij Volta te werken. Aan bewijslevering komt het hof niet toe. I-Workx heeft geen feiten en omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot andere beslissingen zouden leiden. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen en I-Workx veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.

7 De uitspraak

Het hof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

veroordeelt I-Workx in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] op € 332,- aan griffierecht en op € 2.228,- aan salaris advocaat, en voor wat betreft de nakosten op € 163,- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 248,- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden.

Dit arrest is gewezen door mrs. M. van Ham, M.E. Smorenburg en A.E. Bos en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 maart 2022.

griffier rolraadsheer