Hoge Raad, 08-07-2011, BQ7311, 11/00648
Hoge Raad, 08-07-2011, BQ7311, 11/00648
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 juli 2011
- Datum publicatie
- 8 juli 2011
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2011:BQ7311
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BQ7311
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2010:BP1269, Niet ontvankelijk
- Zaaknummer
- 11/00648
Inhoudsindicatie
Cassatie. Wet griffierechten burgerlijke zaken; art. 3 lid 4. Nu verschuldigde griffierecht niet tijdig door verzoeker is bijgeschreven of gestort, dient hij ingevolge art. 282a lid 2 in verbinding met art. 427b Rv. niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.
Uitspraak
8 juli 2011
Eerste Kamer
11/00648
EV/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 367654/HA RK 10-284, wrakingsnummer 2010/11, van de wrakingskamer van de rechtbank 's-Gravenhage van 2 juni 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.072.954/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 5 november 2010.
De beschikking van het gerechtshof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het gerechtshof heeft [verzoeker] bij verzoekschrift, ter griffie van de Hoge Raad ingediend op 7 februari 2011, beroep in cassatie ingesteld.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt primair tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens het niet tijdig voldaan zijn van het in cassatie verschuldigde griffierecht en subsidiair tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 6 juni 2011 op die conclusie gereageerd. Nu deze reactie meer dan twee weken nadat de conclusie was genomen, en derhalve na het verstrijken van de termijn van art. 44 lid 3 Rv., bij de Hoge Raad is ingekomen, heeft de Hoge Raad deze brief terzijde gelegd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.1 Ingevolge art. 3 lid 4 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken had [verzoeker] ervoor moeten zorgen dat het in cassatie verschuldigde griffierecht binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift in cassatie, dus uiterlijk op 7 maart 2011, werd bijgeschreven op de rekening van de Hoge Raad dan wel ter griffie werd gestort.
3.2 Het door [verzoeker] verschuldigde griffierecht is niet binnen deze termijn bijgeschreven of gestort. [Verzoeker] dient derhalve ingevolge art. 282a lid 2 in verbinding met art. 427b Rv. niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 juli 2011.