Hoge Raad, 31-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:215, 13/00254
Hoge Raad, 31-01-2014, ECLI:NL:HR:2014:215, 13/00254
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 31 januari 2014
- Datum publicatie
- 31 januari 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:215
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1145, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BX1359, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 13/00254
Inhoudsindicatie
Werkingssfeer van de cao voor de Metalektro; Regeling Werkingssfeer, lid 2; recht in de zin van art. 79 RO. Uitleg van criterium of in de onderneming uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend (vgl. HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889, NJ 2012/142).
Uitspraak
31 januari 2014
Eerste Kamer
nr. 13/00254
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. STICHTING RAAD VAN OVERLEG IN DE METALEKTRO,gevestigd te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg,
2. DE STICHTING PENSIOENFONDS VAN DE METALEKTRO,gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. R.A.A. Duk,
t e g e n
ADIMEC ADVANCED IMAGE SYSTEMS B.V.,gevestigd te Eindhoven,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. E.H. van Staden ten Brink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als ROM, PME en Adimec.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak 959245\RL EXPL 10-13900 van de kantonrechter te ’s-Gravenhage van 26 januari 2011;
b. het arrest in de zaak 200.086.813/01 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage van 10 juli 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben ROM en PME beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Adimec heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van ROM en PME heeft bij brief van 14 november 2013 op die conclusie gereageerd.
3 Beoordeling van het middel
In cassatie kan worden uitgaan van het volgende.
(i) Adimec is een onderneming die zich richt op het ontwikkelen, vervaardigen dan wel assembleren, alsmede het verkopen van (hightech) camera’s voor industriële en medische toepassingen en voor de overheid. Bij haar zijn 78 werknemers werkzaam in 70,64 fte (1 fte = 40 werkuren per week).
(ii) ROM is een stichting die betrokken is bij de uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomsten in de bedrijfstak Metalektro. PME is een pensioenfonds voor die bedrijfstak.
(iii) Voor de bedrijfstak geldt de ‘CAO voor de Metalektro’ (hierna: de cao). Bijlage A van de cao bevat een regeling van de werkingssfeer (hierna: de Regeling Werkingssfeer). De cao is (grotendeels) algemeen verbindend verklaard, inclusief de Regeling Werkingssfeer.
(iv) Voor ondernemingen in de Metalektro geldt op grond van een daartoe strekkend ministerieel besluit de verplichting tot deelname in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro. Dit verplichtstellingsbesluit (hierna: het verplichtstellingsbesluit) kent een werkingssfeerbepaling die overeenkomt met de Regeling Werkingssfeer.
( v) De Regeling Werkingssfeer (waarin de nummers worden aangeduid met ‘lid’) luidt, voor zover van belang, als volgt:
“ 2. Tot de “Metalektro” behoren (…) ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste 1.200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze overeenkomst, doch met inachtneming van het gestelde onder 5 t/m 14 en 18, werkzaamheden worden verricht en waarin:
a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder onder meer wordt verstaan:
1e het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, (...) samenstellen, (…) vervaardigen (…) van metaal (…) of metalen apparaten, (…) alles in de ruimste zin des woords, zoals (…) instrumenten (waaronder optische apparaten), (…).”
(vi) De Commissie Werkingssfeer, die tot taak heeft toe te zien op de toepassing van de in de Regeling Werkingssfeer gestelde regels met betrekking tot de indeling van ondernemingen, heeft zich op het standpunt gesteld dat Adimec behoort tot de bedrijfstak voor wat betreft de cao-regelingen en de pensioenregeling.
Adimec vordert in dit geding een verklaring voor recht dat zij niet valt onder de werkingssfeer van de cao en het verplichtstellingsbesluit. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen.
Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het heeft daartoe onder meer het volgende vastgesteld.
- De afnemers van Adimec betalen uitsluitend voor de door Adimec verrichte productontwikkeling - in de meest ruime zin des woords - indien dat wordt gevolgd door levering door Adimec van één of meer camera's. Betaling vindt pas plaats als er daadwerkelijk camera's worden geleverd. Facturering van uitsluitend productontwikkelingsactiviteiten vindt niet plaats. (rov. 5)
- Volgens ROM en PME betekent dit dat die ontwikkelactiviteiten moeten worden beschouwd als voortraject dat onmisbaar is voor, en ook altijd uitmondt in, een product dat wordt vervaardigd door middel van een of meer handelingen die als zodanig in de Regeling Werkingssfeer en het verplichtstellingsbesluit als metalektro-activiteiten zijn vermeld (met name de eindassemblage van de camera’s). Dat product, de camera’s die Adimec levert, is het doel waarvoor de klant met Adimec in zee gaat en waarvoor hij bereid is te betalen. De onderneming van Adimec heeft derhalve geen andere omzet genererende producten dan de door Adimec geassembleerde camera's en dat is wat in dit verband doorslaggevend is. (rov. 6)
- Adimec heeft een grote R&D-(research en development)afdeling. Zij ontwerpt en ontwikkelt haar producten - geavanceerde en gespecialiseerde hightech camera's - in nauw overleg met haar afnemers. De aantrekkelijkheid van Adimec voor haar (potentiële) klanten is met name gelegen in de bij haar aanwezige know how en haar innovatief potentieel. Het zwaartepunt van de gewerkte uren bij Adimec ligt bij productontwikkeling (R&D), de vermarkting van de resultaten van die productontwikkeling en het onderzoeken van nieuwe zakelijke mogelijkheden. De eindassemblage die bij Adimec plaatsvindt, heeft betrekking op door haar van derden betrokken onderdelen. Er is maar een zeer beperkt aantal van haar medewerkers betrokken bij die eindassemblage. (rov. 7)
- Volgens Adimec brengt een en ander mee dat niet gezegd kan worden dat haar R&D-afdeling als zodanig dienstbaar is aan het be- en/of verwerken van metalen als bedoeld in de relevante bepaling van de Regeling Werkingssfeer (met name de eindassemblage). Integendeel, de R&D-werkzaamheden zijn nu juist de kern en het zwaartepunt van wat haar onderneming kan en doet. Het is veeleer zo dat de eindassemblage daaraan ten dienste staat. (rov. 8)
Het hof heeft vervolgens als volgt overwogen.
- Indien het eindproduct het uiteindelijke resultaat is van een uitgebreid R&D-traject in nauw overleg met de uiteindelijke afnemer en het die afnemer uiteindelijk ook te doen is om dat eindproduct, moet dat R&D-traject worden aangemerkt als onlosmakelijk onderdeel van een productietraject (in ruime zin opgevat) dat leidt tot het uiteindelijke eindproduct en moet het ervoor worden gehouden dat de kosten van dat R&D-traject ook in de kosten van dat uiteindelijke eindproduct zijn verdisconteerd. Dat een en ander is echter onvoldoende om te oordelen dat het R&D-traject moet worden beschouwd - in de zin van de Regeling Werkingssfeer en verplichtstellingsbesluit - als uiteindelijk gericht op en daarmee dus ook ten dienste staand van de eindassemblage. R&D en eindassemblage moeten in dit verband elk worden beschouwd als zelfstandig en nevengeschikt onderdeel van het productietraject in ruime zin dat leidt tot het eindproduct. (rov. 9.3)
- Hieruit vloeit voort dat in dit geval doorslaggevend is of meer dan 50% van de bestede uren binnen genoemd productietraject in ruime zin - met toerekening van de aan respectievelijk R&D en eindassemblage toe te rekenen ondersteuning en overhead - betrekking heeft op de eindassemblage. In het licht van hetgeen Adimec omtrent haar onderneming en de daarin bestede uren heeft aangevoerd, is door ROM en PME onvoldoende gesteld om anders te oordelen dan dat R&D onmiskenbaar kern en zwaartepunt van de ondernemingsactiviteiten vormt, zodat het antwoord op die vraag ontkennend luidt. (rov. 9.4)
Het middel klaagt dat het hof heeft miskend dat Adimec, gelet op de feiten die het hof in rov. 5 van zijn arrest vaststelt (en die hiervoor in 3.2.2 zijn weergegeven), haar omzet haalt met het afleveren van door haar geassembleerde metalen apparaten en zij daarom is aan te merken als een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak dergelijke producten assembleert. Daaraan doet volgens het middel niet af dat voor het assembleren de inzet is vereist van haar R&D-afdeling en dat Adimec (aldus) zelf de door haar geassembleerde hightech camera’s ontwerpt en ontwikkelt en dat het zwaartepunt van de bij Adimec gewerkte arbeidsuren op productontwikkeling en onderzoek ligt. Die activiteiten zijn aan te merken als dienstbaar - en niet als nevengeschikt - aan het afzetten van de geassembleerde camera’s en moeten (daarom) worden toegerekend aan de assemblage van de camera’s, aldus het middel. Het middel doet daartoe een beroep op het Vector-arrest van de Hoge Raad (HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889, NJ 2012/142), dat op de uitleg van dezelfde cao-bepaling betrekking heeft.
Het middel faalt. Volgens het hiervoor in 3.1 onder (v) aangehaalde lid 2, aanhef en onder a, van de Regeling Werkingssfeer - welke regeling recht is in de zin van art. 79 RO, nu zij als onderdeel van de cao algemeen verbindend is verklaard - is beslissend of de bedrijfsuitoefening van de onderneming uitsluitend of in hoofdzaak het ‘be- en/of verwerken van metalen’ betreft als bedoeld en nader omschreven in die bepaling (zie rov. 3.5.4 van het Vector-arrest). Blijkens de hiervoor in 3.2.2 en 3.2.3 weergegeven, door het hof in rov. 7 en 9.4 vastgestelde feiten, bestaat de bedrijfsactiviteit van Adimec in hoofdzaak in het in nauw overleg met de afnemer ontwerpen en ontwikkelen van geavanceerde en gespecialiseerde hightech camera’s. De uiteindelijke assemblage van die camera’s - de enige fase van de productie en dienstverlening van Adimec die kan worden aangemerkt als het ‘be- en/of verwerken van metalen’ in genoemde zin, en welke assemblage uitsluitend plaatsvindt als een uitvloeisel van het ontwerpen en de ontwikkelen van een camera - vormt slechts een ondergeschikt onderdeel van haar activiteiten. De door het hof aan deze feiten verbonden slotsom dat de onderneming van Adimec (dus) niet valt onder de werkingssfeerbepaling van lid 2, aanhef en onder a, Regeling Werkingssfeer, is juist.
Aan de juistheid het oordeel van het hof doet niet af dat ontwerp en ontwikkeling in een onderneming vaak ondergeschikt zullen zijn aan of uitsluitend ten dienste zullen staan van de (eigenlijke) bedrijfsactiviteiten. De vaststelling van het hof houdt immers in dat in dit geval ontwerp en ontwikkeling juist kern en zwaartepunt van (en dus) de (eigenlijke) bedrijfsactiviteiten vormen. Die vaststelling is gelet op de door het hof in rov. 7 vermelde feiten alleszins begrijpelijk.
Evenmin doet aan de juistheid het oordeel van het hof af dat Adimec uitsluitend betaling verlangt voor haar werkzaamheden als het tot levering van een camera komt. Dat brengt immers geen verandering in de aard en het karakter van haar bedrijfsactiviteiten.
Gelet op een en ander komt het oordeel van het hof ook niet in strijd met het Vector-arrest. Daarin ging het immers uitsluitend om de toerekening van arbeidsuren van activiteiten die ondergeschikt zijn aan de eigenlijke bedrijfsactiviteiten van de onderneming.