Hoge Raad, 23-09-2014, ECLI:NL:HR:2014:2752, 13/01595
Hoge Raad, 23-09-2014, ECLI:NL:HR:2014:2752, 13/01595
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 23 september 2014
- Datum publicatie
- 23 september 2014
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2014:2752
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1608, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:843
- Zaaknummer
- 13/01595
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO en strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn.
Uitspraak
23 september 2014
Strafkamer
nr. 13/01595
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 21 maart 2013, nummer 23/004732-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3 Beoordeling van het derde middel
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van elf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.