Hoge Raad, 17-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:1077, 14/02966
Hoge Raad, 17-04-2015, ECLI:NL:HR:2015:1077, 14/02966
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 17 april 2015
- Datum publicatie
- 17 april 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:1077
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:22, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2014:1235, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 14/02966
Inhoudsindicatie
Internationaal privaatrecht. Rechtsmacht Nederlandse rechter. Ambtshalve onderzoek naar de rechtsmacht (HR 6 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL7065, NJ 2005/403 en HR 18 februari 2011, ECLI:HR:NL:2011:BO7116, NJ 2012/333). Verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging buitenlands arbitraal vonnis (art. 1076 Rv). Verbonden met de rechtssfeer van Nederland (art. 3 onder c Rv). Verjaring of verval van bevoegdheid tot tenuitvoerlegging krachtens recht van het land waar arbitraal vonnis is gewezen: weigeringsgrond voor erkenning of tenuitvoerlegging? Art. 1076 lid 1 onder A en B Rv. Verdeling bewijslast. Bewijsaanbod, beroep op schriftelijk bewijs (HR 9 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9204, NJ 2012/174).
Uitspraak
17 april 2015
Eerste Kamer
14/02966
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
De rechtspersoon naar buitenlands recht OAO SEVERNOE RECHNOE PAROKHODSTVO (NORTHERN RIVER SHIPPING COMPANY),gevestigd te Archangelsk, Russische Federatie,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M.J.E. Harmsen,
t e g e n
de rechtspersoon naar buitenlands recht KOMPAS OVERSEAS INC.,gevestigd te Panama City, Panama,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. den Hoed.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als NRSL en Kompas.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak 482043/KG RK 11-362 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 21 april 2011 en 10 mei 2012;
b. de beschikkingen in de zaak 200.107.628/01 van het gerechtshof Amsterdam van 16 oktober 2012 (tussenbeschikking) en 8 april 2014 (eindbeschikking).
De eindbeschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen de eindbeschikking van het hof heeft NRSL beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Kompas heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van NRSL heeft bij brief van 5 februari 2015 op die conclusie gereageerd.
3 Beoordeling van het middel
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) NRSL is een rivierrederij. Haar schepen varen op de grote Russische rivieren, maar ook naar bestemmingen in onder meer Europa.
(ii) Op 17 september 1997 hebben Kompas en NRSL een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het schip ‘Volgo-Balt - 153’. Op 21 oktober 1997 heeft NRSL het schip aan Kompas geleverd.
(iii) [A] is directeur van Kompas. [A] heeft de Russische nationaliteit en was tot eind 2004 woonachtig in de Russische Federatie. Daarna is [A] het land ontvlucht. Op 20 april 2006 heeft de United Nations High Commissioner for Refugees (UNCHR) [A] de status van vluchteling verleend. Thans woont [A] in Nederland.
(iv) Op 5 oktober 2001 heeft Kompas op de voet van het in de koopovereenkomst opgenomen arbitraal beding tegen NRSL een (derde) arbitrale procedure aanhangig gemaakt bij de Internationale Commerciële Arbitragerechtbank in Moskou, Russische Federatie (hierna: het scheidsgerecht). Het scheidsgerecht had ook al op 5 november 1998 en 22 juli 1999, althans 27 juli 1999, geschillen tussen partijen op grond van de koopovereenkomst beslecht. Beide eerdere arbitrale procedures hadden betrekking op klachten van Kompas over de kwaliteit van het schip en hebben geresulteerd in toekenning van schadevergoeding aan Kompas, die NRSL heeft betaald, en de teruglevering van het schip door Kompas aan NRSL. De in 2001 aanhangig gemaakte derde arbitrale procedure betrof een vordering van Kompas voor door haar gederfde winst door het mislopen van een charter (hierna: de charterovereenkomst) van Amador Enterprises Inc.
(v) Bij arbitraal vonnis van 26 maart 2002 in de derde arbitrale procedure (hierna: het arbitraal vonnis) heeft het scheidsgerecht NRSL veroordeeld tot betaling aan Kompas van een bedrag van in totaal US $ 909.461,97. NRSL heeft tot op heden een bedrag van US $ 1.000,-- aan Kompas voldaan.
(vi) Op 20 juni 2002 heeft het Moscow City Court Kompas verlof verleend voor de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis en het verzoek van NRSL tot vernietiging van het arbitraal vonnis afgewezen.
(vii) Op 13 augustus 2002 heeft het Supreme Court of the Russian Federation het door NRSL ingestelde hoger beroep tegen het verlof tot tenuitvoerlegging afgewezen en de beslissing van het Moscow City Court bekrachtigd.
(viii) In november 2002 heeft NRSL het scheidsgerecht verzocht het arbitraal vonnis te vernietigen op grond van nieuwe feiten (kort gezegd: vervalsing van stukken door Kompas). Dit verzoek heeft het scheidsgerecht op 31 januari 2003 afgewezen. Bij brief van 25 maart 2003 heeft het scheidsgerecht dit aan NRSL bevestigd. In deze brief schrijft het scheidsgerecht verder dat de zaak conform het reglement van het scheidsgerecht als gesloten dient te worden beschouwd na de definitieve uitspraak in de zaak en dat het reglement niet voorziet in de mogelijkheid van heropening van de zaak, behalve in gevallen waarin het gaat om correctie, interpretatie of een aanvulling van de uitspraak.
(ix) In februari 2003 heeft NRSL het Moscow City Court verzocht het door haar op 20 juni 2002 verleende verlof tot tenuitvoerlegging te vernietigen, omdat Kompas een in de arbitrageprocedure ingediend bewijsstuk ter onderbouwing van haar schadeclaim zou hebben vervalst. Op 14 april 2003 heeft het Moscow City Court dit verzoek gehonoreerd en partijen verwezen naar het Arbitrazh (Commercial) Court of the City of Moscow (het Arbitration Court te Moskou).
(x) Het Arbitration Court te Moskou heeft op 16 januari 2004 het vonnis van het Moscow City Court vernietigd en het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis (alsnog) toegewezen en het verzoek tot vernietiging van het arbitraal vonnis afgewezen.
(xi) Op 24 maart 2004 heeft het Federal Arbitrazh (Commercial) Court te Moskou het vonnis van het Arbitration Court bekrachtigd.
(xii) Op 26 oktober 2004 heeft het High Arbitrazh (Commercial) Court of the Russian Federation het verlof tot tenuitvoerlegging (gedeeltelijk) vernietigd op grond van mogelijke strijd met de openbare orde en het verzoek tot tenuitvoerlegging teruggewezen naar het Arbitration Court te Moskou. Het Arbitration Court kreeg de opdracht het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging opnieuw te beoordelen.
(xiii) Kompas heeft haar verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging in december 2004 ingetrokken.
(xiv) In een uitspraak van het Arbitration Court te Moskou van 15 december 2004 is bevestigd dat Kompas het verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging heeft ingetrokken.
(xv) Op 19 mei 2005 heeft het scheidsgerecht schriftelijk bericht aan Kompas dat het arbitraal vonnis in kracht van gewijsde was gegaan.
Kompas heeft de voorzieningenrechter verzocht om haar op de voet van art. 1076 Rv verlof tot tenuitvoerlegging te verlenen van het arbitraal vonnis.
De voorzieningenrechter heeft het gevraagde verlof verleend.
Het hof heeft de beschikking van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Voor zover in cassatie van belang heeft het hof hiertoe als volgt overwogen.
De kern van het betoog van NRSL is dat Kompas haar vordering in de derde arbitrale procedure heeft gebaseerd op een vervalst stuk (de charterovereenkomst), dat Kompas daarmee het scheidsgerecht valselijk heeft voorgelicht en dat tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis om die reden strijdig is met de openbare orde. Ook heeft NRSL aangevoerd dat het scheidsgerecht de charterovereenkomst ten onrechte niet op echtheid heeft onderzocht. (rov. 3.7)
Niet is uitgesloten dat indien zou komen vast te staan dat de veroordeling in het arbitraal vonnis is verkregen op grond van een vervalst document, verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis zou moeten worden geweigerd wegens strijd met de openbare orde. Gelet op het bepaalde in art. 1076 lid 1, aanhef en onder B, Rv is het aan NRSL om haar stelling dat sprake is geweest van een (door Kompas) vervalste charterovereenkomst, voldoende aannemelijk te maken. Mede in het licht van het gemotiveerde verweer van Kompas is het hof van oordeel dat NRSL daarin ook in hoger beroep niet is geslaagd. (rov. 3.9-3.11)
NRSL heeft voorts aangevoerd dat de weigering van een Russische rechter om een arbitraal vonnis ten uitvoer te leggen naar Russisch recht hetzelfde effect heeft als een vernietiging van dat vonnis, met als gevolg dat het vonnis niet elders ter wereld ten uitvoer kan worden gelegd (rov. 3.15).
Het hof is van oordeel dat de voorzieningenrechter met juistheid heeft overwogen dat de weigering van de tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis in het land waar dat vonnis is gewezen, niet op grond van art. 1076 lid 1 Rv leidt tot weigering van erkenning en tenuitvoerlegging in Nederland, tenzij de grond waarop de tenuitvoerlegging is geweigerd in het land waar het arbitraal vonnis is gewezen, overeenkomt met een van de weigeringsgronden van art. 1076 Rv. Hiervan is geen sprake. (rov. 3.16)
Ten slotte heeft NRSL aangevoerd dat de voorzieningenrechter ten onrechte Nederlands recht heeft toegepast bij de beantwoording van de vraag of het recht om het arbitraal vonnis ten uitvoer te leggen, is verjaard. Volgens NRSL dient deze vraag naar Russisch recht te worden beantwoord en is de vordering tot tenuitvoerlegging op grond van dat recht verjaard. (rov. 3.17)
Het hof is van oordeel dat art. 1076 Rv geen weigeringsgrond bevat inhoudende dat verlof tot tenuitvoerlegging niet kan worden verleend indien het recht op tenuitvoerlegging in het land waar het arbitraal vonnis is gewezen, is verjaard. Daar komt bij dat de vraag of het recht op tenuitvoerlegging is verjaard, naar Nederlands recht dient te worden beantwoord. (rov. 3.18)
Onderdeel 1 klaagt dat het hof heeft verzuimd om ambtshalve te onderzoeken of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt om kennis te nemen van het verzoek van Kompas om verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis te verlenen.
Bij de beoordeling van het onderdeel dient tot uitgangspunt dat de regels van internationaal bevoegdheidsrecht van openbare orde zijn. Dit betekent dat zowel de rechter in eerste aanleg als de rechter in hoger beroep ertoe is gehouden ambtshalve de rechtsmacht van de Nederlandse rechter aan een onderzoek te onderwerpen. Voor de rechter in hoger beroep geldt deze verplichting ook indien geen van de partijen zich over de vraag naar de rechtsmacht van de Nederlandse rechter heeft uitgelaten, en tevens indien die vraag buiten de grenzen van het door de grieven ontsloten gebied van de rechtsstrijd in hoger beroep valt.
Het vorenstaande geldt zowel in gevallen die worden bestreken door de bevoegdheidsregeling van een verdrag of een EU-verordening, waaronder het EEX-Verdrag en de (herschikte) EEX-Verordening (vgl. HR 6 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AL7065, NJ 2005/403), als in gevallen die worden bestreken door de commune bevoegdheidsregeling van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (vgl. HR 18 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO7116, NJ 2012/333).
Het hof was derhalve ertoe gehouden om ambtshalve te onderzoeken of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt om kennis te nemen van het verzoek van Kompas.
In de bestreden beschikking ligt het oordeel besloten dat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt om kennis te nemen van het verzoek van Kompas. Dat oordeel is juist.
De Nederlandse rechter komt op grond van art. 3, aanhef en onder c, Rv steeds rechtsmacht toe om kennis te nemen van een verzoek om verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging in Nederland van een in een vreemde staat gewezen arbitraal vonnis. Een dergelijke zaak, die ingevolge art. 1076 lid 6 (oud en nieuw) in verbinding met art. 986 lid 1 Rv bij verzoekschrift moet worden ingeleid, is naar haar aard voldoende met de rechtssfeer van Nederland verbonden in de zin van art. 3, aanhef en onder c, Rv. De partij die in het buitenland een arbitraal vonnis heeft verkregen en zich wenst te verhalen op vermogensbestanddelen die zich in Nederland bevinden dan wel zich op enig moment hier te lande zullen bevinden, is immers aangewezen op een geding ten overstaan van de Nederlandse rechter, teneinde op de voet van art. 1076 Rv het vereiste verlof tot tenuitvoerlegging te verkrijgen.
In het licht van het vorenstaande behoeft het rechterlijk oordeel dat de Nederlandse rechter ingevolge art. 3, aanhef en onder c, Rv rechtsmacht toekomt om kennis te nemen van een verzoek om verlof te verlenen tot tenuitvoerlegging in Nederland van een in een vreemde staat gewezen arbitraal vonnis, geen motivering.
Onderdeel 1 faalt derhalve.
Onderdeel 2.1 klaagt over het oordeel van het hof in rov. 3.18 dat art. 1076 Rv geen weigeringsgrond bevat die inhoudt dat verlof tot tenuitvoerlegging niet kan worden verleend indien het recht op tenuitvoerlegging in het land waar het arbitraal vonnis is gewezen, is verjaard.
Deze klacht faalt. De verjaring of het verval van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis krachtens het recht van het land waar dat vonnis is gewezen, wordt niet als weigeringsgrond vermeld in art. 1076 lid 1, aanhef en onder A, (oud en nieuw) Rv, en brengt evenmin mee dat de erkenning of de tenuitvoerlegging van dat vonnis strijdig is met de openbare orde als bedoeld in art. 1076 lid 1, aanhef en onder B, (oud en nieuw) Rv.
Onderdeel 2.2 richt zich tegen een overweging van het hof in rov. 3.18 die blijkens de inleidende woorden ‘Daar komt bij …’ ten overvloede is gegeven, en kan derhalve bij gebrek aan belang niet tot cassatie leiden.
Het middel, dat geen onderdeel 3.2 bevat, klaagt in onderdeel 3.3 dat het hof in rov. 3.9 ten onrechte ervan is uitgegaan dat NRSL de bewijslast draagt van haar stelling dat sprake is geweest van een (door Kompas) vervalste charterovereenkomst, en heeft miskend dat omkering van de bewijslast hier is geboden omdat NRSL blijkens haar stellingen omtrent de echtheid van het document in een onredelijk zware bewijspositie verkeert.
Deze klachten falen. In het kader van het op art. 1076 Rv gebaseerde verzoek van Kompas om verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis heeft NRSL zich beroepen, voor zover hier van belang, op de weigeringsgrond van art. 1076 lid 1, aanhef en onder B, Rv en daartoe aangevoerd dat sprake is geweest van een (door Kompas) vervalste charterovereenkomst. Bij die stand van zaken lag het op de weg van NRSL om haar stelling aannemelijk te maken dat sprake is van een vervalsing, zoals het hof terecht heeft geoordeeld. In zijn oordeel ligt besloten dat in de omstandigheden van het geval niet uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
Onderdeel 3.4 klaagt dat het hof heeft miskend dat, zo de stellingen van NRSL omtrent de echtheid van het document niet volstaan voor omkering van de bewijslast, die stellingen wel voldoende grond zijn om NRSL overeenkomstig haar aanbod toe te laten tot bewijslevering van haar stelling dat het document vals is, door overlegging van de politiedossiers in Rusland en door onderzoek te verrichten naar dan wel het horen van de personen achter Amador en/of de persoon [B].
Deze klacht faalt eveneens.
Het hof was niet gehouden NRSL alsnog in de gelegenheid te stellen schriftelijk bewijs in het geding te brengen. Van een partij die zich beroept op schriftelijk bewijs, mag worden verlangd dat zij dit uit zichzelf in het geding brengt (vgl. HR 9 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9204, NJ 2012/174).
Zoals hiervoor in 3.2.3 is vermeld, heeft het hof geoordeeld dat niet is uitgesloten dat verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis zou moeten worden geweigerd wegens strijd met de openbare orde indien zou komen vast te staan dat de veroordeling in dat vonnis is verkregen op grond van een vervalst document (rov. 3.9). Het hof heeft vervolgens op basis van het door NRSL overgelegde bewijsmateriaal geoordeeld dat zij niet aannemelijk had gemaakt dat Kompas de charterovereenkomst heeft vervalst (rov. 3.10-3.11). Klaarblijkelijk was het hof daarbij van oordeel dat de stelling van NRSL dat zij nog onderzoek wilde verrichten of personen wilde horen, niet was aan te merken als een voldoende gemotiveerd bewijsaanbod. Dat oordeel is niet onbegrijpelijk.
Onderdeel 3.1 betoogt dat het hof, onder ambtshalve aanvulling van rechtsgronden, het verlof tot tenuitvoerlegging had moeten weigeren wegens strijd met de openbare orde, nu uit de vaststaande feiten en omstandigheden volgt dat het arbitraal vonnis is tot stand gekomen op een wijze die onverenigbaar is met de fundamentele beginselen van hoor en wederhoor en een eerlijk proces als bedoeld in art. 6 EVRM.
Bij de beoordeling van deze klacht dient tot uitgangspunt dat NRSL in cassatie niet opkomt tegen de wijze waarop het hof in rov. 3.7 – onder het kopje ‘Tenuitvoerlegging arbitraal vonnis strijdig met de openbare orde’ – de kern van het betoog van NRSL heeft weergegeven, te weten: (i) Kompas heeft haar vordering in de derde arbitrale procedure gebaseerd op een vals stuk (de charterovereenkomst), daarmee heeft Kompas het scheidsgerecht valselijk voorgelicht en om die reden is tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis strijdig met de openbare orde, en (ii) het scheidsgerecht heeft de charterovereenkomst ten onrechte niet op echtheid onderzocht. Onderdeel 3.1 klaagt niet dat het hof heeft miskend dat NRSL haar betoog in hoger beroep dat het verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis als strijdig met de openbare orde moet worden geweigerd, op andere gronden heeft gebaseerd dan die welke het hof in rov. 3.7 heeft weergegeven.
Voor zover onderdeel 3.1 berust op de door NRSL in hoger beroep gestelde feiten en omstandigheden dat Kompas haar vordering heeft gebaseerd op een vervalst stuk (de charterovereenkomst) en dat Kompas daarmee het scheidsgerecht valselijk heeft voorgelicht, miskent het dat het hof tot het oordeel is gekomen dat NRSL in hoger beroep niet erin is geslaagd – evenmin als in eerste aanleg – om voldoende aannemelijk te maken dat sprake is geweest van een (door Kompas) vervalste charterovereenkomst (rov. 3.9-3.11).
Voor zover onderdeel 3.1 berust op de door NRSL in hoger beroep betrokken stelling dat het scheidsgerecht de charterovereenkomst ten onrechte niet op echtheid heeft onderzocht, miskent het dat het hof – in cassatie onbestreden – heeft vastgesteld dat NRSL in de derde arbitrale procedure tweemaal niet ter zitting van het scheidsgerecht is verschenen en geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de vordering van Kompas. Hieraan heeft het hof de gevolgtrekking verbonden, en ook kunnen verbinden, dat voor rekening van NRSL dient te blijven dat het scheidsgerecht de echtheid van de charterovereenkomst niet heeft onderzocht (rov. 3.10).
De overige door NRSL in hoger beroep gestelde feiten en omstandigheden waarop onderdeel 3.1 zich beroept, noopten het hof niet ertoe om, onder ambtshalve aanvulling van rechtsgronden, het verlof tot tenuitvoerlegging te weigeren wegens strijd met de openbare orde als bedoeld in art. 1076 lid 1, aanhef en onder B, Rv.
Op het vorenstaande stuit de klacht van onderdeel 3.1 af.
Onderdeel 4 klaagt dat het hof een essentiële stelling van NRSL onbesproken heeft gelaten. Volgens de klacht is het hof niet kenbaar ingegaan op het verweer van NRSL dat de hiervoor in 3.1 onder (xii) genoemde uitspraak van de Russische cassatierechter, gevolgd door de hiervoor in 3.1 onder (xiii) genoemde onherroepelijke intrekking door Kompas van haar verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging in de Russische Federatie, ertoe heeft geleid dat het arbitraal vonnis naar Russisch recht niet meer bindend is tussen partijen, en dat het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van dat vonnis daarom strijdig is met de openbare orde.
Deze klacht mist feitelijke grondslag. In rov. 3.16 is het hof ingegaan op het betoog van NRSL dat betrekking heeft op de gevolgen die in het stelsel van de weigeringsgronden van art. 1076 lid 1 Rv toekomen aan de uitspraak van de Russische cassatierechter en de intrekking door Kompas van haar verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging in de Russische Federatie.
Nu het onderdeel voor het overige niet uiteenzet waarom het oordeel van het hof in rov. 3.16 onjuist of onvoldoende gemotiveerd zou zijn, kan het niet tot cassatie leiden.
Onderdeel 5 bouwt voort op de onderdelen 1-4 en moet hun lot derhalve delen.