Hoge Raad, 30-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:158, 14/01953
Hoge Raad, 30-01-2015, ECLI:NL:HR:2015:158, 14/01953
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 30 januari 2015
- Datum publicatie
- 30 januari 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:158
- Formele relaties
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2014:1163
- Zaaknummer
- 14/01953
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Uitspraak
30 januari 2015
Nr. 14/01953
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbenden) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 maart 2014, nrs. 12/00490 tot en met 12/00492 en 12/00495 tot en met 12/00497, betreffende aan belanghebbende over de jaren 1999 en 2001 opgelegde navorderingsaanslagen in de vennootschapsbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikkingen alsmede betreffende de voor het jaar 2003 gegeven beschikking als bedoeld in artikel 20a, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
1 Het eerste geding in cassatie
De uitspraak van het Gerechtshof te 's‑Gravenhage is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 29 juni 2012, nr. 11/00552, ECLI:NL:HR:2012:BW9856, BNB 2012/249, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
2 Het tweede geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3 Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.