Home

Gerechtshof Amsterdam, 06-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1163, 12/00490 t/m 12/00492 en 12/00495 t/m 12/00497

Gerechtshof Amsterdam, 06-03-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1163, 12/00490 t/m 12/00492 en 12/00495 t/m 12/00497

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
6 maart 2014
Datum publicatie
9 april 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:1163
Formele relaties
Zaaknummer
12/00490 t/m 12/00492 en 12/00495 t/m 12/00497
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-03-2027] art. 8:73

Inhoudsindicatie

Correcties na boekenonderzoek. Hof oordeelt na verwijzing over resterende geschilpunten inzake enkelvoudige belasting (IB, VPB en OB) en boetes. Verzoek tot schadevergoeding op de voet van art. 8:73 Awb en verzoek om integrale proceskostenvergoeding afgewezen. Wel immateriële schadevergoeding wegens overschrijding redelijke behandelingstermijn.

Uitspraak

kenmerknummers 12/00490 t/m 12/00492 en 12/00495 t/m 12/00497

6 maart 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

inzake de hogere beroepen – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van

[A] te [Z], belanghebbende 1,

en

[X] B.V. te [Z], belanghebbende 2,

gemachtigde: mr. J.A. Jansens van Gellicum (Benvalor Advocaten en Belastingadviseurs te Utrecht),

tegen

uitspraken van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) in het geding tussen belanghebbende 1 en na te noemen inspecteur betreffende de hem voor de jaren 1999, 2001 en 2003 opgelegde belastingaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/Pvv) en in het geding tussen belanghebbende 2 en de inspecteur betreffende de haar voor de jaren 1999, 2001 en 2003 opgelegde belastingaanslagen in de vennootschapsbelasting (Vpb).

alsmede inzake

het incidentele hogere beroep – na verwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden – van

de inspecteur van de Belastingdienst / Zuidwest / kantoor Goes, de inspecteur,

tegen

de uitspraak van de rechtbank in het geding tussen belanghebbende 2 en de inspecteur betreffende de haar voor het jaar 2001 opgelegde navorderingsaanslag in de Vpb.

1 Ontstaan en loop van de gedingen

1.1.

Voor de loop van de gedingen tot aan de procedure na verwijzing verwijst het Hof naar de desbetreffende, in onderdeel 2 nader te noemen uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof ’s-Gravenhage en de desbetreffende arresten van de Hoge Raad.

1.2.

Partijen zijn door de griffier van het Hof in de gelegenheid gesteld een schriftelijke reactie op de arresten in te dienen. De inspecteur heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 3 september 2012, belanghebbenden bij brief van 5 november 2012. Een afschrift van de respectieve brieven is aan de wederpartij gezonden.

1.3.

Het onderzoek ter zitting is aangevangen op 29 mei 2013.

Aldaar zijn gezamenlijk behandeld:

- De zaken van belanghebbende 1, enig aandeelhouder en bestuurder van belanghebbende 2, betreffende de navorderingsaanslagen IB/Pvv 1999, 2000 en 2001 en de aanslagen IB/Pvv 2002 en 2003 (met kenmerken 12/00490 tot en met 12/00494). In de zaak betreffende de IB/Pvv 1999 is tevens de navorderingsaanslag arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zelfstandigen 1999 begrepen.

alsmede

- de zaken van belanghebbende 2 betreffende de navorderingsaanslagen Vpb 1999, 2000 en 2001 en de aanslagen Vpb 2002 en 2003 (met kenmerken 12/00495 t/m 12/00499) en de naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: OB) voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002 (met kenmerk 12/00500).

1.4.

Van het verhandelde ter zitting van 29 mei 2013 is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift bij brief van 5 juni 2013 aan partijen is gezonden. In het proces-verbaal zijn onder meer de ter zitting met partijen gemaakte afspraken vastgelegd. Ter verdere uitvoering van die afspraken is in de brief van 5 juni 2013 een door het Hof samengesteld schematisch overzicht opgenomen van de correcties in de aanslagen IB/Pvv en Vpb voor het jaar 2002.

1.5.

Overeenkomstig de daarover ter zitting gemaakte afspraken heeft belanghebbende bij brief van 1 juli 2013 schematische overzichten ingezonden van het verloop van de correcties in de (navorderings)aanslagen IB/Pvv en Vpb voor de jaren 1999 tot en met 2003 en van de correcties in de naheffingsaanslag OB voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002, met daarin opgenomen een cijfermatige interpretatie van de stand van zaken na verwijzing.

1.6.

De inspecteur heeft bij brief van 19 juli 2013 op de overzichten van belanghebbende gereageerd, waarna belanghebbende op 20 september 2013 nog een korte reactie heeft ingezonden.

1.7.

Op 3 oktober 2013 heeft belanghebbende nadere stukken ingediend.

1.8.

Het onderzoek ter zitting is (in alle in 1.3 genoemde zaken) voortgezet op 16 oktober 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Omvang van de geschillen na cassatie

navorderingsaanslag IB/Pvv 1999 (kenmerk 12/00490)

Uitspraak rechtbank: 27 mei 2009, AWB 06/4844.

Uitspraak gerechtshof ’s-Gravenhage: 21 december 2010, BK-09/00473 en BK-09/00474.

Arrest Hoge Raad: 29 juni 2012, nr. 11/00558

Niet meer in geschil is dat de inspecteur het belastbare inkomen en de heffingsgrondslag WAZ bij de uitspraak op bezwaar op het juiste bedrag heeft vastgesteld, zodat de rechtbank en het gerechtshof ’s-Gravenhage het beroep, respectievelijk het hoger beroep van belanghebbende in zoverre terecht ongegrond hebben bevonden. In het hoger beroep na cassatie is nog wel in geschil of belanghebbende 1 recht heeft op (integrale) proceskostenvergoeding, schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 Awb en immateriële schadevergoeding wegens onredelijk lange behandelingsduur van het bezwaar en het (hoger) beroep.

navorderingsaanslag IB/Pvv 2001 (kenmerk 12/00492)

Uitspraak rechtbank: 31 juli 2009, AWB 07/9525.

Uitspraak gerechtshof ’s-Gravenhage: 21 december 2010, BK-09/00698.

Arrest Hoge Raad: 29 juni 2012, nr. 11/00558.

Na cassatie is nog in geschil of de inspecteur in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld door ter zake van privé-autokosten een uitdeling ten bedrage van € 5.468 tot het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang te rekenen.

Het Hof stelt vast dat in de onderhavige zaak, anders dan in de procedures betreffende de IB/Pvv van belanghebbende 1 voor de jaren 2000 en 2002 het geval is, belanghebbende in cassatie niet is opgekomen tegen de beslissing van het gerechtshof ’s-Gravenhage betreffende de argumenten van belanghebbende als vervat in het in hoger beroep ingebrachte document ‘Evaluatie van het Controlerapport’. Dit houdt in dat het Hof, na verwijzing, niet over de grieven van belanghebbende betreffende de correcties ‘advocaatkosten’ (€ 8.825) en ‘overige niet-zakelijke kosten’ (€ 2.570) heeft te beslissen. De inspecteur heeft ter zitting van 29 mei 2013 toegezegd dat hij niettemin, ambtshalve, de beslissing van het Hof in de procedures betreffende de IB/Pvv 2000 en/of 2002 ter zake van deze genoemde correcties voor de heffing van de IB/Pvv 2001 zal volgen indien en voorzover het Hof terzake in het voordeel van belanghebbende zal beslissen.

In het hoger beroep na cassatie is voorts in geschil of belanghebbende 1 recht heeft op (integrale) proceskostenvergoeding, schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 Awb en immateriële schadevergoeding wegens onredelijk lange behandelingsduur van het bezwaar en het (hoger) beroep.

aanslag IB/Pvv 2003 (kenmerk 12/00491)

Uitspraak rechtbank: 31 juli 2009, AWB 08/2592.

Uitspraak gerechtshof ’s-Gravenhage: 21 december 2010, BK-09/00693.

Arrest Hoge Raad: 29 juni 2012, nr. 11/00558.

Niet meer in geschil is dat de inspecteur het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang en het verzamelinkomen bij de uitspraak op bezwaar op het juiste bedrag heeft vastgesteld, zodat de rechtbank en het gerechtshof ’s-Gravenhage het beroep, respectievelijk het hoger beroep van belanghebbende in zoverre terecht ongegrond hebben bevonden. In het hoger beroep na cassatie is nog wel in geschil of belanghebbende 1 recht heeft op (integrale) proceskostenvergoeding, schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 Awb en immateriële schadevergoeding wegens onredelijk lange behandelingsduur van het bezwaar en het (hoger) beroep.

navorderingsaanslag Vpb 1999 (kenmerk 12/00495)

Uitspraak rechtbank: 27 mei 2009, AWB 06/4847.

Uitspraak gerechtshof ’s-Gravenhage: 21 december 2010, BK-09/00536.

Arrest Hoge Raad: 29 juni 2012, nr. 11/00552

Niet meer in geschil is dat de inspecteur het belastbaar bedrag bij de uitspraak op bezwaar op het juiste bedrag heeft vastgesteld, zodat de rechtbank en het gerechtshof ’s-Gravenhage het beroep, respectievelijk het hoger beroep van belanghebbende in zoverre terecht ongegrond hebben bevonden. In het hoger beroep na cassatie is nog wel in geschil of belanghebbende 2 recht heeft op (integrale) proceskostenvergoeding, schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 Awb en immateriële schadevergoeding wegens onredelijk lange behandelingsduur van het bezwaar en het (hoger) beroep.

navorderingsaanslag Vpb 2001 (kenmerk 12/00497)

Uitspraak rechtbank: 31 juli 2009, AWB 07/9513.

Uitspraak gerechtshof ’s-Gravenhage: 21 december 2010, BK-09/00697.

Arrest Hoge Raad: 29 juni 2012, nr. 11/00552.

Na cassatie is nog in geschil of de inspecteur in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld door privé-autokosten ten bedrage van € 5.468 niet in aftrek toe te laten.

Het Hof stelt vast dat belanghebbende 2 in de onderhavige zaak, anders dan in de procedures betreffende de IB/Pvv van belanghebbende 1 voor de jaren 2000 en 2002 het geval is, in cassatie niet is opgekomen tegen de beslissing van het gerechtshof ’s-Gravenhage betreffende de argumenten van belanghebbende als vervat in het in hoger beroep ingebrachte document ‘Evaluatie van het Controlerapport’. Dit houdt in dat het Hof, na verwijzing, niet over de grieven van belanghebbende betreffende de correcties ‘advocaatkosten’ (€ 7.416) en ‘overige niet-zakelijke kosten’ (€ 1.543) heeft te beslissen. De inspecteur heeft ter zitting van 29 mei 2013 toegezegd dat hij niettemin, ambtshalve, de beslissing van het Hof in de procedures betreffende de IB/Pvv 2000 en/of 2002 ter zake van deze genoemde correcties voor de heffing van de Vpb 2001 zal volgen indien en voorzover het Hof terzake in het voordeel van belanghebbende 1 zal beslissen.

Na cassatie is voorts nog in geschil of de inspecteur terecht en tot het juiste bedrag een boete heeft opgelegd.

In het hoger beroep na cassatie is voorts in geschil of belanghebbende 2 recht heeft op (integrale) proceskostenvergoeding, schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 Awb en immateriële schadevergoeding wegens onredelijk lange behandelingsduur van het bezwaar en het (hoger) beroep.

aanslag Vpb 2003 (kenmerk 12/00496)

Uitspraak rechtbank: 31 juli 2009, AWB 08/2612.

Uitspraak gerechtshof ’s-Gravenhage: 21 december 2010, BK-09/00694.

Arrest Hoge Raad: 29 juni 2012, 11/00552.

Niet meer in geschil is dat de inspecteur bij de uitspraak op bezwaar het verlies op het juiste bedrag heeft vastgesteld, zodat de rechtbank en het gerechtshof ’s-Gravenhage het beroep, respectievelijk het hoger beroep van belanghebbende 2 in zoverre terecht ongegrond hebben bevonden. In het hoger beroep na cassatie is nog wel in geschil of belanghebbende 2 recht heeft op (integrale) proceskostenvergoeding, schadevergoeding op de voet van artikel 8:73 Awb en immateriële schadevergoeding wegens onredelijk lange behandelingsduur van het bezwaar en het (hoger) beroep.

3 Feiten

Voor de feiten verwijst het Hof naar zijn heden gedane uitspraken in de zaken met kenmerk 12/00493 en 12/00494 betreffende aan belanghebbende 1 voor de jaren 2000 en 2002 opgelegde belastingaanslagen in de IB/Pvv (hierna: de IB-Uitspraak) en met kenmerk 12/00498 en 12/00499 betreffende aan belanghebbende 2 voor de jaren 2000 en 2002 opgelegde belastingaanslagen in de Vpb (hierna: de VPB-Uitspraak).

4 Beoordeling van de resterende geschillen

5 Kosten

6 Immateriële schadevergoeding

7 Beslissing