Hoge Raad, 22-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2783, 14/05249, 14/06137
Hoge Raad, 22-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2783, 14/05249, 14/06137
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 september 2015
- Datum publicatie
- 23 september 2015
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2015:2783
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1823, Gevolgd
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:1828, Gevolgd
- Zaaknummer
- 14/05249, 14/06137
- Relevante informatie
- Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024], Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 23, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 98, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 218, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 552a, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 552k, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 552p, Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 552oa
Inhoudsindicatie
Cassatieberoep tegen 2 beschikkingen. 1. Verlof ex art. 552p Sv. Rechtshulpverzoek VS. 2. Beklag ex art. 552a Sv. Verschoningsrecht advocaat. Art. 98 Sv. Art. 218 Sv. Maatstaf.
Ad 1. De maatstaf om geen toepassing te geven aan art. 23.2, 23.3, 23.4 en 23.5 Sv, is of het onderzoek “ernstig wordt geschaad”. Blijkens de bestreden beschikking heeft de Rb evenwel kennelijk als maatstaf gehanteerd dat het onderzoek “nog volop gaande is” en dat “in deze fase van de procedure naleving van de volkenrechtelijke verplichting prevaleert boven het belang van de betrokkenen om kennis te nemen van de vorderingen, het rechtshulpverzoek dat daaraan vooraf ging en de onderliggende stukken, alsmede om daaromtrent hun standpunten kenbaar te kunnen maken bij de behandeling in raadkamer”. Het oordeel van de Rb dat zij “om deze redenen” het verzoek van de OvJ om art. 23.6 Sv toe te passen op de raadkamerprocedure heeft toegewezen en dat daarom de behandeling in raadkamer buiten de aanwezigheid van betrokkene en haar raadsvrouw heeft plaatsgevonden, getuigt dus van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. ECLI:NL:HR:2011:BR2326).
Ad 2. De HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:1991:ZC0422. Daarbij doet niet ter zake of de in het geding zijnde stukken zich bij de verschoningsgerechtigde zelf of bij diens cliënt of patiënt bevinden. Blijkens de bestreden beschikking heeft de Rb geoordeeld dat de in art. 98 Sv bedoelde geheimhoudingsplicht reeds daarom niet van toepassing is op de onderhavige uitslag van een Mantouxtest, omdat deze in het huis van klaagster is aangetroffen en dus niet onder de arts van klaagster in beslag is genomen. Dit oordeel geeft, in het licht van hetgeen in voornoemd arrest is vooropgesteld, blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De gegrondheid van het middel behoeft nochtans niet tot cassatie te leiden. Dat berust op het navolgende. I.c., waarin een doorzoeking heeft plaatsgevonden in de woning van klaagster, heeft klaagster aangevoerd dat de inbeslaggenomen uitslag van een Mantouxtest “niet kan bijdragen aan de waarheidsvinding”, dat “deze uitslag hoogstpersoonlijke informatie [zou] bevatten” en dat “onduidelijk [is] of de geheimhoudingsplicht van de arts hiermee is doorbroken”. De Rb heeft het aldus aangevoerde kennelijk ontoereikend geacht voor de gevolgtrekking dat een verschoningsgerechtigde zich m.b.t. dat stuk op zijn verschoningsrecht beroept. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk.
Uitspraak
22 september 2015
Strafkamer
nrs. S 14/05249 B en 14/06137 B
CB/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen twee beschikkingen van de Rechtbank Rotterdam van 2 september 2014, nummers RK 14/2123 en RK 14/2009, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, respectievelijk op een vordering als bedoeld in art. 552p, tweede lid, Sv in de zaak van:
[klaagster] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.
1 De bestreden beschikkingen
De Rechtbank heeft bij beschikking met nr. 14/2123 ongegrond verklaard het door de klaagster op de voet van art. 552a Sv ingediende klaagschrift strekkende tot teruggave van de in de beschikking bedoelde goederen en gegevens en tot een verbod op het gebruik daarvan.
Voorts heeft de Rechtbank bij beschikking met nr. 14/2009 aan de Rechter-Commissaris verlof verleend als bedoeld in art. 552p Sv om de inbeslaggenomen stukken en gegevensdragers onder het in de beschikking omschreven voorbehoud ter beschikking te stellen van de Officier van Justitie teneinde deze over te dragen aan de Amerikaanse autoriteiten.
2 Geding in cassatie
Tegen de beschikkingen is cassatieberoep ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft mr. T.M.D. Buruma, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De middelen 1 en 5 hebben betrekking op beide zaken. De overige middelen hebben blijkens de toelichting alleen betrekking op de zaak met nr. 14/2009.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft in de zaak met nr. 14/2123 geconcludeerd tot verwerping van het beroep en in de zaak met nr. 14/2009 tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot verwijzen of terugwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.
3 Waar het in deze zaak om gaat
Het gaat in deze zaak om een verzoek om rechtshulp van de justitiële autoriteiten van de Verenigde Staten van Amerika, onder meer ertoe strekkende dat in het kader van een strafzaak stukken van overtuiging in beslag zullen worden genomen onder de klaagster en zullen worden overgedragen aan de verzoekende Staat.
De Rechtbank heeft twee aparte beschikkingen gegeven met betrekking tot 1. het ingediende klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, en 2. het verzochte verlof als bedoeld in art. 552p Sv. Gelet op de samenhang tussen de bestreden beschikkingen en op de schriftuur waarin over beide beschikkingen wordt geklaagd, worden beide hieronder gezamenlijk besproken.