Hoge Raad, 18-05-2018, ECLI:NL:HR:2018:728, 17/03411
Hoge Raad, 18-05-2018, ECLI:NL:HR:2018:728, 17/03411
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 mei 2018
- Datum publicatie
- 18 mei 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:728
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:151, Contrair
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2017:2561, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 17/03411
Inhoudsindicatie
Procesrecht. Terugbetaling van proceskosten betaald op grond van een later vernietigde beslissing. Voorwaardelijke vernietiging? Herleven vernietigde uitspraak? Onverschuldigde betaling.
Uitspraak
18 mei 2018
Eerste Kamer
17/03411
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[de dochter],wonende te [woonplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes,
t e g e n
[de moeder],wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.A.J.G. Janssen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de dochter en de moeder.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding tot dusver verwijst de Hoge Raad naar zijn arrest van 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:46, NJ 2016/265 en naar:
a. het vonnis in de zaak 4921525 RL EXPL 16-8410 van de kantonrechter te Den Haag van 8 augustus 2016;
b. het arrest in de zaak 200.199.516/01 van het gerechtshof Den Haag van 27 juni 2017.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft de dochter beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van de dochter heeft bij brief van2 maart 2018 op die conclusie gereageerd.
3 Beoordeling van het middel
Voor de feiten waarvan in cassatie kan worden uitgegaan, verwijst de Hoge Raad naar zijn hiervoor in 1 vermelde arrest van 15 januari 2016. Daarbij is het arrest van het gerechtshof Den Haag van 29 april 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:1868 (hierna ook: het vernietigde arrest) vernietigd en het geding ter verdere behandeling en beslissing verwezen naar het gerechtshof Amsterdam.
In de onderhavige procedure vordert de dochter de moeder te veroordelen tot terugbetaling van onder meer een bedrag van € 2.314,--, welk bedrag de dochter op 15 mei 2014 ter uitvoering van de proceskostenveroordeling in het vernietigde arrest aan de moeder heeft voldaan. Zij betoogt dat met de onherroepelijke vernietiging door de Hoge Raad van dat arrest, de rechtsgrond aan de betaling is komen te ontvallen.
De kantonrechter heeft de vordering van de dochter afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het heeft daartoe als volgt overwogen.
“8. Het hof is voorts van oordeel dat het betoog van de dochter dat de uitspraak van het hof Den Haag “van de baan” is en onherroepelijk is vernietigd, niet juist is. Ingevolge artikel 424 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zet de rechter, naar wie het geding is verwezen, i.c. het hof Amsterdam, de behandeling daarvan voort en beslist met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad. De procedure na cassatie en verwijzing is geen zelfstandige instantie met een eigen inzet en procesgang, maar vormt de voortzetting van de instantie die voorafging aan het cassatiegeding. Ook al vernietigt de Hoge Raad in het dictum van zijn arrest de bestreden uitspraak zonder enige beperking, dan mag daaruit niet worden afgeleid dat al hetgeen de bestreden uitspraak inhield is vernietigd; het is aan het hof Amsterdam, aan de hand van het door de Hoge Raad overwogene en besliste, te beoordelen welke onderdelen van de vernietigde uitspraak in cassatie niet of tevergeefs bestreden zijn en derhalve onaantastbaar zijn geworden. De proceskostenveroordeling is een beslissing die voortbouwt op, althans onverbrekelijk samenhangt met de vernietigde beslissing. Ten aanzien van een dergelijk voortbouwende beslissing geldt dat de rechter na verwijzing hieraan niet is gebonden. De vernietiging van de beslissing ten aanzien van de proceskosten is eerst definitief indien het hof Amsterdam tot deze beslissing komt. Indien de kwestie waarop de vernietigde beslissing betrekking had na verwijzing weer in dezelfde zin kan worden beslist als vóór cassatie, dan is de vernietiging van de proceskostenveroordeling slechts een voorwaardelijke. In het geval de rechter na verwijzing de kwestie weer in dezelfde zin beslist als de rechter vóór cassatie, herleeft de voortbouwende beslissing. Uit het voorgaande volgt dat in het arrest van de Hoge Raad, waarbij de vernietiging en verwijzing is uitgesproken, geen definitieve beslissing ten aanzien van de proceskostenveroordeling besloten ligt.
De grief van de dochter faalt.”
Onderdeel I van het middel richt een rechtsklacht tegen rov. 8 van het bestreden arrest. Het betoogt dat de beslissing in het vernietigde arrest over de proceskosten door de Hoge Raad onherroepelijk is vernietigd. Daarmee is de rechtsgrond onherroepelijk komen te ontvallen aan de betaling van de proceskosten en zijn deze kosten onverschuldigd betaald.
Na verwijzing door de Hoge Raad dient de rechter naar wie het geding wordt verwezen, de behandeling daarvan voort te zetten en te beslissen met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad (art. 424 Rv). De vernietiging door de Hoge Raad van een uitspraak treft niet alleen de in die uitspraak voorkomende beslissingen die in cassatie met succes zijn bestreden, maar brengt ook mee dat alle beslissingen die daarop voortbouwen of daarmee onverbrekelijk samenhangen, hun kracht verliezen omdat daaraan de grondslag is ontvallen (HR 19 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2739, rov. 3.6.2). Dit geldt ook voor de beslissing over de proceskosten.
Anders dan het hof heeft overwogen, behelst de vernietiging van de beslissing over de proceskosten geen ‘voorwaardelijke’ vernietiging en kan van ‘herleven’ van die beslissing geen sprake zijn, ook niet indien het verwijzingshof met betrekking tot het punt waarop is vernietigd tot dezelfde beslissing komt als het hof voor cassatie. Een verwijzingshof is gehouden de proceskosten van het hoger beroep opnieuw te begroten, zowel wat betreft de proceshandelingen die aan de vernietiging zijn voorafgegaan, als die welke na verwijzing zijn verricht. Onderdeel I slaagt derhalve.
Onderdeel II bouwt voort op onderdeel I en is gericht tegen de bekrachtiging door het hof van de veroordeling van de dochter in de proceskosten van de onderhavige procedure in eerste aanleg en de compensatie van de proceskosten van de onderhavige procedure in hoger beroep. Uit het voorgaande volgt dat deze klachten slagen.