Home

Hoge Raad, 11-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1997, 19/04494

Hoge Raad, 11-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1997, 19/04494

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 december 2020
Datum publicatie
11 december 2020
ECLI
ECLI:NL:HR:2020:1997
Formele relaties
Zaaknummer
19/04494

Inhoudsindicatie

Art. 81 lid 1 RO. Arbeidsrecht. Art. 7:681 (oud) BW. Opzegging arbeidsovereenkomst kennelijk onredelijk?

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

CIVIELE KAMER

Nummer 19/04494

Datum 11 december 2020

ARREST

In de zaak van

[eiser],
wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

hierna: [eiser],

advocaat: A.H.H. Conradi-Vermeulen,

tegen

STICHTING REGIONAAL OPLEIDINGSCENTRUM VAN AMSTERDAM,
gevestigd te Amsterdam,

VERWEERSTER in cassatie,

hierna: ROCvA,

advocaat: S.F. Sagel.

1. Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:

  1. het vonnis in de zaak 4894994/MC EXPL 16-3037 van de kantonrechter te Almere van 5 april 2017;

  2. het arrest in de zaak 200.221.858/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 juli 2019.

[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.

ROCvA heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor ROCvA mede door R. van Haeringen.

De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2 Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beslissing

De Hoge Raad:

-

verwerpt het beroep;

-

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ROCvA begroot op € 2.763,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op 11 december 2020.