Hoge Raad, 19-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:425, 19/04927
Hoge Raad, 19-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:425, 19/04927
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 19 maart 2021
- Datum publicatie
- 19 maart 2021
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2021:425
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:963, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2019:1944, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 19/04927
Inhoudsindicatie
Art. 81 lid 1 RO. Arbeidsrecht. Na beëindigingsovereenkomst met vergoeding volgens sociaal plan, maakt werknemer aanspraak op schadevergoeding; verdeling bewijslast. Samenhang met 19/04926.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 19/04927
Datum 19 maart 2021
BESCHIKKING
In de zaak van
[werkneemster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [werkneemster],
advocaat: Chr.F. Kroes,
tegen
NN PERSONEEL B.V., voorheen NN INSURANCE PERSONEEL B.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: NN,
advocaat: S.F. Sagel.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
-
de beschikking in de zaak 7084484 RP VERZ 18-50411 van de kantonrechter te Den Haag van 25 oktober 2018;
-
de beschikking in de zaak 200.251.594/01 van het gerechtshof Den Haag van 30 juli 2019.
[werkneemster] heeft tegen de beschikking van het hof beroep in cassatie ingesteld.
NN heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [werkneemster] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Beoordeling van het middel in het principale beroep
De Hoge Raad heeft de klachten over de beschikking van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die beschikking. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van de beschikking van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.
3 Beslissing
De Hoge Raad:
- -
-
verwerpt het principale beroep;
- -
-
veroordeelt [werkneemster] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van NN begroot op € 6.799,07 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.J. Kroeze op 19 maart 2021.