Hoge Raad, 21-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:661, 21/00366 en 21/00370
Hoge Raad, 21-04-2023, ECLI:NL:HR:2023:661, 21/00366 en 21/00370
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 21 april 2023
- Datum publicatie
- 21 april 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:661
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:618, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2020:2930, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Zaaknummer
- 21/00366 en 21/00370
Inhoudsindicatie
Pensioenrecht. Verhouding eenzijdig wijzigingsbeding in arbeidsovereenkomst (art. 7:613 BW) en pensioenovereenkomst (art. 19 Pw). Toepasselijkheid wijzigingsverbod opgebouwde aanspraken (art. 20 Pw) op wijziging onvoorwaardelijke toeslagregeling met voorwaardelijk element (deelname aan regeling) in voorwaardelijke toeslagregeling. Wijzigingsverbod art. 20 Pw van toepassing op wijzigingen in uitvoeringsovereenkomst?
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummers 21/00366 en 21/00370
Datum 21 april 2023
ARREST
In de zaak van
STICHTING AUTORITEIT FINANCIËLE MARKTEN,gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie, verweerster in het (deels voorwaardelijke) incidentele cassatieberoep,
hierna: de AFM,
advocaten: B.F.L.M. Schim en F.E. Vermeulen,
tegen
[verweerder] ,wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDER in cassatie, eisers in het (deels voorwaardelijke) incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerder] ,
advocaat: H.J.W. Alt.
en in de zaak van
STICHTING AUTORITEIT FINANCIËLE MARKTEN,gevestigd te Amsterdam,
EISERES tot cassatie, verweerster in het (deels voorwaardelijke) incidentele cassatieberoep,
hierna: de AFM,
advocaten: B.F.L.M. Schim en F.E. Vermeulen,
tegen
1. [verweerder 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [verweerder 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. [verweerder 3] ,
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het (deels voorwaardelijke) incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: [verweerders] ,
advocaat: H.J.W. Alt.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
-
de vonnissen in de zaak 6289613 CV EXPL 17-20638 van de kantonrechter te Amsterdam van 20 oktober 2017 en 27 juli 2018;
-
het arrest in de zaak 200.250.380/01 van het gerechtshof Amsterdam van 3 november 2020.
De AFM heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder] heeft (deels voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor de AFM mede door P.A. de Jong.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot vernietiging en verwijzing, zowel in het principale cassatieberoep als het incidentele cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
Zaak 21/00370
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 6215837 CV EXPL 17-18240 van de kantonrechter te Amsterdam van 20 oktober 2017 en 27 juli 2018;
b. het arrest in de zaak 200.250.384/01 van het gerechtshof Amsterdam van 3 november 2020.
De AFM heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben (deels voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor de AFM mede door P.A. de Jong.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot vernietiging en verwijzing, zowel in het principale cassatieberoep als het incidentele cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2 Uitgangspunten en feiten
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan:
(i) [verweerder] , geboren in 1975, is sinds 2007 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam voor de AFM.
(ii) [verweerders] zijn op basis van arbeidsovereenkomsten werkzaam voor de AFM. [verweerder 1] , geboren in 1967, is in dienst sinds 2006, [verweerder 2] , geboren in 1982, is in dienst sinds 2013 en [verweerder 3] , geboren in 1972, is in dienst sinds 2013.
(iii) De AFM houdt als gedragstoezichthouder toezicht op de financiële markten.
(iv) In art. 4 van de arbeidsovereenkomsten van [verweerder] en [verweerders] (hierna: de werknemers) is bepaald dat zij deelnemen aan de collectieve pensioenregeling. De voorwaarden van deze regeling zijn opgenomen in het pensioenreglement, dat onderdeel uitmaakt van de Personeelsgids.
(v) In art. 8 van de arbeidsovereenkomst van de werknemers (hierna: de arbeidsovereenkomst) is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“1. De Werknemer heeft kennis genomen van het bepaalde in de Personeelsgids en verklaart daarmee akkoord te gaan.
De inhoud van de Personeelsgids wordt geacht onderdeel van deze arbeidsovereenkomst uit te maken.”
(vi) In art. 10 van de arbeidsovereenkomst is het volgende bepaald:
“1. De Werkgever kan één of meer artikelen van deze arbeidsovereenkomst eenzijdig wijzigen, indien hij daarbij een zwaarwichtig belang heeft.
2. (…).
3. De Werknemer aanvaardt dat de voorwaarden respectievelijk regelingen genoemd in artikel 8 van deze overeenkomst van tijd tot tijd kunnen wijzigen, in welk geval de gewijzigde voorwaarden van toepassing zullen zijn.”
(vii) Het pensioenreglement dat bij de AFM gold tot 1 januari 2016 (hierna: het Pensioenreglement 2014), bevatte onder meer de volgende bepalingen:
“Art. 9 Ouderdomspensioen
(…)
Toeslagverlening
3. Op de pensioenaanspraken voor deelnemers wordt jaarlijks (per 1 januari) een toeslag verleend op basis van de algemene (niet-incidentele) loonontwikkeling bij de werkgever over het voorafgaande kalenderjaar. Voor deze toeslagverlening is geen reserve gevormd, maar deze wordt door de werkgever voldaan. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken worden aangepast.
(…)
Art. 22 Aanpassing van ingegane pensioenen en aanspraken van gewezen deelnemers
Vaststelling hoogte toeslagverlening en voorwaardelijkheidsverklaring
1. Op de pensioenrechten van pensioengerechtigden, de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en op de pensioenaanspraken van ex-partners van gewezen deelnemers of gepensioneerden wordt jaarlijks (per 1 januari) toeslag verleend van maximaal de procentuele stijging van de kosten van levensonderhoud, met een maximum van 6%.
Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.
2. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald, maar deze wordt uit het beleggingsrendement gefinancierd.
(…)
Art. 25 Wijziging regeling
1. Indien in de toekomst de bestaande sociale wetten worden gewijzigd of andere maatregelen met betrekking tot ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen worden ingevoerd, heeft de werkgever zich het recht voorbehouden om, indien en voor zover dat door de wet wordt afgedwongen, de pensioenregeling aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden.
2. Indien uit de wijziging van de pensioenregeling als bedoeld in het eerste lid een vermindering van de pensioenaanspraken voortvloeit, dan zal deze niet meer bedragen dan het bedrag voortvloeiende uit de nieuwe wettelijke voorziening dan wel het bedrag waarmee een reeds bestaande wettelijke voorziening wordt verhoogd, met dien verstande dat deze vermindering slechts dan op de opgebouwde pensioenaanspraken betrekking mag hebben indien en voor zover de nieuwe wettelijke voorziening daarop betrekking heeft en de Pw vermindering van aanspraken toelaat. Opgebouwde pensioenaanspraken worden niet verminderd tenzij dat door de wet wordt afgedwongen. Daarnaast kunnen verminderingen wel plaatsvinden indien de financiële toestand van de stichting daartoe dwingt.
3. Ingeval van een vermindering van aanspraken als bedoeld in lid 2, zullen de hiervoor eventueel geldende wettelijke beperkingen en voorwaarden in acht worden genomen. De vermindering moet plaatsvinden binnen een jaar na de datum van invoeren of verhoging van de wettelijke voorziening.
4. Aan de deelnemers wordt opgave gedaan van de gewijzigde pensioenbedragen. Aanspraken op pensioen, verkregen door eigen bijdragen van deelnemers, zijn onaantastbaar.
5. Wanneer de werkgever het voornemen heeft gebruik te maken van het recht om de premiebetaling te verminderen of te beëindigen in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden zoals bepaald in artikel 12 Pw, deelt hij dit onverwijld schriftelijk mee aan het bestuur en aan degenen wier aanspraak op pensioen of recht op pensioen daardoor wordt getroffen. Het bestuur past dit reglement vervolgens aan aan de gewijzigde omstandigheden. De opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten kunnen in dat geval uit hoofde van de omstandigheid zoals beschreven in dit lid niet worden gewijzigd.”
(viii) Van april 2015 tot en met december 2015 heeft het bestuur van de AFM met de ondernemingsraad (hierna: de OR) en de pensioencommissie van de OR overlegd over een voorgenomen wijziging van de arbeidsvoorwaarden, in het bijzonder de pensioenregeling.
(ix) In een brief van 27 augustus 2015 aan de voorzitter van de AFM, inzake Financiering pensioenen AFM, heeft het ministerie van Financiën aangedrongen op versobering van de arbeidsvoorwaarden en in het bijzonder de pensioenregeling van de AFM.
(x) Bij brief van 25 november 2015 heeft het bestuur van de AFM aan de OR een voorgenomen besluit met een verzoek tot instemming voorgelegd. De voorgenomen wijzigingen in de pensioenregeling houden het volgende in:
“ 7. Pensioenregeling systematiek
• Huidig beleid
° DB middelloon
° Opbouwpercentage 1,875%
° Franchise € 12.642
° Actuariële premie ongedempt vermeerderd met opslag indexatie, solvabiliteit
herstelopslag en uitvoeringskosten
• Argumentatie
Vernieuwing van de pensioenregeling is voor de AFM noodzakelijk in verband met de acute financieringsproblematiek en de toekomstige beheersbaarheid van de kostenontwikkeling van de pensioenregeling. Autonome effecten zoals de ontwikkeling van de rente of nieuwe sterftetafels leiden binnen de huidige pensioenregeling en financieringsafspraken tot een ongewenste volatiliteit in de begroting. Daarnaast is de regeling niet meer marktconform.
• Wijziging
° De nieuwe pensioenregeling wordt per 1-1-2016 gebaseerd op het CDC principe (Collective Defined Contribution).
° Werkgever en medewerker spreken gezamenlijk een vast (of maximum) premieniveau af uitgedrukt in een percentage van de salarissom: vaste pensioenpremie van 25% van de ongemaximeerde loonsom. Deze premie wordt in het pensioenfonds gestort.
° Het pensioenfonds berekent jaarlijks de kostendekkende premie. Indien de vaste premie hoger is dan de kostendekkende premie, wordt de geambieerde opbouw uit de pensioenregeling ingekocht. Een eventueel overschot wordt aangewend voor beperking / voorkoming korting jaaropbouw, korting pensioenaanspraken (actieven en gewezen deelnemers) en indexatie van de actieven.
° Berekening kostendekkende premie: gedempte premie op basis van reëel verwacht rendement.
° Indien de kostendekkende premie hoger is dan de overeengekomen vaste premie, dan wordt de geambieerde pensioenopbouw in dat betreffende jaar zodanig verlaagd dat de kostendekkende premie gelijk is aan de overeengekomen vaste premie.
8 Werknemersbijdrage
• Huidig beleid
In 2015 betaalt de medewerker een eigen bijdrage van maximaal 5% van de ongemaximeerde loonsom. De AFM betaalt alle overige kosten.
• Wijziging
° In de nieuwe regeling wordt de eigen bijdrage verhoogd naar 6% van de gemaximeerde loonsom gedurende 2016 tot en met 2020.
° Vanaf 2021 stapsgewijs (lineair) in 5 jaar naar verhouding 30-70 werknemers-werkgeverspremie van de kostendekkende premie.
• Compensatie-overgangsregeling
Gedurende de eerste 5 jaar bedraagt de eigen bijdrage voor de medewerker in dienst op 31-12-2015 5% van de gemaximeerde loonsom tot 2021.