Hoge Raad, 26-05-2023, ECLI:NL:HR:2023:790, 21/05220
Hoge Raad, 26-05-2023, ECLI:NL:HR:2023:790, 21/05220
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 mei 2023
- Datum publicatie
- 26 mei 2023
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2023:790
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:973, Gevolgd
- In cassatie op : ECLI:NL:GHDHA:2021:1999, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 21/05220
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht. Uitleg algemeen verbindend verklaarde cao (Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening). Begrip ‘slaapdienst’.
Uitspraak
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 21/05220
Datum 26 mei 2023
ARREST
In de zaak van
STICHTING EXODUS ZUID HOLLAND,
gevestigd te Den Haag,
EISERES tot cassatie,
hierna: Exodus,
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
1. [werknemer 1],
wonende te [woonplaats],
hierna: [werknemer 1],
2. [werknemer 2],
wonende te [woonplaats],
hierna: [werknemer 2],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna tezamen: de werknemers,
advocaat: M.A.M. Wagemakers.
1 Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 7279451 RL EXPL 18-23249 van de kantonrechter te Den Haag van 14 maart 2019;
b. de arresten in de zaak 200.265.351/01 van het gerechtshof Den Haag van 15 oktober 2019 en 28 september 2021.
Exodus heeft tegen het eindarrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De werknemers hebben een verweerschrift tot referte ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot vernietiging van het arrest van het hof van 28 september 2021 en tot bekrachtiging van het vonnis van de kantonrechter van 14 maart 2019.
De advocaat van de werknemers heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd. De reactie komt erop neer dat de werknemers alsnog verweer voeren tegen het cassatiemiddel van Exodus. Dat is in strijd met de eisen van een goede procesorde en met het beginsel van hoor en wederhoor, aangezien Exodus daarop in dit stadium van de procedure niet meer kan reageren. De Hoge Raad heeft daarom de inhoud van deze reactie buiten beschouwing gelaten.
2 Uitgangspunten en feiten
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Exodus stelt zich ten doel het vergroten van de kansen van (ex-)gedetineerden op een geslaagde terugkeer in de samenleving. Dit doel wordt onder meer nagestreefd door het bieden van begeleid wonen en ambulante hulpverlening.
(ii) [werknemer 2] is op 1 januari 2001 in dienst getreden bij Exodus in de functie van ‘slaapwacht’. Partijen zijn een arbeidsduur overeengekomen van laatstelijk 23 uur per week.
(iii) [werknemer 1] is op 15 juli 2005 in dienst getreden bij Exodus in de functie van ‘slaapwacht’. Partijen zijn een arbeidsduur overeengekomen van laatstelijk 12 uur per week.
(iv) Op beide arbeidsovereenkomsten zijn telkens opeenvolgende versies van de cao Sociaal Werk, Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening (hierna: de cao) van toepassing geweest. In art. 5.5 en art. 6.14 van de cao zijn bepalingen opgenomen over ‘slaapdiensten’ respectievelijk ‘slaapdiensttoeslag’ (zie hierna in 3.2).
(v) De cao kent de functie van ‘slaapwacht’ niet. Noch de arbeidsovereenkomst, noch de cao bevat een omschrijving van de werkzaamheden die aan de functie van slaapwacht zijn verbonden.
(vi) De werkzaamheden van de werknemers als slaapwacht laten zich als volgt beschrijven. De slaapwacht is gedurende zijn dienst aanspreekpunt voor de bewoners van het Exodus-huis. Hij vervult ten opzichte van de bewoners een sociale rol en biedt een luisterend oor waar dat nodig is. De slaapwacht heeft geen actief begeleidende, maar wel een signalerende rol ten behoeve van de begeleiders van de bewoners. De slaapwacht moet daarom de rapportages met betrekking tot de bewoners lezen en bijwerken. De dienst van de slaapwacht begint met een overdracht van de begeleiders van de avonddienst. De slaapwacht houdt bij wie van de bewoners in het pand is en of de bewoners op tijd binnen zijn. De bewoners melden zich af bij de slaapwacht als zij zich terugtrekken op hun kamer. De slaapwacht vertelt de bewoners of zij een urinetest moeten doen. De controle daarvan wordt door de slaapwacht gedaan. De slaapwacht loopt daarna nog een ronde, waarna de rusttijd aanvangt. In de ochtend wordt ook wel eens een urinecontrole gedaan. Verder controleert de slaapwacht of de bewoners zijn opgestaan en naar hun werk zijn gegaan. De slaapwacht draagt vervolgens op zijn beurt over aan de medewerkers van de ochtendbegeleiding. Tijdens de langere diensten behoort eveneens tot de taken van de slaapwacht het opruimen van de urinemonsters en de uitkomsten van de onderzoeken, het maken van een corveerooster en het bijvullen van formulieren.
(vii) Het (huidige) weekrooster van Exodus kent de volgende benoemde diensten: ochtenddiensten, dagdiensten, middagavonddiensten, avonddiensten en slaapdiensten. De slaapwachten worden alleen voor slaapdiensten ingezet. Voor alle overige diensten wordt de begeleiding ingezet.
(viii) De slaapdiensten duren respectievelijk 11,5 uur (maandag tot en met donderdag), 13,5 uur (vrijdag), 16,5 uur (zaterdag) en 14,5 uur (zondag). Hiervan maken steeds 7 uren deel uit die voor de rust zijn bestemd.
Voor zover in cassatie van belang vorderen de werknemers in deze procedure een verklaring voor recht dat op basis van art. 6.14 van de cao de slaapdiensten, vanaf maart 2013 tot het moment dat hun dienstverband op rechtsgeldige wijze is beëindigd, op basis van 100% van het geldende salaris en emolumenten moeten worden uitbetaald, alsmede uitbetaling van het achterstallige bruto salaris.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemers afgewezen. Daartoe overwoog zij, kort gezegd, dat de werknemers niet ‘uitsluitend slaapdiensten’ in de zin van art. 6.14 van de cao verrichten. Zij vervullen weliswaar een functie met de titel ‘slaapwacht’ en alle diensten die zij verrichten omvatten mede een slaapdienst, maar daarnaast verrichten zij ook gedurende een substantieel aantal uren werkzaamheden die niet kunnen worden gekwalificeerd als ‘slaapdienst’ in de zin van de cao. Dat betekent dat Exodus op grond van art. 6.14 van de cao niet gehouden is de slaapdiensten op basis van 100% van het geldende salaris uit te betalen. (rov. 19)
Het hof heeft de vorderingen van de werknemers toegewezen.1 Het heeft voor recht verklaard dat op basis van art. 6.14 van de cao de slaapdiensten vanaf maart 2013 op basis van 100% van het geldende salaris met emolumenten uitbetaald dienen te worden zolang art. 6.14 van de cao ongewijzigd geldt en de werknemers uitsluitend slaapdiensten verrichten. Daarnaast heeft het hof Exodus veroordeeld tot, onder meer, betaling van het achterstallige salaris. Daartoe heeft het hof onder meer overwogen:
“6.5 Tot slot kent artikel 6.14 nog de bepaling die luidt: “De werknemer die op grond van zijn arbeidsovereenkomst uitsluitend slaapdiensten verricht, ontvangt over de feitelijke verrichte dan wel ingeroosterde uren het volledige voor hem geldende uurloon”. Dit betekent naar het oordeel van het hof dat voor de werknemer die op grond van zijn arbeidsovereenkomst uitsluitend slaapdiensten verricht, deze 100%-toeslagregeling voor de als rust bedoelde uren geldt, ook als er geen arbeid wordt verricht. Voor de werknemer die behalve een slaapdienst ook wel (eens) een of meer andere diensten verricht, geldt de hierboven (onder 6.4) genoemde 50%-100%-toeslagregeling. [werknemer 1] en [werknemer 2] worden als slaapwacht - net als de andere slaapwachten - op grond van hun arbeidsovereenkomst uitsluitend ingezet voor de slaapdiensten van Exodus, in die zin dat zij niet voor andere diensten worden ingezet. Dat kan ook verklaard worden doordat de andere diensten overdag of in de avond worden verricht en in het teken staan van begeleiding van (ex-)gedetineerden door begeleiders die daartoe zijn opgeleid en op grond daarvan een hoger cao-loon genieten. De slaapwachten houden zich niet bezig met de begeleiding van (ex-)gedetineerden; zij verrichten de slaapdiensten en de overige werkzaamheden die aan hen rondom de slaapdiensten worden opgedragen. [werknemer 1] en [werknemer 2] behoren daarom 100% vergoeding te ontvangen voor de rusturen waarop zij op afroep beschikbaar zijn, ongeacht of zij na afroep werkzaamheden verrichten. Dit geldt dan in beginsel voor de zeven uren die voor de rust bestemd zijn. Werknemers die ook voor andere diensten worden ingezet, zoals de ochtenddienst, de middagavonddienst, de dagdienst, of de weekenddienst, zouden bij het verrichten van een nachtdienst (hetgeen in de praktijk bij Exodus dus niet geschiedt) volgens de 50%-100%-toeslagregeling worden vergoed.
Exodus meent dat de hiervoor geciteerde bepaling van artikel 6.14 cao (“de werknemer die (…) uitsluitend slaapdiensten verricht”) zo moet worden uitgelegd dat deze alleen geldt voor de werknemer die uitsluitend wordt ingeroosterd voor de rusturen (waarop deze dan op oproep beschikbaar is voor arbeid). Het hof is van oordeel dat deze uitleg niet in overeenstemming is met de definitie van slaapdienst in artikel 5.5 A cao. Daar wordt de slaapdienst immers gedefinieerd als een gedeelte van de dienst, welk gedeelte op de rusturen ziet. Dit impliceert dat de slaapdienst altijd deel uitmaakt van een ruimere dienst, hetgeen voor de hand ligt gelet op de (standaard)werkzaamheden die tenminste om de rusturen heen moeten worden gedaan, zoals de registratie van de aanwezigen, het lezen en eventueel bijwerken van de rapportage van de (ex-)gedetineerden, een eventuele urinetest en daarmee samenhangende werkzaamheden, een laatste controleronde en de volgende ochtend controle op opstaan en eventueel naar het werk gaan van de (ex-)gedetineerden en de overdracht. Het toevoegen door de werkgever van meer werkzaamheden of meer arbeidsuren aan de slaapdienst maakt dit niet anders. Een en ander wordt pas anders als de slaapwacht naast slaapdiensten, ook zou worden ingezet voor andere diensten.
Bij de uitleg van artikel 16.4 cao kan volgens de cao-norm (…) tevens acht worden geslagen op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de verschillende tekstinterpretaties zouden leiden. Het hof is van oordeel dat de door Exodus voorgestane uitleg – anders dan die van [werknemer 1] en [werknemer 2] - tot een ongerijmd resultaat zou leiden. Immers, een slaapdienst die uitsluitend uit rust zou bestaan is enerzijds moeilijk denkbaar (er zal toch gecontroleerd moeten worden wie aanwezig is, etc.) terwijl het anderzijds moeilijk is een harde grens te stellen over hoeveel voor- en nawerk bij de slaapdienst acceptabel is. Het kan – zoals [werknemer 2] en [werknemer 1] terecht opmerken – niet de bedoeling zijn dat een werkgever door meer voor- of nawerk op te dragen, kan bewerkstelligen dat 50% in plaats van 100% loon verschuldigd is over de rusturen.
Het voorgaande betekent dat de grief slaagt en het vonnis van de kantonrechter niet in stand kan blijven en zal worden vernietigd. (…)”
3 Beoordeling van het middel
Onderdeel 2.2 van het middel keert zich met verschillende klachten tegen onder meer rov. 6.5-6.8 van het bestreden arrest. In de kern betoogt het onderdeel het volgende. Het in art. 6.14, derde alinea, van de cao neergelegde recht op het volledige uurloon geldt alleen indien de werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst uitsluitend slaapdiensten verricht zoals gedefinieerd in art. 5.5 onder A van de cao. Het gaat dan dus om een werknemer die op grond van zijn arbeidsovereenkomst uitsluitend diensten verricht waarbij hij aanwezig is in de instelling of organisatie en rust geniet maar op oproep beschikbaar moet zijn voor het verrichten van overeengekomen en/of noodzakelijke en/of onvoorziene werkzaamheden. Het hof heeft het begrip ‘slaapdienst’ evenwel anders uitgelegd, waardoor daaronder ook diensten vallen die meer omvatten dan, kort gezegd, alleen aanwezigheid, rust en op oproep beschikbaar zijn – zoals de diensten van de werknemers in de onderhavige zaak. Aldus heeft het hof het begrip ‘slaapdienst’ zoals gedefinieerd in art. 5.5 onder A van de cao miskend. Van een onjuiste rechtsopvatting getuigt volgens het onderdeel ook het oordeel van het hof in rov. 6.6 dat het begrip ‘slaapdienst’ in art. 5.5 onder A van de cao impliceert dat de slaapdienst altijd deel uitmaakt van een ruimere dienst. In de regel zal een slaapdienst deel uitmaken van een meer omvattende dienst, maar noodzakelijk is dat volgens het onderdeel niet. Het onderdeel keert zich voorts tegen het oordeel van het hof in rov. 6.7 dat de door Exodus voorgestane uitleg tot een ongerijmd resultaat zou leiden omdat een slaapdienst die uitsluitend uit rust zou bestaan moeilijk denkbaar is. Dit is volgens het onderdeel wel degelijk denkbaar: het is heel wel mogelijk om een slaapwacht uitsluitend slaapdiensten te laten verrichten en alle werkzaamheden daaromheen door ander personeel te laten verrichten, aldus het onderdeel.
Het gaat in deze zaak om uitleg van cao-bepalingen. Het hof is bij zijn uitleg van de cao uitgegaan van de tekst van art. 5.5 en art. 6.14 van de cao 2018-2019. Deze bepalingen wijken in tekstueel opzicht enigszins af van deze bepalingen in de cao 2019-2021, die van kracht was ten tijde van het bestreden arrest, maar inhoudelijk verschillen zij daarvan niet. De Hoge Raad zal uitgaan van art. 5.5 en art. 6.14 van laatstgenoemde cao. Deze luiden, voor zover hier relevant (zie ook de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.4-3.5):
“5.5 SLAAPDIENSTEN (AANWEZIGHEIDSDIENSTEN)
A Dit artikel is alleen van toepassing op werknemers die werken in een instelling of organisatie zoals in artikel 1.1 B sub 6a.
Een slaapdienst is een aaneengesloten deel van een dienst waarin de werknemer aanwezig is in de instelling of organisatie en rust geniet maar op oproep beschikbaar moet zijn voor het verrichten van overeengekomen en/of noodzakelijke en/of onvoorziene werkzaamheden.
B Een slaapdienst is arbeidstijd in de zin van de Arbeidstijdenwet en telt daarom mee als arbeidstijd voor de toepassing van de maximale arbeidstijd en minimale rusttijd op grond van de Arbeidstijdenwet.
De tijd die de werknemer doorbrengt in een slaapdienst en waarin hij geen arbeid verricht telt niet als een gewerkt uur in het kader van de individueel overeengekomen gemiddelde arbeidsduur (zie ook artikel 6.14 Slaapdiensttoeslag).
(…)
SLAAPDIENSTTOESLAG (TOESLAG AANWEZIGHEIDSDIENST)
De werknemer die een slaapdienst (aanwezigheidsdienst) verricht op grond van de bepalingen in artikel 5.5 ontvangt daarvoor een compensatie in de vorm van doorbetaalde vrije tijd van 50% van de duur van de slaapdienst. De werkgever kan besluiten om deze compensatie in vrije tijd om te zetten in een financiële vergoeding op basis van het voor de werknemer geldende uurloon.
In plaats van de hierboven vermelde vergoeding ontvangt de werknemer het geldende uurloon als de overeengekomen en noodzakelijke en/of onvoorziene arbeid op oproep wordt verricht. Als binnen een half uur na het beëindigen van de arbeid die uit een oproep voortvloeit de werknemer opnieuw op basis van een oproep werkzaamheden verricht, ontvangt de werknemer voor de tussenliggende tijd het voor hem geldende uurloon.
De werknemer die op grond van zijn arbeidsovereenkomst uitsluitend slaapdiensten verricht, ontvangt over de feitelijk verrichte dan wel ingeroosterde slaapdiensten zijn volledige uurloon.
Bij de toepassing van dit artikel worden de wettelijke bepalingen in acht genomen.”
De cao is in ieder geval voor een deel van de voor de vordering relevante periode algemeen verbindend verklaard2 en bevat in zoverre dus recht in de zin van art. 79 RO. De door het hof aan de cao gegeven uitleg kan derhalve in cassatie op juistheid worden onderzocht. De uitleg dient te geschieden aan de hand van de cao-norm.3
Art. 5.5 onder A van de cao definieert een slaapdienst als “een aaneengesloten deel van een dienst waarin de werknemer aanwezig is in de instelling of organisatie en rust geniet maar op oproep beschikbaar moet zijn voor het verrichten van overeengekomen en/of noodzakelijke en/of onvoorziene werkzaamheden.” Deze definitie neemt tot uitgangspunt dat een slaapdienst deel uitmaakt van een meer omvattende dienst. Uit art. 6.14, eerste en tweede alinea, van de cao volgt dat de werknemer in dat geval over de tijd die hij in rust doorbrengt tijdens de slaapdienst in beginsel een vergoeding van 50% ontvangt. De definitie van een slaapdienst in art. 5.5 onder A van de cao sluit evenwel, gelezen in samenhang met art. 6.14, derde alinea, van de cao, niet uit dat een dienst enkel bestaat uit een slaapdienst. In dat geval houdt de dienst dus in dat de werknemer aanwezig is in de instelling of organisatie en rust geniet maar op oproep beschikbaar is om de werkzaamheden te verrichten. Verricht de werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst uitsluitend slaapdiensten, dan ontvangt hij volgens art. 6.14, derde alinea, van de cao over de feitelijk verrichte dan wel ingeroosterde slaapdiensten zijn volledige uurloon.
Gelet op het hiervoor in 3.4 overwogene is het hof van een onjuiste rechtsopvatting uitgegaan door in rov. 6.5 te oordelen dat de werknemers op grond van hun arbeidsovereenkomst uitsluitend worden ingezet voor slaapdiensten omdat zij niet worden ingezet voor andere diensten, zoals de ochtenddienst, de middagavonddienst, de dagdienst of de weekenddienst. Aldus heeft het hof miskend dat bepalend is of de werknemers op grond van hun arbeidsovereenkomst uitsluitend slaapdiensten als bedoeld in art. 5.5 onder A van de cao verrichten. De door Exodus gebezigde benaming van de dienst is daarvoor niet van belang. Uit het hiervoor in 3.4 overwogene volgt voorts dat ook onjuist zijn de oordelen van het hof dat de definitie van slaapdienst in art. 5.5 onder A van de cao impliceert dat een slaapdienst altijd deel uitmaakt van een ruimere dienst (rov. 6.6) en dat een slaapdienst die uitsluitend uit rust zou bestaan, moeilijk denkbaar is (rov. 6.7).
De hiervoor in 3.1 weergegeven klachten slagen. De overige klachten van het middel behoeven geen behandeling.
De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen. Vast staat dat de diensten van de werknemers minimaal 11,5 uur en maximaal 16,5 uur duren, waarin telkens een periode van 7 uren rust is inbegrepen (zie hiervoor in 2.1 onder (viii)), alsmede dat de werknemers voor en na deze periode van rust allerlei werkzaamheden verrichten (zie hiervoor in 2.1 onder (vi)). Daarom is geen andere conclusie mogelijk dan dat de werknemers niet uitsluitend slaapdiensten verrichten in de zin van art. 6.14, derde alinea, in verbinding met art. 5.5 onder A van de cao, zodat hun vorderingen niet toewijsbaar zijn. De Hoge Raad zal dan ook het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen.