Parket bij de Hoge Raad, 08-07-2008, BC8667 BG7237, 01462/07 B
Parket bij de Hoge Raad, 08-07-2008, BC8667 BG7237, 01462/07 B
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 8 juli 2008
- Datum publicatie
- 8 juli 2008
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2008:BC8667
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BC8667
- Zaaknummer
- 01462/07 B
Inhoudsindicatie
Beslag a.b.i. art. 552a Sv. Het wettelijk systeem brengt mee dat op het gerecht de plicht rust om, alvorens op een klaagschrift a.b.i. art. 552a Sv te beslissen, a.d.h.v. de hem ter beschikking staande gegevens na te gaan of een of meer anderen dan de klager als belanghebbenden moet(en) worden aangemerkt, in welk geval het gerecht niet de teruggave van het in beslag genomen voorwerp aan de beslagene mag gelasten zonder dat die belanghebbende(n) - indien zijn/hun adres(sen) bekend is/zijn - in de gelegenheid is/zijn gesteld om te worden gehoord en om desgewenst zelf een klaagschrift in te dienen. In aanmerking genomen dat, naar de Rb heeft vastgesteld, de onderhavige auto t.t.v. de inbeslagneming eigendom was van X N.V., is onbegrijpelijk waarom X N.V. niet als belanghebbende is aangemerkt en waarom – zo nodig met aanhouding van de behandeling van het door de klaagster ingediende klaagschrift - zij niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord en om desgewenst zelf een klaagschrift in te dienen (vgl. HR LJN ZC9634).
Conclusie
Nr. 01462/07 B
Mr. Vellinga
Zitting: 1 april 2008
Conclusie inzake:
[Klaagster]
1. Bij beschikking van 7 maart 2007 heeft de Rechtbank te Almelo het beklag van [Klaagster] (hierna: [klaagster]) gegrond verklaard en de teruggave gelast - voor zover al niet geschied - van een personenauto merk Cadillac.
2. De Officier van Justitie heeft één middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel houdt in dat de beschikking van de Rechtbank aan nietigheid lijdt omdat de Rechtbank in strijd met het bepaalde in art. 552a lid 5 Sv heeft verzuimd [A] B.V. als belanghebbende bij de auto voor de behandeling van het klaagschrift van [klaagster] in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.
4. De bestreden beschikking houdt in:
"In genoemde beschikking van deze rechtbank en raadkamer is een beslissing op het verzoek van klaagster aangehouden tot 28 februari 2007, met het verzoek aan de officier van justitie om de rechtbank en klaagster te informeren omtrent hetgeen het onderzoek ter zake de onderhavige auto heeft opgeleverd.
Inmiddels is door de officier van justitie een aanvullend proces-verbaal van de politie Twente gedateerd 19 februari 2007 overgelegd, waaruit blijkt dat de onderhavige auto op het moment van conservatoire beslaglegging eigendom was van "[A] NV".
Bij het onderzoek in raadkamer heeft de officier van justitie verklaard dat deze auto aan klaagster zal worden teruggegeven.
Hieruit volgt dat het belang van strafvordering niet langer gediend is bij het voortduren van het beslag, zodat het beklag gegrond dient te worden verklaard."
5. Hoewel de Rechtbank vaststelt dat de auto toebehoorde aan [A] B.V. heeft de griffier niet op last van de voorzitter van de Rechtbank [A] B.V. in de gelegenheid gesteld harerzijds ook een klaagschrift in te dienen of tijdens de behandeling van het klaagschrift te worden gehoord.
6. Hier is duidelijk wat misgegaan: [A] B.V. had, immers eigenaar van het inbeslaggenomen voorwerp, als onmiskenbaar belanghebbende van het klaagschrift van [klaagster] in kennis moeten worden gesteld en minstgenomen de gelegenheid moeten worden geboden te worden gehoord.(1)
7. Voor het geval aan voormeld verzuim de gedachte ten grondslag zou hebben gelegen dat [A] B.V. niet behoefde te worden gehoord omdat de personenauto alleen kon worden teruggegeven aan klager(2), zou zijn miskend dat ook als het belang van de strafvordering zich niet tegen teruggave verzet het inbeslaggenomen voorwerp kan worden teruggegeven aan een ander dan de beslagene (vgl. art. 116, leden 2 en 3 Sv). Die ander moet daar dan wel om gevraagd hebben. Daar is het bepaalde in art. 552a lid 5 Sv juist voor.
8. Een andere vraag is of de Officier van Justitie belang heeft bij zijn klacht. Naar mijn mening is dat niet het geval.(3) Gezien HR 3 december1996, NJ 1997, 387 kan de belanghebbende zelf in cassatie klagen over het feit dat hij ten onrechte niet is opgeroepen. De Officier van Justitie had in het onderhavige geval [A] B.V. dus kunnen inseinen dat haar belangen in het geding waren, maar een zelfstandig belang om voor de belangen van [A] B.V. op te komen heeft de Officier van Justitie niet.(4) Derhalve dient de Officier van Justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beroep in cassatie.
9. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de Officier van Justitie in het beroep in cassatie.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
1 Bij de stukken bevindt zich een faxbericht d.d. 23 februari 2007 inhoudende een klaagschrift van [B] leasemaatschappij, gericht aan de Griffie van het Parket Almelo. Dit is niet voorzien van een stempel van binnenkomst bij de Rechtbank en is blijkens namens mij bij de Rechtbank ingewonnen inlichtingen bij dat college niet bekend.
2 Vgl. HR 19 juni 2007, LJN BA0482: er kan niet worden teruggegeven aan een ander dan klager
3 Vgl. HR 28 november 1995, NJ 1996, 383 en HR 1 oktober 2002, NJ 2002, 616
4 Zie voor gevallen waarin de - toen nog - Procureur-Generaal bij een Hof door middel van een beroep in cassatie poogde het belang van een benadeelde partij te dienen en werd geoordeeld dat hij bij het cassatieberoep geen belang had HR 19 mei 1987, NJ 1988, 316, HR 28 oktober 1969, NJ 1970,196, VR 1970, 75, nt. Be.