Home

Parket bij de Hoge Raad, 25-09-2018, ECLI:NL:PHR:2018:1043, 18/01550

Parket bij de Hoge Raad, 25-09-2018, ECLI:NL:PHR:2018:1043, 18/01550

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
25 september 2018
Datum publicatie
26 september 2018
ECLI
ECLI:NL:PHR:2018:1043
Formele relaties
Zaaknummer
18/01550

Inhoudsindicatie

Conclusie A-G in verschoningsrechtzaak. Had de rechtbank de behandeling van het klaagschrift van de verschoningsgerechtigde moeten aanhouden en de stukken in handen moeten stellen van de rechter-commissaris teneinde te beoordelen of daarvan kennis kan worden genomen? De A-G beantwoordt die vraag bevestigend en stelt zich op het standpunt dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd.

Conclusie

Nr. 18/01550 Bv

Zitting: 25 september 2018

Mr. G. Knigge

Conclusie inzake:

[klaagster]

  1. De rechtbank Rotterdam heeft bij beschikking van 16 februari 2018 het klaagschrift van de klaagster ex art. 552a Sv, strekkende tot opheffing van het beslag op administratieve stukken en tot vernietiging van vastgelegde digitale bestanden, ongegrond verklaard.

  2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de klaagster en mr. R. de Bree, advocaat te Den Haag, heeft één middel van cassatie voorgesteld.

  3. Voor een goed begrip van de zaak is het volgende van belang. In het kader van een strafrechtelijk onderzoek hebben bij een aantal bedrijven, tezamen [A] cs genoemd, en in de woning van de verdachte [betrokkene 1] doorzoekingen en inbeslagnemingen plaatsgevonden. Daarbij zijn naast schriftelijke bescheiden ook (tijdelijk) gegevensdragers in beslaggenomen en kopieën van de daarop aanwezige bestanden gemaakt. Bij deze doorzoekingen waren twee strafrechtadvocaten van het kantoor Sjöcrona Van Stigt aanwezig die optraden namens de verdachte en/of [A] cs. Zij hebben afspraken gemaakt met het Openbaar Ministerie over geheimhoudersstukken die zich mogelijk tussen de inbeslaggenomen stukken en vastgelegde gegevens zouden bevinden. Deze afspraken hielden onder meer in dat de advocaten een lijst van e-mailadressen van geheimhouders waarmee [A] cs contact heeft (gehad), zouden aanleveren waarmee door justitie de bestanden konden worden ‘gescand’. De (e-mail)correspondentie die betrekking had op deze geheimhouders kon op deze manier eruit worden gefilterd, ook wel ‘’uitgrijzen’’ genoemd. Nadien heeft [betrokkene 2] , advocaat bij [klaagster] (de klaagster), een klaagschrift ingediend waarbij namens [klaagster] beroep is gedaan op het verschoningsrecht ten aanzien van de inbeslaggenomen stukken en vastgelegde gegevens.

  4. Bespreking van het middel

4.1. Het middel bevat de klacht dat de rechtbank ten onrechte, althans ontoereikend gemotiveerd, de klacht van de klaagster heeft verworpen dat de inbeslaggenomen stukken en de vastgelegde gegevens waaronder zich stukken en gegevens zouden bevinden die onder het verschoningsrecht van klaagster vallen, met toepassing van art. 98 Sv ter beslissing aan de rechter-commissaris behoren te worden voorgelegd.

4.2. In het klaagschrift is namens de klaagster het volgende aangevoerd:

‘’ 1. Op 17 november jl. zijn door de Rechter-Commissaris en het Openbaar Ministerie in het onderzoek Sirius doorzoekingen verricht ten kantore van (onder andere) [B] B.V., [C] B.V., [D] B.V., [E] B.V., [F] B.V. (etc) (hierna tezamen: ‘ [A] cs’) en in de woning van [betrokkene 1] .

2. Bij voornoemde huiszoekingen is onder [A] cs een grote hoeveelheid administratie in beslag genomen - in hard copy maar ook middels het kopiëren van de server.

3. Klaagster verleent als advocatenkantoor al jarenlang juridische diensten aan [A] cs. Ten aanzien van die dienstverlening heeft klaagster de plicht geheimhouding te betrachten.

4. In de administratie van [A] cs bevindt zich een grote hoeveelheid stukken afkomstig van en gericht aan klaagster. Deze stukken zijn gewisseld binnen de context van klaagsters normale advocatuurlijke werkzaamheden en behelzen informatie waartoe haar in art. 218 Sv bedoelde verschoningsrecht zich uitstrekt.

5. Op grond van art. 98 Sv komen voornoemde stukken niet in aanmerking voor beslag. Politie en Justitie mogen van de inhoud daarvan ook geen kennis nemen.

6. Gelet op het voorgaande beklaagt klaagster zich op de voet van het bepaalde in art. 552a Sv over de inbeslagneming, de kennisneming, het gebruik en het uitblijven van een last tot teruggave ter zake van alle stukken (in hard copy en digitaal) waartoe klaagsters verschoningsrecht zich uitstrekt. (…)’’

4.3. Uit het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer blijkt daarnaast het volgende:

‘’De rechter houdt voor:

Het beklag betreft het feit dat bij een aantal bedrijven beslag is gelegd en dat u daar last van heeft omdat tussen de inbeslaggenomen stukken zitten die vallen onder de geheimhouding. Moet dit dan niet naar de rechter-commissaris?

De raadsman merkt op:

Ik heb mij laten vertellen dat dit niet zo is, maar als dit niet juist is vraag ik u de zaak door te verwijzen. Ik ben geen strafrechtadvocaat maar een civilist. Ik ben van [A] een 10-tal vennoten de huisadvocaat. Over het hele datanetwerk van hun zijn e-mails van mij te vinden, dat is de reden van het bezwaar.

De rechter merkt op dat in de schriftelijke reactie van het FP Amsterdam op het klaagschrift wordt vermeld dat met de strafadvocaten van Sjöcrona en Van Stigt goede afspraken hierover zijn gemaakt.

De raadsman merkt op:

Ik heb mij laten vertellen dat dit niet zo is, maar als dit niet juist is vraag ik u de zaak door te verwijzen. Ik ben geen strafrechtadvocaat maar een civilist. Ik ben van [A] een 10-tal vennoten de huisadvocaat. Over het hele datanetwerk van hun zijn e-mails van mij te vinden, dat is de reden van het bezwaar.

De rechter merkt op dat in de schriftelijke reactie van het FP Amsterdam op het klaagschrift wordt vermeld dat met de strafadvocaten van Sjöcrona en Van Stigt goede afspraken hierover zijn gemaakt.

De officier van justitie deelt mee:

Of we bij de raadkamer ingevolge artikel 552a Sv moeten zijn of bij de rechter-commissaris ingevolge artikel 98 Sv. Het klaagschrift is aangemerkt als artikel 552a Sv. Verzocht wordt om alle verschoninggerechtigde stukken terug te geven danwel te vernietigen. Er is getracht met de raadslieden er samen uit te komen. [betrokkene 2] heeft een filosofisch standpunt. Het betreft ondoenlijk veel informatie waar je niet zo doorheen kan gaan.

Primair is het standpunt dat het klaagschrift niet ontvankelijk moet worden verklaard, subsidiair ongegrond. Fysiek hebben wij geen geheimhoudersstukken in beslag genomen. We hebben specifiek geselecteerd en de strafrechtadvocaten waren daarbij aanwezig. Met mrs. De Jong en Veringa is daarover gesproken. De beslagenen heeft meegewerkt zodat we zo specifiek mogelijk beslag konden leggen. Conform de afspraak hebben we één week niet aan he beslag gezeten. Na die week is een lijst aangeleverd en zijn de e-mail van mogelijke geheimhouders uitgegrijst. Een medewerkster maakt het stuk dan zwart zodat het onderzoeksteam het bestand niet meer lezen.

Wij willen ook geen geheimhoudersstukken, dat is niet in het belang van het onderzoek dat zou het onderzoek alleen maar kunnen schaden. Ik heb navraag gedaan bij het onderzoeksteam of zij nog geheimhoudersstukken zijn tegengekomen. Het grootste gedeelte is onderzocht en ook in de digitale bestanden hebben zij dit niet aangetroffen.

Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden op ECLI:NL:HR:2015:1450 concludeer ik tot ongegrondverklaring van het beklag. Door klager is op geen enkel moment aangegeven waar de geheimhoudersstukken zich specifiek bevinden. In een kopie van de van het databestand (een image) die is achtergelaten kan wel worden aangegeven op welke stukken het beklag ziet.

De rechter merkt op dat digitale gegevens met een sleepbeweging worden meegenomen en dat hiermee niet kan worden voorkomen dat alle gegevens worden meegenomen.

De raadsman merkt op:

De officier van justitie merkt op:

De rechter merkt op:

De raadsman merkt op: