Hoge Raad, 16-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1960, 18/01550
Hoge Raad, 16-10-2018, ECLI:NL:HR:2018:1960, 18/01550
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 16 oktober 2018
- Datum publicatie
- 17 oktober 2018
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2018:1960
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:1043
- Zaaknummer
- 18/01550
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op administratie en gegevensdragers onder verschillende vennootschappen, waarvan advocaat bij klaagster (advocatenkantoor) civiele huisadvocaat is, terwijl gegevensdragers zijn teruggegeven nadat daarvan kopieën zijn gemaakt. Beroep op verschoningsrecht door advocatenkantoor, art. 98 en 125i Sv. Hadden inbeslaggenomen stukken en vastgelegde gegevens, waaronder geheimhoudersstukken, met toepassing van art. 98 Sv ter beslissing aan RC moeten worden voorgelegd? Ex art. 94.1 Sv zijn o.m. alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen, vatbaar voor inbeslagneming. Voorts kunnen o.g.v. art. 125i Sv bij een doorzoeking aangetroffen gegevens die op een gegevensdrager zijn opgeslagen, in het belang van het onderzoek worden vastgelegd. In art. 98.1 Sv is evenwel bepaald dat bij personen met bevoegdheid tot verschoning a.b.i. art. 218 Sv brieven of andere geschriften tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt, tenzij met hun toestemming, niet kunnen worden inbeslaggenomen. RC is bevoegd ter zake te beslissen. Ook bij de vastlegging van gegevens ex art. 125i Sv geldt dat het verschoningsrecht op gelijke wijze moet worden gerespecteerd. Daarbij doet niet ter zake of desbetreffende stukken en/of gegevens zich bij verschoningsgerechtigde zelf of bij diens cliënt bevinden. O.g.v. art. 98.1 Sv is het eerst aan RC om te beslissen over beroep op verschoningsrecht dat is gedaan t.a.v. stukken dan wel gegevens die zijn opgeslagen op gegevensdragers. Ex art. 98.4 Sv kan verschoningsgerechtigde tegen beschikking RC ex art. 552a Sv een klaagschrift indienen bij Rb. Nu Rb heeft vastgesteld dat klaagster m.b.t. inbeslaggenomen stukken en vastgelegde gegevens zich op haar verschoningsrecht heeft beroepen en dat RC daaromtrent (nog) niet heeft beslist, had Rb de behandeling van het klaagschrift dienen aan te houden en de zaak in handen van RC moeten stellen teneinde een beschikking te geven a.b.i. art. 98.1 Sv. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2015:3714 met het oog op door RC t.b.v. zijn beslissing te verrichten onderzoek. Volgt vernietiging en terugwijzing. HR stelt stukken in handen van RC.
Uitspraak
16 oktober 2018
Strafkamer
nr. S 18/01550 Bv
SB/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 16 februari 2018, nummer RK 17/3683, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster] , gevestigd te [plaats] .
1 Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft R. de Bree, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terugwijzing of verwijzing van de zaak als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.
2 De bestreden beschikking
De Rechtbank heeft het door de klaagster op de voet van art. 552a Sv gedane beklag ongegrond verklaard. De bestreden beschikking houdt dienaangaande het volgende in:
"Feiten
Op 17 november 2017 is in het onderzoek Sirius beslag gelegd op de administratie en gegevensdragers, ten kantoren bij (onder anderen):
[B] B.V.;
[C] B.V.;
[D] B.V.;
[E] B.V.;
[F] B.V. (etc.),
(hierna tezamen [A] c.s.).
Het beslag is gelegd op grond van artikel 94 Sv. De gegevensdragers zijn teruggegeven nadat daarvan kopieën waren gemaakt.
Bij de doorzoeking zijn voor [A] c.s. de strafrechtadvocaten mrs. De Jong en Veringa van Sjöcrona van Stigt aanwezig geweest. De beslagenen hebben medewerking verleend zodat gericht kon worden gezocht. Daarbij is erop gelet dat er geen stukken van verschoningsgerechtigden in beslag werden genomen.
Het openbaar ministerie en de strafrechtadvocaten hebben afspraken gemaakt over hoe om te gaan met de gevorderde digitale gegevens, opdat geen gegevens ter kennis van het onderzoeksteam zouden komen waarop een verschoningsrecht van toepassing is. Daartoe hebben de strafadvocaten alle namen en e-mailadressen verstrekt van geheimhouders waarvan bekend was dat zij werkzaamheden voor de beslagenen hebben verricht. Een FIOD medewerker die geen deel uitmaakt van het onderzoeksteam, heeft vervolgens de gevorderde bestanden zodanig bewerkt dat de van deze geheimhouders afkomstige gegevens niet zichtbaar zijn voor de leden van het onderzoeksteam ('uitgegrijst'). Van de gevorderde gegevens is ten slotte een kopie achtergelaten bij [A] c.s.
Het standpunt klaagster
Klaagster voert aan dat [betrokkene 2] al jaren de huisadvocaat is van alle tot de [A] c.s. behorende vennootschapen. Over het gehele netwerk is e-mail van klaagster te vinden. Gesteld wordt dat het openbaar ministerie op de voet van artikel 98 Sv de rechter-commissaris bij de inbeslagneming en doorzoeking had moeten betrekken. De procedure die door de officier van justitie is gevolgd (het uitgrijzen door een medewerker die geen deel uitmaakt van het onderzoeksteam) heeft geen wettelijke grondslag. Onduidelijk is voorts welke geheimhoudersstukken aan de hand van een email adressenlijst zijn uitgegrijst. Als er al moet worden uitgegrijst dient dit te geschieden door de geheimhouder of de rechter-commissaris (ECLI:NL:HR:2013:CA0434). De afspraken die de officier van justitie heeft gemaakt met de strafrechtadvocaten raken verzoekster niet, die afspraken zijn niet met haar gemaakt.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel tot ongegrondverklaring van het beklag. Navraagt leert dat er geen fysieke stukken van geheimhouders waarop het verschoningsrecht van toepassing is in beslag zijn genomen. De raadsman was bij de doorzoeking en inbeslagneming aanwezig en die heeft op de gevolgde werkwijze bij de doorzoeking of kort daarna geen bezwaar gemaakt. Er werd dus ingestemd met de gevolgde werkwijze. Een kopie van de gevorderde gegevens is achtergelaten bij [A] c.s. zodat de raadsman daar kennis van kan nemen. Het Openbaar Ministerie heeft getracht te voorkomen dat kennis werd genomen van geheimhoudersstukken en is in die stukken ook niet geïnteresseerd. Klaagster heeft op geen enkel moment aangegeven waar zich nog meer geheimhoudersstukken zouden kunnen bevinden. Pas wanneer stukken waarop het verschoningsrecht van toepassing is worden aangetroffen en overwogen wordt deze in het strafproces te gebruiken is artikel 98 Sv van toepassing.
Beoordeling
Tijdens de doorzoeking en inbeslagneming is geen bezwaar gemaakt vanwege een geschonden verschoningsrecht of geheimhouding zodat er op dat moment geen reden was om de rechter-commissaris te laten beslissen.
De officier van justitie betwist dat er stukken in beslag zijn genomen waarop het verschoningsrecht van toepassing is. Nu overigens niet is gebleken dat er voorwerpen in beslag zijn genomen waarop het verschoningsrecht van klaagster ziet, is er ook nu geen reden om de rechter-commissaris te laten beslissen en is het klaagschrift in zoverre ongegrond.
Ten aanzien van de gekopieerde digitale bestanden heeft de officier van justitie met de bij de doorzoeking aanwezige strafrechtadvocaten afspraken gemaakt over de geheimhoudersstukken. De rechtbank overweegt dat de officier van justitie zorgvuldig heeft gehandeld en binnen haar bevoegdheden is gebleven. Overigens is niet gebleken dat het onderzoeksteam over gegevens beschikt waarop het verschoningsrecht van klaagster van toepassing is. Het klaagschrift is daarom ook ongegrond voor zover het ziet op de kennisneming, het gebruik of de ontoegankelijkmaking van gegevens."
3 Wettelijk kader
Bij de beoordeling van het middel zijn de volgende bepalingen van het Wetboek van Strafvordering van belang:
- art. 94, eerste lid:
"Vatbaar voor inbeslagneming zijn alle voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel, als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, aan te tonen."
- art. 98:
"1. Bij personen met bevoegdheid tot verschooning, als bedoeld bij artikel 218, worden, tenzij met hunne toestemming, niet in beslag genomen brieven of andere geschriften, tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt. De rechter-commissaris is bevoegd ter zake te beslissen.
2. Indien de persoon met bevoegdheid tot verschoning bezwaar maakt tegen de inbeslagneming van brieven of andere geschriften omdat zijn plicht tot geheimhouding zich daartoe uitstrekt, wordt niet tot kennisneming overgegaan dan nadat de rechter-commissaris daarover heeft bepaald.
3. De rechter-commissaris die beslist dat inbeslagneming is toegestaan, deelt de persoon met bevoegdheid tot verschoning mede dat tegen zijn beslissing beklag open staat bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd en tevens dat niet tot kennisneming wordt overgegaan dan nadat onherroepelijk over het beklag is beslist.
4. Tegen de beschikking van de rechter-commissaris kan de persoon met bevoegdheid tot verschoning binnen veertien dagen na de betekening daarvan een klaagschrift indienen bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd. Artikel 552a is van toepassing.
5. Een doorzoeking vindt bij zodanige personen, tenzij met hun toestemming, alleen plaats voor zover het zonder schending van het stands-, beroeps- of ambtsgeheim kan geschieden, en strekt zich niet uit tot andere brieven of geschriften dan die welke het voorwerp van het strafbare feit uitmaken of tot het begaan daarvan gediend hebben."
- art. 125i:
"Aan de rechter-commissaris, de officier van justitie, de hulpofficier van justitie en de opsporingsambtenaar komt onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in de artikelen 96b, 96c, eerste, tweede en derde lid, 97, eerste tot en met vierde lid, en 110, eerste en tweede lid, de bevoegdheid toe tot het doorzoeken van een plaats ter vastlegging van gegevens die op deze plaats op een gegevensdrager zijn opgeslagen of vastgelegd. In het belang van het onderzoek kunnen zij deze gegevens vastleggen. De artikelen 96, tweede lid, 98, 99 en 99a zijn van overeenkomstige toepassing."