Parket bij de Hoge Raad, 14-04-2023, ECLI:NL:PHR:2023:425, 22/01446
Parket bij de Hoge Raad, 14-04-2023, ECLI:NL:PHR:2023:425, 22/01446
Gegevens
- Instantie
- Parket bij de Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 april 2023
- Datum publicatie
- 9 mei 2023
- ECLI
- ECLI:NL:PHR:2023:425
- Formele relaties
- Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1291, Contrair
- Zaaknummer
- 22/01446
Inhoudsindicatie
Pensioenrecht. Eindloonregeling; beëindiging uitvoeringsovereenkomst; gepensioneerde blijft achter in oude pensioenregeling; geen depot meer voor indexatie; werkgever verplicht bij te storten?; eisen van redelijkheid en billijkheid (vgl. HR 23 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1267).
Conclusie
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/01446
Zitting 14 april 2023
CONCLUSIE
B.J. Drijber
In de zaak van
John Crane Holland B.V.,
eiseres tot cassatie,
advocaat: mr. C.S.G. Janssens,
tegen
[verweerder] ,
verweerder in cassatie,
advocaat: mr. A.H.M. van den Steenhoven.
Partijen worden hierna verkort aangeduid als John Crane, respectievelijk [verweerder] .
1 Inleiding en samenvatting
Deze zaak gaat over de vraag of John Crane gehouden is de indexatie van de pensioenuitkeringen van haar ex-werknemer [verweerder] mogelijk te blijven maken nadat de uitvoeringsovereenkomst is beëindigd en een nieuwe pensioenregeling is ingevoerd. Net als in de zaak Euronext1 is een discussiepunt wat precies de rechtsgrondslag is van de gestelde verplichting van de werkgever om ervoor te zorgen dat, kort gezegd, een post-actieve er niet op achteruitgaat en voor hem alles zo veel mogelijk bij het oude blijft.2 Net als in de Euronext-zaak gaat het daarbij specifiek om de kans dat pensioenen nog kunnen worden geïndexeerd, het zogenoemde ‘indexatieperspectief’. Een feitelijk verschil met de Euronext-zaak is dat daar een groep gepensioneerden via een vereniging optrad, terwijl hier slechts één individuele gepensioneerde in rechte optreedt.
[verweerder] ’s pensioen was gebaseerd op een eindloonregeling. Dat bleef zo toen John Crane in 2003 de eindloonregeling sloot voor nieuwe deelnemers en nieuwe werknemers een middelloonregeling aanbood. Vanaf 2006 tot en met 2014 is [verweerder] ’s pensioen elk jaar geïndexeerd (tot in 2012 waren dat pensioenaanspraken, daarna pensioenuitkeringen). Die indexaties (‘toeslagen’) werden gefinancierd uit een bestemmingsreserve (ook aangeduid als depot), die werd gevuld met een door pensioenuitvoerder Zwitserleven verleende volume-/kwantumkorting en met een deel van de winst uit de beleggingsportefeuille.
Op 1 januari 2016 eindigde de uitvoeringsovereenkomst tussen John Crane en Zwitserleven. John Crane heeft per die datum een nieuwe pensioenregeling ingevoerd (en ondergebracht bij een andere pensioenverzekeraar) voor de werknemers die op dat moment bij haar in dienst waren. Die nieuwe pensioenregeling is een beschikbare premieregeling (defined contribution-regeling, in plaats van een defined benefit-regeling). De nog dertien actieve werknemers van John Crane die op 1 januari 2016 onder de eindloonregeling vielen, hebben ervoor gekozen mee te gaan naar de nieuwe pensioenregeling. [verweerder] koos daar niet voor en bleef bij Zwitserleven. Door het eindigen van de uitvoeringsovereenkomst en de overgang van actieve deelnemers naar de nieuwe pensioenregeling, werd de genoemde reserve echter niet meer aangevuld. Het gevolg daarvan is dat indexaties van het pensioen van [verweerder] niet langer daaruit kunnen worden gefinancierd.
[verweerder] meent dat met het laten opdrogen van genoemde reserve John Crane het bestaande indexatieperspectief voor hem verloren heeft doen gaan. In deze procedure vordert hij daarvoor compensatie. [verweerder] betoogt dat John Crane gehouden is de situatie van vóór 1 januari 2016 voor hem voort te zetten, door te zorgen voor financiering die indexaties weer mogelijk maakt. [verweerder] vond het hof aan zijn zijde. John Crane klaagt in cassatie er onder meer over dat het hof is voorbijgegaan aan wat het recht op indexatie van [verweerder] inhield. Die klachten zijn mijns inziens terecht voorgesteld. Ik concludeer dan ook tot vernietiging van het arrest van het hof en tot verwijzing ter verdere behandeling en beslissing.
2 Feiten
In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan.3
[verweerder] is van 1 oktober 1982 tot 1 februari 2009 in dienst geweest bij John Crane. Per 1 februari 2009 is [verweerder] gebruik gaan maken van de VUT-regeling. In de periode 1 februari 2009 tot 20 augustus 2012 heeft [verweerder] nog parttime gewerkt voor John Crane.
Bij John Crane nam [verweerder] deel aan een collectieve pensioenregeling, in de vorm van een eindloonregeling. De uitvoering van die regeling was ondergebracht bij Zwitserleven.
In het pensioenreglement uit 2001 (hierna: het pensioenreglement) is, onder meer, het volgende bepaald (mijn onderstrepingen):
“Artikel 16 - Toeslagen op pensioenen
(1)
Met ingang van 1 januari 1990 zal de werkgever telken jare de vanaf genoemde datum door de verzekeraar verleende kwantumkorting en winstaandelen in een bij de verzekeraar bestaand depot storten, waaraan periodiek koopsommen zullen worden onttrokken ter financiering van:
- toeslagen op ingegane pensioenen;
- overeenkomstige toeslagen op de premievrije aanspraken van gewezen deelnemers die aan dezelfde pensioenregeling hebben deelgenomen en van wie het dienstverband overeenkomstig artikel 17, lid 1 en 2 is beëindigd, alsmede op de aanspraken van de (gewezen) deelnemers voor wier verzekeringen op grond van het bepaalde in artikel 21 algehele vrijstelling van de premiebetaling is verleend.
(2)
De toeslagen zullen worden verleend op basis van de consumentenprijsindex (CPI), (…) voor zover de beschikbare middelen dit toelaten.”
De rechten uit de pensioenovereenkomst met [verweerder] (hierna: de pensioenovereenkomst) zijn opgenomen in dit pensioenreglement.4
Met ingang van 1 mei 2003 heeft John Crane de opbouw van pensioen volgens een eindloonregeling vervangen door opbouw van pensioen volgens een middelloonregeling. Alle op of na die datum in dienst getreden werknemers vielen onder de middelloonregeling. Dit heeft toen niet geleid tot een wijziging van de (uitvoering van de) eindloonregeling, de toeslagregeling, de volumekortingen en de winstdeling voor werknemers die op 1 mei 2003 al in dienst waren (onder wie [verweerder] ).
John Crane heeft voor het laatst op 23 juni 2011 een uitvoeringsovereenkomst met Zwitserleven gesloten (hierna: de UVO). In deze UVO staat, onder meer (onderstreping van de kopjes in het origineel, andere onderstrepingen toegevoegd):
“Hoofdstuk 5 Financiering van toeslagen
Artikel 7 – Bestemmingsreserve toeslagen
(1)
Doel
De bestemmingsreserve toeslagen wordt aangehouden voor het kunnen realiseren van (toekomstige) toeslagen op de opgebouwde aanspraken en ingegane rechten op pensioen overeenkomstig de bepalingen in het pensioenreglement. Toevoegingen aan de bestemmingsreserve toeslagen worden geacht door de werkgever voor dit doel te zijn betaald en kunnen derhalve nimmer worden teruggevorderd.
(2)
Toevoegingen
Jaarlijks worden vanuit de volgende bronnen middelen toegevoegd aan de bestemmingsreserve toeslagen, dit voor zover deze bronnen gedurende het betreffende jaar beschikbaar komen:
- 100% van de kwantumkorting:
- 100% van het winstaandeel;
en eventuele dotaties door de werkgever.
(3)
Aanvullende financiering van toeslagen
Indien en voor zover het saldo in de bestemmingsreserve niet toereikend is voor het financieren van toeslagen overeenkomstig de bepalingen in het pensioenreglement, wordt het restant van de verschuldigde koopsommen in rekening-courant afgewikkeld.”
Sinds 30 augustus 2012 is [verweerder] met pensioen en ontvangt hij pensioenuitkeringen van Zwitserleven. Vanaf 2006 tot en met 2014 heeft er jaarlijks een indexatie plaatsgevonden. Vanaf 2015 is er niet meer geïndexeerd.
John Crane heeft de UVO na de overeengekomen looptijd van vijf jaren niet voortgezet, waardoor de UVO per 1 januari 2016 is beëindigd. Per die datum is een andere pensioenregeling ingegaan, te weten een beschikbare premieregeling. Daarvoor heeft John Crane een uitvoeringsovereenkomst gesloten met pensioenverzekeraar De Amersfoortse.
Zwitserleven heeft bij brief van 24 maart 2017 aan [verweerder] meegedeeld dat, samengevat, in 2015 en 2016 onvoldoende middelen in de bestemmingsreserve aanwezig waren om zijn pensioen te indexeren, dat per 1 januari 2016 de kwantumkorting is komen te vervallen en dat op de winstdeling voortaan administratiekosten werden ingehouden. Zwitserleven schreef ook dat de verwachting was dat indexatie in de komende jaren niet zal plaatsvinden.
3 Procesverloop
Eerste aanleg
[verweerder] heeft John Crane op 26 oktober 2018 gedagvaard voor de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam. Hij vorderde, zakelijk weergegeven, een verklaring voor recht dat John Crane aansprakelijk is voor de schade die is ontstaan door het niet meer indexeren van pensioenuitkeringen. Ook vorderde hij diverse daarmee verband houdende veroordelingen.
Aan deze vorderingen heeft [verweerder] ten grondslag gelegd dat zijn pensioenuitkering sinds 2015 niet meer wordt geïndexeerd omdat het depot waaruit de financiering van de indexaties plaats moet vinden leeg is. Doordat de UVO door John Crane is beëindigd, viel de kwantumkorting weg, wat de voornaamste financieringsbron voor de indexaties was. Dit mocht John Crane niet laten gebeuren, aldus [verweerder] .
John Crane heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Bij vonnis van 20 september 20195 heeft de kantonrechter de vorderingen van [verweerder] afgewezen.
Hoger beroep
[verweerder] is bij exploot van 17 december 2019 – gerectificeerd bij exploot van 24 december 2019 – van het vonnis van 20 september 2019 in hoger beroep gekomen bij het hof Den Haag (hierna: het hof). Tegen het vonnis heeft [verweerder] drie grieven aangevoerd. Hij heeft zijn vorderingen gewijzigd. De vorderingen luidden, voor zover in cassatie nog relevant:
“1. Te verklaren voor recht dat John Crane heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen als goed werkgever, in strijd heeft gehandeld met haar onderbrengingsplicht van art. 23 Pensioenwet en in strijd heeft gehandeld met haar verplichtingen op grond van de pensioenovereenkomst met [verweerder] , door de eindloonregeling te sluiten voor nieuwe deelnemers, door de deelneming van de werknemers in de eindloonregeling te beëindigen en door de uitvoeringsovereenkomst met Zwitserleven te laten eindigen.
2. Primair:
John Crane te veroordelen om binnen 30 dagen na betekening van het arrest zodanige afspraken te maken met een pensioenuitvoerder, en daartoe alle benodigde koopsommen en premies te hebben betaald aan die pensioenuitvoerder alsmede voor de toekomst alle benodigde koopsommen en premies te gaan betalen zodra dat voor het verlenen van de indexatie in enig jaar nodig is, dat de ingegane pensioenen van [verweerder] met ingang van 1 januari 2015 worden geïndexeerd op basis van de consumentenprijsindex (…), dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000 per dag met een maximum van € 250.000 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat John Crane deze veroordeling niet nakomt.
Subsidiair:
John Crane te veroordelen om binnen 30 dagen na betekening van het arrest zodanige afspraken te maken met een pensioenuitvoerder, en daartoe alle benodigde koopsommen en premies te hebben betaald aan die pensioenuitvoerder alsmede voor de toekomst alle benodigde koopsommen en premies te gaan betalen zodra dat voor het verlenen van de indexatie in enig jaar nodig is, dat:
- de ingegane pensioenen van [verweerder] met ingang van 1 januari 2015 worden geïndexeerd conform artikel 16 lid 2 van pensioenreglement 2002 (althans worden geïndexeerd op basis van een index zoals door het CBS is gepubliceerd die daarmee het meest vergelijkbaar is), alsmede dat
- de ingegane pensioenen van [verweerder] met ingang van 1 januari 2015 in dezelfde mate worden geïndexeerd als het geval zou zijn geweest indien John Crane vanaf 1 januari 2016 nog steeds een uitvoeringsovereenkomst had gehad met Zwitserleven, alle werknemers van John Crane vanaf 1 januari 2016 deelnemer waren in de eindloonregeling van John Crane conform pensioenreglement 2002, John Crane vanaf 1 januari 2016 voor al haar werknemers pensioenpremie betaalde aan Zwitserleven in overeenstemming met pensioenreglement 2002 en over deze pensioenpremies kwantumkortingen werden verleend door Zwitserleven ten behoeve van het in artikel 16 van pensioenreglement 2002 bedoelde toeslagendepot alsmede dat vanaf 1 januari 2016 het volledige winstaandeel jaarlijks werd gestort in dat toeslagendepot zonder dat daarop administratiekosten of andere bedragen in mindering worden gebracht
dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000 per dag met een maximum van € 250.000 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat John Crane deze veroordeling niet nakomt.
Meer subsidiair:
John Crane te veroordelen om de schade die [verweerder] lijdt, als gevolg van de schendingen van John Crane als genoemd in vordering 1, te vergoeden en de vaststelling van deze schade te verwijzen naar de schadestaatprocedure.
3. (…).”
John Crane heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Op 18 januari 2022 heeft het hof arrest6 gewezen (hierna: het arrest). Ik vat de belangrijkste rechtsoverwegingen samen.
De verklaring voor recht (petitum 1) is niet toewijsbaar. John Crane heeft niet gehandeld in strijd met goed werkgeverschap (art. 7:611 BW), de onderbrengingsplicht (art. 23 Pw) of de verplichtingen onder de pensioenovereenkomst met [verweerder] door (i) vanaf 1 mei 2003 de eindloonregeling te sluiten voor nieuwe deelnemers, (ii) vanaf 1 januari 2016 de deelneming van de resterende werknemers in de eindloonregeling, en van de overige werknemers de middelloonregeling, te beëindigen, en (iii) de UVO te laten eindigen (rov. 6-7).
De primaire vordering is ook niet toewijsbaar omdat dit [verweerder] een onvoorwaardelijk recht op indexatie zou geven waarop hij geen recht heeft. Partijen zijn slechts een voorwaardelijk recht op indexatie overeengekomen (rov. 8).
De subsidiaire vordering is wel toewijsbaar (rov. 9). Het gaat om de vraag welk gedrag van John Crane mocht worden verwacht bij haar keuze de UVO te laten eindigen (rov. 9.1).
Op de rechtsverhouding tussen John Crane en [verweerder] zijn de eisen van redelijkheid en billijkheid (art. 6:2 lid 1 BW) van toepassing, welke eisen mede worden ingevuld door goed werkgeverschap (art. 7:611 BW)7 (rov. 9.2-9.3). Art. 7 UVO bepaalt dat John Crane zo nodig via koopsommen eventuele tekorten voor indexering aan moet vullen. Art. 7 UVO vult de eisen van redelijkheid en billijkheid in. Redelijkheid en billijkheid vergen dat John Crane – in beginsel – gehouden is een voor indexering toereikende bestemmingsreserve na te streven. De vraag is of van John Crane in dit concrete geval mocht worden verwacht dit streven geheel of gedeeltelijk te realiseren (rov. 9.4).
Het was voor John Crane voorzienbaar dat door het niet verlengen van de UVO geen indexeringen meer zouden plaatsvinden omdat de kwantumkorting wegviel en Zwitserleven administratiekosten mocht verrekenen met eventuele winstdeling (rov. 9.5). Voor haar was dus voorzienbaar dat [verweerder] wezenlijke schade zou lijden door deze besluiten (rov. 9.6). Van John Crane mocht worden verlangd zodanige afspraken met Zwitserleven te maken dat het pensioen van [verweerder] vanaf 1 januari 2016 in dezelfde mate, en op dezelfde consistente wijze, kon worden geïndexeerd alsof John Crane de eindloonregeling zou hebben voortgezet bij Zwitserleven. Dat er zwaarwegende bezwaren aan de kant van John Crane waren om deze maatregelen te treffen is onvoldoende onderbouwd (rov. 9.7). Door geen compenserende maatregelen te nemen heeft John Crane gehandeld in strijd met redelijkheid en billijkheid (rov. 9.8).
Het hof wijst erop dat toewijzing van de vorderingen van [verweerder] tot executieproblemen kan leiden omdat niet duidelijk is welk geldbedrag betaald moet worden om aan de veroordeling te voldoen. Dit staat evenwel niet aan toewijzing in de weg (rov. 10).
In het dictum vernietigt het hof het vonnis van de kantonrechter en:
“(…) veroordeelt John Crane om binnen drie maanden na de datum van dit arrest zodanige afspraken te maken met een pensioenuitvoerder, en alle in dat kader benodigde koopsommen en premies te betalen aan die pensioenuitvoerder alsmede in de toekomst alle benodigde koopsommen en premies te betalen zodra dat voor het verlenen van de indexatie als bedoeld in art. 16 van [Pensioenreglement] in enig jaar nodig is, dat de ingegane pensioenen van [verweerder] met ingang van 1 januari 2016 in dezelfde mate worden geïndexeerd als het geval zou zijn geweest indien John Crane vanaf 1 januari 2016 nog steeds een uitvoeringsovereenkomst had gehad met Zwitserleven, alle werknemers van John Crane vanaf 1 januari 2016 deelnemer waren in de in 2015 door Zwitserleven uitgevoerde pensioenregelingen, John Crane vanaf 1 januari 2016 voor al haar werknemers pensioenpremie betaalde aan Zwitserleven in overeenstemming met de voor de desbetreffende werknemers geldende pensioenreglementen en over deze pensioenpremies kwantumkortingen werden verleend door Zwitserleven ten behoeve van het in artikel 16 van [Pensioenreglement] en de [UVO] bedoelde toeslagendepot (bestemmingsreserve) alsmede dat vanaf 1 januari 2016 het volledige winstaandeel jaarlijks werd en wordt gestort in dat toeslagendepot zonder dat daarop administratie kosten of andere bedragen in mindering worden gebracht, dit alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan dat John Crane in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 250.000,- (…)”
Tot slot heeft het hof John Crane in de kosten verdeeld, het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Cassatie
Bij procesinleiding van 19 april 2022 heeft John Crane (tijdig) cassatieberoep ingesteld. [verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping. [verweerder] heeft geen incidenteel cassatieberoep ingesteld. Beide partijen hebben hun standpunten schriftelijk doen toelichten. John Crane heeft afgezien van repliek. [verweerder] heeft wel gedupliceerd.