Rechtbank Amsterdam, 17-06-2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:3917, C/13/461948 / HA ZA 10-1929
Rechtbank Amsterdam, 17-06-2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:3917, C/13/461948 / HA ZA 10-1929
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak
- 17 juni 2015
- Datum publicatie
- 23 juni 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBAMS:2015:3917
- Formele relaties
- Tussenuitspraak: ECLI:NL:RBAMS:2014:6217
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2017:890
- Zaaknummer
- C/13/461948 / HA ZA 10-1929
Inhoudsindicatie
Vervolg op de uitspraak van 24 september 2014 (ECLI:NL:RBAMS:2014:6217) in de zaak van een advocaat tegen een oud-rechter. Schadeberekening.
Uitspraak
vonnis
afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/461948 / HA ZA 10-1929
Vonnis van 17 juni 2015
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. A.C.M. Verhoeven te Rotterdam,
tegen
1 [gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. drs. A.R.J. Croiset van Uchelen te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
[gedaagde sub 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. W.F. Hendriksen te Amsterdam,
3. de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. G.J.H. Houtzagers te ’s-Gravenhage.
Partijen zullen hierna wederom [eiser], [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en de Staat genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 september 2014;
- de akte na tussenvonnis tevens houdende wijziging van eis, met producties;
- de antwoordakte na tussenvonnis, met producties;
- de akte uitlaten producties tevens verzoek pleidooi;
- de antwoordakte verzoek pleidooi;
- de rolbeslissing van 17 december 2014;
- het proces-verbaal van pleidooi van 10 april 2015, met de daarin vermelde stukken.
Vervolgens is vonnis bepaald.
2 De gewijzigde vorderingen
[eiser] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
(i) voor recht verklaart dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door hem aan [eiser] toegebrachte schade;
(ii) [gedaagde sub 1] veroordeelt:
primair om aan [eiser] te betalen EUR 4.421.995,00 vermeerderd met P.M., te vermeerderen met de wettelijke samengestelde rente vanaf 1 november 2014;
subsidiair om aan [eiser] te betalen een door de rechtbank te begroten bedrag zoals de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
meer subsidiair de aan [eiser] toegebrachte schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en als voorschot daarop aan [eiser] te betalen EUR 1.490.000,00;
(iii) [gedaagde sub 1] veroordeelt in de kosten van het geding.
In de zaak tussen [eiser] en de Staat
[eiser] vordert, na wijziging van eis, subsidiair dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat het door de Staat casu quo de Raad voor de rechtspraak in de brief de dato 4 november 2014 aan [eiser] ingenomen standpunt “dat de vrijwaring niet van toepassing is als onherroepelijk komt vast te staan dat de heer [gedaagde sub 1] willens en wetens schade heeft toegebracht” rechtens onjuist is en de Staat, al dan niet hoofdelijk naast [gedaagde sub 1], veroordeelt de schade van [eiser] aan [eiser] te betalen, zulks op grond van de in augustus 2009 aan [gedaagde sub 1] gegeven vrijwaring voor alle aanspraken van [eiser] die verband houden met de gevoerde procedures.