Rechtbank Haarlem, 12-01-2005, AS2352, 95866/ HA ZA 03-1163
Rechtbank Haarlem, 12-01-2005, AS2352, 95866/ HA ZA 03-1163
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Haarlem
- Datum uitspraak
- 12 januari 2005
- Datum publicatie
- 13 januari 2005
- ECLI
- ECLI:NL:RBHAA:2005:AS2352
- Formele relaties
- Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2009:BG5056, Niet ontvankelijk
- Conclusie in (sprong)cassatie: ECLI:NL:PHR:2009:BG5056
- Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2009:BG5058, Niet ontvankelijk
- Conclusie in (sprong)cassatie: ECLI:NL:PHR:2009:BG5058
- Sprongcassatie: ECLI:NL:HR:2010:BK4476, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Conclusie in (sprong)cassatie: ECLI:NL:PHR:2010:BK4476
- Zaaknummer
- 95866/ HA ZA 03-1163
Inhoudsindicatie
Chipshol vordert veroordeling van Luchthaven Schiphol tot betaling schadevergoeding als gevolg van bouwverbod Groenenbergterrein. Formele verweren van Luchthaven Schiphol en Provincie Noord-Holland worden verworpen; in beginsel zal de Luchthaven Schiphol de door Chipshol tengevolge van het bouwverbod geleden schade moeten vergoeden. Inzake de omvang van de schade zullen deskundigen worden benoemd.
Uitspraak
Zaaknr/rolnr: 95866/HA ZA03-1163
Vonnisdatum: 12 januari 2005
244
VONNIS VAN DE RECHTBANK TE HAARLEM,
MEERVOUDIGE KAMER,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CHIP(S)HOL III B.V.,
gevestigd te Wassenaar,
eisende partij,
procureur mr. H.P. Abma,
-- tegen --
de naamloze vennootschap LUCHTHAVEN SCHIPHOL N.V.,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde partij,
procureur mr. H.K. Garvelink,
-- en tegen --
de publiekrechtelijke rechtspersoon DE PROVINCIE NOORD-HOLLAND,
zetelende te Haarlem,
gevoegde partij aan de zijde van gedaagde,
procureur mr. B.C. Romijn.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Chipshol, de Luchthaven en de Provincie.
1. Het verloop van het geding
Voor de loop van het geding verwijst de rechtbank naar de volgende zich in het griffiedossier bevindende gedingstukken, waarop vonnis is gevraagd:
? het vonnis in het incident tot voeging van 3 maart 2004 en de daarin genoemde stukken;
? de conclusie van antwoord van de Provincie, met producties;
? de conclusie van repliek, met produkties;
? de conclusie van dupliek van de Luchthaven, met een productie,
? de conclusie van dupliek van de Provincie.
Partijen hebben op 29 november 2004 hun standpunten doen bepleiten, Chipshol door mrs R.B. Gerretsen, advocaat te Rotterdam, en H.J.M. van Schie, advocaat te Amsterdam, de Luchthaven door mr N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam en de Provincie door mr K.A.J. Bisschop, advocaat te Amsterdam, allen aan de hand van nadien overgelegde pleitnotities. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft Chipshol nog bij akte, bij akte rectificatie en bij nadere akte producties in het geding gebracht.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit geding het volgende vast:
a. Bij akte van 22 december 1993 heeft Chipshol de economische eigendom verkregen van een aan het terrein van de Luchthaven grenzend stuk grond ter grootte van 38,5 ha, het zogenaamde (en verder zo te noemen) Groenenbergterrein;
b. Ten tijde van de overdracht economische eigendom had het Groenenbergterrein de bestemming “agrarische doeleinden”; deze bestemming is bij besluit van de gemeente Haarlemmermeer van 4 juli 2000 gewijzigd in “bedrijfsdoeleinden I”, welk besluit op 4 september 2002 onherroepelijk is geworden;
c. Het Groenenbergterrein viel wegens haar ligging nabij de luchthaven Schiphol onder de werking van artikel 38 van de Luchtvaartwet, welk artikel tot 20 februari 2003 op die situatie van kracht was;
d. Chipshol heeft op 22 november 2002 vergunningen aangevraagd bij het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer voor het bouwen van bedrijfspanden en kantoren op het Groenenbergterrein, welke vergunningen op 11 februari 2003 zijn verleend;
e. Chipshol heeft op 13 februari 2003 vergunningen aangevraagd bij het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer voor het bouwen van bedrijfshallen en een kantoor op het Groenenbergterrein, welke vergunningen op 6 mei 2003 zijn verleend;
f. Op 16 januari 2003 heeft de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat in de Staatscourant kennis gegeven van het voornemen tot toepassing van artikel 38 van de Luchtvaartwet op het Groenenbergterrein;
g. Bij besluit van 19 februari 2003, bekend gemaakt in de Staatscourant van 20 februari 2003, heeft genoemde Staatssecretaris de bouwmogelijkheden op het Groenenbergterrein op grond van artikel 38 Luchtvaartwet beperkt; dit besluit zal hierna het bouwverbod worden genoemd;
h. Chipshol heeft tijdig bezwaar gemaakt tegen het bouwverbod en de bestuursrechtelijke procedure hieromtrent is thans nog niet afgerond.
3. De vordering
Chipshol vordert veroordeling van de Luchthaven, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling aan haar van een bedrag van € 97.200.000,-, althans een door de rechtbank vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 februari 2003, althans vanaf de datum van verzuim, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening.
Chipshol voert ter ondersteuning van haar vordering aan dat zij tengevolge van het bouwverbod schade heeft geleden tot genoemd bedrag. Volgens haar moet de Luchthaven de schade vergoeden op grond van het bepaalde in artikel 50 van de Luchtvaartwet, welk artikel tot 20 februari 2003 op de Luchthaven van toepassing was.
4. Het verweer
De Luchthaven en de Provincie hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil worden ingegaan.
5. Beoordeling van het geschil
De Luchthaven en de Provincie stellen zich op het standpunt dat Chipshol geen beroep toekomt op artikel 50 van de Luchtvaartwet, nu dit artikel niet meer op de Luchthaven van toepassing was ten tijde van het indienen van het verzoek om schadevergoeding.
5.1.1. Dit verweer wordt verworpen. De verbintenis tot vergoeding van schade door de Luchthaven is ontstaan vóór 20 februari 2003. Deze verbintenis is, nu hieromtrent geen bijzondere regels van overgangsrecht zijn vastgesteld, niet teniet gegaan doordat met ingang van 20 februari 2003 artikel 50 van de Luchtvaartwet niet meer op de Luchthaven van toepassing was. Chipshol kan derhalve, mits aan de overige vereisten daartoe is voldaan, nakoming van deze verbintenis vorderen.
De Luchthaven en de Provincie stellen dat Chipshol geen beroep toekomt op artikel 50 van de Luchtvaartwet, omdat zij als economisch eigenares niet door dat artikel wordt beschermd.
5.1.2. Dit verweer wordt verworpen. Met de Luchthaven en de Provincie kan worden geoordeeld dat het begrip "economisch eigendom" geen vastomlijnd juridisch begrip is. Onbetwist is evenwel, dat Chipshol blijkens de hiervoor onder 2a genoemde akte een recht op levering van de juridische eigendom van het Groenenbergterrein heeft, hetgeen is te kwalificeren als een persoonlijk recht. Aldus valt Chipshol naar de letter onder “hen, die een persoonlijk recht hebben ten aanzien de terreinen”, als bedoeld in artikel 50 lid 1 onder c van de Luchtvaartwet. Het beroep van de Luchthaven en de Provincie op de wetsgeschiedenis heeft de rechtbank er niet van overtuigd dat het in beginsel ruime begrip ‘persoonlijk recht’ in dit geval slechts zou zien op huurders of beperkt zakelijk gerechtigden. Een uitleg van de Luchtvaartwet op dit punt analoog aan de Onteigeningswet kan niet worden gevolgd, nu laatstgenoemde wet de vergoeding regelt van schade die het gevolg is van het afnemen van de juridische eigendom, zodat daar de vraag naar de schade lijdende partij een niet vergelijkbare rol speelt.
De Luchthaven en de Provincie betwisten het oorzakelijk verband tussen het bouwverbod en de gestelde schade. Zij voeren daartoe aan dat het bepaalde in het Luchthavenindelingsbesluit (verder LIB te noemen) eveneens in de weg staat aan een ruimere bebouwing dan toegestaan onder het bouwverbod.
5.1.3. Dit verweer wordt verworpen. Indien het bouwverbod achterwege was gebleven, had het bepaalde in het LIB niet kunnen leiden tot een verbod tot het oprichten van de bebouwing -mits waar nodig aangevangen binnen 6 maanden na 20 februari 2003- waartoe op 11 februari 2003 vergunning was verleend. Het LIB bevat integendeel een bepaling (artikel 2.2.1 lid 5) die deze bebouwing met zoveel woorden toestaat. Gesteld noch gebleken is dat Chipshol die werkzaamheden niet binnen genoemde zes maanden zou hebben kunnen aanvangen. Met betrekking tot de bouwvergunningen die op 6 mei 2003 zijn verleend wordt overwogen dat, indien al op grond van het bepaalde in het LIB en/of de Wet Luchtvaart die vergunningen geweigerd hadden kunnen worden, er van deze mogelijkheid kennelijk geen gebruik is gemaakt, nu die vergunningen wel zijn verleend. Zonder bouwverbod zou dus ook de bebouwing kunnen worden opgericht die op 6 mei 2003 onder de werking van het LIB was vergund.
De Luchthaven en de Provincie stellen dat Chipshol geen vergoeding toekomt wegens het niet doorgaan van de bouwplannen omdat de bouwvergunningen zijn verleend nadat op 16 januari 2003 in de Staatscourant was aangekondigd dat een bouwverbod zou worden opgelegd. Ter ondersteuning van dit standpunt beroepen zij zich op de laatste volzin van artikel 50 lid 2 van de Luchtvaartwet, waarin is bepaald dat bij de berekening van de schadeloosstelling geen rekening wordt gehouden met “veranderingen, aangebracht of ontworpen na de kennisgeving in de Staatscourant (…)”.
5.1.4. Dit verweer wordt verworpen. Onder veranderingen in de zin van dit artikellid worden niet verstaan veranderingen die –zoals in dit geval- in niets anders bestaan dan in het door de daartoe bevoegde autoriteiten verlenen van bouwvergunningen. Een dergelijke vergunning bevestigt immers slechts dat de vergunde bouwmogelijkheden bestonden ten tijde van de aanvraag. Dit geldt ook voor de vergunning die eerst op 13 februari 2003 door Chipshol is aangevraagd, nu niet is gesteld of gebleken dat de daarin vergunde bebouwing niet mogelijk was vóór 16 januari 2003.
De Luchthaven en de Provincie stellen dat Chipshol niet in haar schadevordering tegen de Luchthaven kan worden ontvangen, nu zij dezelfde schade al van de Provincie heeft gevorderd.
5.1.5. Dit verweer wordt verworpen. Geen rechtsregel staat er aan in de weg dat een schadevordering wordt ingesteld tegen verschillende (rechts)personen. Eerst als zou vaststaan dat er geen schade is, omdat deze reeds is vergoed, zal de vordering daarop afstuiten.
De Luchthaven en de Provincie verzetten zich tegen toewijzing van de vordering, nu nog niet vaststaat dat Chipshol schade zal lijden omdat de bestuursrechtelijke procedure tegen het bouwverbod nog niet is afgerond.
5.1.6. Dit verweer wordt verworpen. In de eerste plaats is aannemelijk dat Chipshol reeds schade lijdt doordat vertraging is opgetreden tengevolge van het bouwverbod en in de tweede plaats kan aan een veroordeling tot vergoeding van (een deel van) de schade de voorwaarde worden verbonden dat het bouwverbod onherroepelijk zal zijn geworden.
De Luchthaven en de Provincie stellen dat Chipshol haar schade had kunnen beperken door met de bouwwerkzaamheden aan te vangen direct nadat de bouwvergunning was verkregen en door schorsing van het bouwverbod te vragen.
5.1.7. Ook dit verweer wordt verworpen. Indien het bouwverbod onherroepelijk wordt, zouden bouwactiviteiten die reeds hadden plaatsgevonden de schade slechts hebben vergroot. In het geval daarentegen dat het bouwverbod door de bestuursrechter wordt vernietigd speelt artikel 50 Luchtvaartwet geen rol meer. Daarmee vervalt dan ook de aansprakelijkheid van de Luchthaven, zodat de Luchthaven (en ook de Provincie) alsdan geen belang meer hebben bij het argument dat de schade beperkt had kunnen worden door toch te bouwen. Chipshol kan dan mogelijk ageren uit onrechtmatige daad tegen degene die het bouwverbod heeft opgelegd, maar daarop hoeft in deze zaak niet te worden vooruitgelopen.
Nu alle genoemde weren falen dient er van te worden uitgegaan dat de Luchthaven de door Chipshol tengevolge van het bouwverbod geleden schade moet vergoeden. De Luchthaven en de Provincie hebben de omvang van de schade gemotiveerd betwist. Waar zij betogen dat bepaalde schade-elementen op voorhand niet voor vergoeding in aanmerking kunnen komen, wordt hun standpunt niet gevolgd, nu uit de wet een dergelijke beperking niet kan worden afgeleid.
De rechtbank heeft behoefte aan deskundige voorlichting over de omvang van de schade. De zaak zal worden verwezen naar de rol teneinde partijen de gelegenheid te geven zich bij akte uit te laten omtrent de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de aan de deskundige(n) te stellen vragen. Partijen wordt verzocht daarbij onder meer aandacht te schenken aan de vraag in hoeverre de goede en kwade kansen op winstgevende projectontwikkeling zich vertalen in de grondprijs en aan de vraag in hoeverre de kans dat artikel 38 Luchtvaartwet zou worden toegepast van invloed kan zijn geweest op de grondprijs van het Groenenbergterrein in de periode voorafgaande aan het bouwverbod.
6. Beslissing
De rechtbank:
Verwijst de zaak naar de rol van 16 februari 2005 voor akte aan de zijde van alle partijen, tot het doel als hierboven onder 5.9 omschreven.
Houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Monster, voorzitter, en mrs. J.C.M. Montijn-Swinkels en W. Veldhuijzen van Zanten, leden van deze kamer, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 12 januari 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.