Rechtbank Oost-Brabant, 26-02-2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:1804, C/01/342861 / KG ZA 19-62
Rechtbank Oost-Brabant, 26-02-2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:1804, C/01/342861 / KG ZA 19-62
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Oost-Brabant
- Datum uitspraak
- 26 februari 2019
- Datum publicatie
- 3 april 2019
- ECLI
- ECLI:NL:RBOBR:2019:1804
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:1545
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2019:1808
- Zaaknummer
- C/01/342861 / KG ZA 19-62
Inhoudsindicatie
Het gaat in deze zaak om door gedaagden gelegd conservatoir bewijsbeslag op grond van artikel 730 jo 843a Rv. Gedaagden zijn van mening dat de Staat in een strafrechtelijk onderzoek naar cliënten van gedaagden, het verschoningsrecht van gedaagden niet/onvoldoende heeft gerespecteerd en hebben (na verleende toestemming daartoe door de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant) conservatoir bewijsbeslag doen leggen op gegevens waaruit zulks volgens gedaagden blijkt of kan blijken. De gegevens zijn in bewaring gesteld bij een deurwaarder.
In de beschikking waarin het conservatoir beslag is toegestaan heeft de voorzieningenrechter – conform verzoek – een dwangsom opgelegd in het geval de Staat niet (volledig) aan de beslaglegging mee zou werken. Bij het opleggen van de dwangsommen is – met toepassing van artikel 611a lid 4 Rv – bepaald dat de dwangsommen eerst kunnen worden verbeurd na verloop van acht weken na betekening van het verlof.
De Staat vordert in het onderhavige kort geding – kort samengevat – opheffing, subsdiair gedeeltelijke opheffing van de conservatoire bewijsbeslagen en teruggave van hetgeen in het kader van de beslaglegging aan de deurwaarder ter bewaring is gegeven, en opheffing van de bij beschikking opgelegde dwangsommen. Gedaagden hebben in reconventie inzage in / het verstrekken van afschrift van de beslagen gegevens gevraagd ex artikel 843a Rv. Tevens hebben zij gevraagd aan de Staat een verbod op te leggen ex artikel 28 lid 1 sub b Rv, inhoudende dat het de Staat verboden wordt mededelingen te doen aan derden omtrent de gegevens in deze kort-gedingprocedure die in de processtukken zijn opgenomen.
In het tussenvonnis is bepaald dat de termijn ex artikel 611a lid 4 Rv waarna dwangsommen worden verbeurd verder wordt verlengd met acht weken en aan de Staat wordt het verbod ex artikel 28 lid 1 sub b Rv. opgelegd.
In het eindvonnis komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat het gelegde bewijsbeslag het strafrechtelijk onderzoek niet doorkruist en dat er voldoende aanleiding bestaat het conservatoir bewijsbeslag te laten liggen. In zoverre worden de vorderingen van de Staat dus afgewezen. De bij beschikking opgelegde dwangsom wordt echter beperkt.
Gedaagden worden in hun vordering in reconventie, die inhoudt het verstrekken van een afschrift van/het verkrijgen van inzage in de stukken waarop conservatoir bewijsbeslag is gelegd, niet ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan spoedeisend belang. Het eveneens in reconventie gevorderde verbod ex artikel 28 lid 1 sub b Rv. dat in het tussenvonnis was toegewezen, wordt in het eindvonnis opnieuw toegewezen.
Uitspraak
vonnis
Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/342861 / KG ZA 19-62
Vonnis in kort geding van 26 februari 2019
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te Den Haag,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaten mr. I.C. Engels en mr. L. Sieverink te Den Haag,
tegen
1 [gedaagde 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats] ,
3. [gedaagde 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
4. [gedaagde 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaten mr. T.R.B. de Greve en mr. A. van Hees te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Staat der Nederlanden en [gedaagden] genoemd worden.
1 De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
-
de dagvaarding van 13 februari 2019 met 13 producties
- -
-
de partiële conclusie van antwoord, tevens conclusie van eis in reconventie van 22 februari 2019 met 74 producties
- -
-
de akte van de zijde van 25 februari 2019 van de zijde van [gedaagden] met productie 75 met verzoek tot het opleggen aan de Staat der Nederlanden van een mededelingsverbod ex artikel 28 lid 1 sub b Rv.
- -
-
de mondelinge behandeling die plaats vond op 26 februari 2019
- -
-
de pleitnota van de Staat der Nederlanden
- -
-
de pleitnota van [gedaagden]
Vanwege de spoedeisendheid van de zaak, met name voor wat betreft de te verbeuren dwangsommen, heeft de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting met een mondelinge uitspraak een voorziening getroffen ten aanzien van een paar specifieke geschilpunten en voor het overige bepaald dat binnen vier weken uitspraak zou volgen.
Dit vonnis vormt de schriftelijke weerslag van de mondelinge uitspraak.
2 De feiten
Bij beschikking van 4 januari 2019 (C/01/341981 / BP RK 19-6) is aan [gedaagden] verlof verleend voor het leggen van conservatoir bewijsbeslag ten laste van de Staat der Nederlanden op Bescheiden als nader omschreven in het petitum en op bladzijde 30 van het verzoekschrift waarmee het conservatoir bewijsbeslag is gevraagd.
In de beschikking is – conform verzoek – de Staat der Nederlanden bevolen om mee te werken aan de effectuering van het bewijsbeslag binnen 14 dagen na betekening van het verlof, op straffe van eenmalige dwangsom van € 2.500.000,- en voorts een periodieke dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel, tot een maximum van € 25.000.000,-.
Bij het opleggen van de dwangsommen heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 611a lid 4 Rv. bepaald dat de dwangsommen eerst kunnen worden verbeurd na verloop van acht weken na betekening van het verlof.
Op 8 januari 2019 zijn de beschikking van 4 januari 2019 en een kopie van het verzoekschrift aan de Staat der Nederlanden betekend en is bewijsbeslag gelegd op de (originele en kopieën van) Bescheiden zoals hierboven genoemd.
[gedaagden] hebben op 15 januari 2019 de eis in de hoofdzaak ingediend in de vorm van een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ex artikel 186 Rv., de verstrekking van bescheiden ex artikel 843a Rv. en het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht ex artikel 202 Rv.