Home

Rechtbank Oost-Brabant, 04-01-2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:1897, C/01/341981 / BP RK 19-6

Rechtbank Oost-Brabant, 04-01-2019, ECLI:NL:RBOBR:2019:1897, C/01/341981 / BP RK 19-6

Gegevens

Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Datum uitspraak
4 januari 2019
Datum publicatie
5 april 2019
ECLI
ECLI:NL:RBOBR:2019:1897
Zaaknummer
C/01/341981 / BP RK 19-6

Inhoudsindicatie

Verlof voorzieningenrechter tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag onder de Staat der Nederlanden op grond van artikel 730 in verband met artikel 843a Rv

(beschikking die is genoemd in ECLI:NL:RBOBR:2019:1804 en ECLI:NL:RBOBR:2019:1783).

Uitspraak

verlof beslag

Civiel Recht

Zittingsplaats 's‑Hertogenbosch

zaaknummer / rekestnummer: C/01/341981 / BP RK 19-6

beschikking van 4 januari 2019

in de zaak van:

1. [verzoeker 1] ,

2. [verzoeker 2] ,

3. [verzoeker 3] ,

4. [verzoeker 4] ,

allen kantoorhoudende te [plaats] ,

verzoekers,

advocaat mr. T.R.B. de Greve te Amsterdam

tegen

de Staat der Nederlanden (het Openbaar Ministerie, de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst Fiod en de Belastingdienst),

zetelende te Den Haag,

verweerder.

1 Inleiding

Op 2 januari 2019 is ter griffie een verzoekschrift met 34 producties ontvangen, inhoudende een verzoek dat strekt tot het verlenen van verlof voor het leggen van bewijsbeslag ten laste van verweerder. Dit verzoekschrift met producties geldt als hier ingelast.

2 Beoordeling

2.1.

In het verzoekschrift is uitvoerig ingegaan op de gronden van het verzoek, de belangen van verzoekers bij het bewijsbeslag, en op de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Tevens hebben verzoekers toegelicht dat het in dit geval in de rede ligt verweerder zelf te bevelen om de in het verzoekschrift gevraagde Bescheiden aan de deurwaarder en de gerechtelijk bewaarder af te staan en dat er, aangezien gebleken is dat verweerder een onherroepelijk rechterlijk bevel (meer bepaald de als productie 1 bij het verzoek gevoegde beschikking ex artikel 98 jo 552a Sv van deze rechtbank d.d. 13 september 2018) niet naleeft, aanleiding is aan verweerder een dwangsom op te leggen indien hij het hierna uit te spreken bevel niet nakomt.

2.2.

De gronden van het verzoekschrift kunnen na het door de wet voorgeschreven summier onderzoek naar het oordeel van de voorzieningenrechter de verlening van het verzochte verlof in beginsel dragen. Meer in het bijzonder wordt nog het volgende overwogen.

2.3.

De omschrijving van “de Bescheiden” waarop het beslagrekest betrekking heeft, is te vinden op pagina 30 van het verzoekschrift. Deze omschrijving is veelomvattend. Zij betreft immers mede interne gegevens van verweerder die licht kunnen werpen op de verwerking van de “Gepriviligeerde Gegevens” en inzicht kunnen geven in de personen die van die “Gepriviligeerde Gegevens” kennis hebben kunnen nemen. Duidelijk is inmiddels dat kennisneming en gebruik van de Gepriviligeerde Gegevens problematisch zijn gezien de inhoud van de beschikking van 13 september 2018, waarin deze Gegevens als geheimhoudersstukken zijn aangemerkt. In gewoon Nederlands vertaald: verweerder lijkt zich in de nesten te hebben gewerkt door aan de slag te gaan met gegevens die niet voor zijn ogen bestemd waren.

2.4.

Gelet op de aard van het door verzoekers aan het bewijsbeslag ten grondslag gelegde belang - de naleving van hun geheimhoudingplicht en de bescherming van hun daaraan verbonden wettelijk verschoningsrecht - is de in het verzoekschrift gegeven ruime omschrijving van de Bescheiden acceptabel in het kader van het bewijsbeslag. Dat verzoekers de informatie omtrent hetgeen er met de “Gepriviligeerde Gegevens” is gebeurd en wie er kennis van hebben gekregen willen bevriezen is legitiem. In hoeverre aan verzoekers na de beslaglegging daadwerkelijk inzicht in alle Bescheiden moet toekomen, kan vervolgens worden uitgemaakt in de aan het beslag te verbinden hoofdzaak.

2.5.

De voorzieningenrechter acht het evenwel, gezien de veelomvattendheid van de Bescheiden, voor verweerder praktisch onuitvoerbaar om reeds binnen vijf uren na betekening van het verlof uitvoering te geven aan de effectuering van het bewijsbeslag. Daarvoor moet verweerder meer tijd krijgen.

2.6.

Terecht hebben verzoekers onderkend dat het voorshands niet van verweerder kan worden gevergd om een deurwaarder en een ICT-expert toegang te verlenen tot systemen van het Openbaar Ministerie en de Fiod, zodat de keuze voor te bevelen medewerking bij het effectueren van het bewijsbeslag in de rede ligt. Een dwangsom ligt dan echter ook voor de hand. Daarmee wordt overigens in de eerste plaats tot uitdrukking gebracht dat dit verlof - net als de beschikking van 13 september 2018 - geen vrijblijvend karakter heeft.

2.7.

Mede om partijen de gelegenheid te geven het bewijsbeslag praktisch te benaderen (of een geschil over het bewijsbeslag in een (opheffings-) kort geding in het openbaar uit te vechten) zal artikel 611a, vierde lid, Rv. worden toegepast. Aan de 611a lid 4 - termijn zal een navenant langere termijn voor het starten van de hoofdzaak worden gekoppeld. De onderliggende problematiek speelt, voor verzoekers kenbaar, al sinds de doorzoeking bij [naam accountantskantoor] op 1 december 2016. De voorzieningenrechter acht het verantwoord om partijen iets meer tijd te geven om de afwikkeling van dit geschil in het goede spoor te krijgen.

2.8.

De juridisch medewerker van de voorzieningenrechter heeft op 3 januari 2019 telefonisch contact opgenomen met mr. De Greve en hem medegedeeld dat, met name met het oog op de belangen van verweerder, en mede gelet op het feit dat toewijzing ex parte plaats vindt, het verzochte verlof kan worden verleend met dien verstande dat - in afwijking van het verzoekschrift - aan verweerder een termijn van twee weken zal worden gegund om aan onderstaand bevel te voldoen en met bepaling dat de dwangsom zal worden beperkt en - met toepassing van artikel 611a lid 4 Rv. - eerst na verloop van de hierna te noemen termijn zal worden verbeurd. Hoewel mr. De Greve zich niet ten volle in deze aangepaste verlofverlening kon vinden, heeft hij te kennen gegeven dat het niet nodig was verzoekers nader op het verzoekschrift te horen.

3 Beslissing

De voorzieningenrechter,

3.1.

staat het leggen van conservatoir bewijsbeslag toe conform het verzochte zoals nader omschreven in het petitum (op bladzijde 66) van het verzoekschrift,

met dien verstande dat:

- verweerder wordt bevolen om mee te werken aan de effectuering van het bewijsbeslag binnen 14 dagen na betekening van dit verlof;

- verweerder een eenmalige dwangsom verbeurt van € 2.500.000,- en voorts een periodieke dwangsom van € 250.000,- per dag of dagdeel indien hij niet geheel of niet tijdig aan dit bevel voldoet,

- bovenstaande dwangsommen eerst kunnen worden verbeurd na verloop van acht weken na betekening van dit verlof,

- boven een bedrag van € 25.000.000,- geen dwangsommen meer kunnen worden verbeurd;

3.2.

bepaalt dat de eis in de hoofdzaak dient te worden ingesteld binnen 10 weken na betekening van dit verlof;

3.3.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.L. Roosmale Nepveu, voorzieningenrechter.