Home

Rechtbank Rotterdam, 31-12-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:10286, 7853507 / CV EXPL 19-27339

Rechtbank Rotterdam, 31-12-2019, ECLI:NL:RBROT:2019:10286, 7853507 / CV EXPL 19-27339

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
31 december 2019
Datum publicatie
21 januari 2020
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2019:10286
Formele relaties
Zaaknummer
7853507 / CV EXPL 19-27339

Inhoudsindicatie

Moeten overuren en andere toeslagen mee worden genomen bij de berekening van het vakantieloon? Artikel 7:639 BW, Arbeidstijdenrichtlijn (2003/88/EG), Williams/British Airways (ECLI:EU:C:2011:588) en Hein/Holzkamm (ECLI:EU:C:2018:1018). Bewijsopdracht.

Uitspraak

zaaknummer: 7853507 / CV EXPL 19-27339

uitspraak: 31 december 2019

vonnis in verzet van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [woonplaats eiser] ,

eiser,

gedaagde in verzet,

gemachtigde: mr. L.R.T. Peeters te Dordrecht,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Mammoet Nederland B.V.,

gevestigd te Schiedam,

gedaagde,

eiseres in verzet,

gemachtigde: mr. H.B. de Hek te Den Haag.

Partijen worden hierna “ [eiser] ” en “Mammoet” genoemd.

1 Het verloop van de procedure

1.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het inleidend exploot van dagvaarding van 12 maart 2019, met 6 producties;

-

het verstekvonnis van 10 april 2019;

-

het verzetexploot van 10 mei 2019, met 4 producties;

-

het tussenvonnis van 8 juli 2019, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;

-

de brief van Mammoet van 10 oktober 2019, met 2 aanvullende producties;

-

de brief van [eiser] van 11 oktober 2019, met een verbetering van (de bijlage bij) productie 4 en een vermeerdering van eis;

-

het proces-verbaal van de op 18 oktober 2019 gehouden comparitie van partijen;

-

de spreekaantekeningen van [eiser] ;

-

de spreekaantekeningen van Mammoet.

1.2

Op de comparitie van partijen van 18 oktober 2019 is de onderhavige zaak vanwege de onderlinge verwevenheid gezamenlijk behandeld met drie andere verzetprocedures, te weten zaaknummers:

- 7800043 / CV EXPL 19-23650 (Mammoet / [naam 1] );

- 7804060 / CV EXPL 19-24030 (Mammoet / [naam 2] );

- 7800174 / CV EXPL 19-23664 (Mammoet / [naam 3] ).

1.3

De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis in alle zaken nader bepaald op heden.

2 De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.

2.1

[eiser] is sedert 7 september 1998 bij (de rechtsvoorgangster van) Mammoet in dienst, laatstelijk in de functie van kraanmachinist. Op de arbeidsovereenkomst is de cao Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen van toepassing (hierna: “de CAO”).

2.2

Bij brief van 4 februari 2018 heeft [eiser] aan Mammoet medegedeeld dat hij aanspraak gemaakt op achterstallig vakantieloon over de periode vanaf 2013 en dat hij ter zake daarvan de verjaringstermijn stuit.

2.3

Op 19 september 2018 hebben de cao-partijen – te weten Transport en Logistiek Nederland, Vereniging Verticaal Transport, FNV, CNV Vakmensen en De Unie – overeenstemming bereikt over de waarde van een vakantiedag. Die afspraak is als artikel 67a lid 9 aan de CAO gevoegd en luidt, voor zover relevant, als volgt:

“9.a. Met ingang van 1 januari 2019 bestaat de waarde van de 20 wettelijke vakantiedagen en van 2 van de bovenwettelijke vakantiedagen die vanaf 1 januari 2019 worden opgebouwd, uit de volgende onderdelen:

-

Het functieloon van 1 dag vermeerderd met de persoonlijke toeslag en de ploegentoeslag;

-

Het gemiddelde bedrag dat in het voorafgaande kalenderjaar per dag is ontvangen aan een structurele vergoeding van de toeslagen voor de zaterdag- en zondaguren (art. 33), de Toeslagenmatrix (art. 37) de vuilwerktoeslag (art. 38A), de koudetoeslag (art. 38B), de consignatievergoeding (art. 42), de reisuren voor de werknemers op mobiele kranen (art. 47) en de onregelmatigheidstoeslag (art. 55). In verband met het niet altijd structurele karakter van deze vergoedingen wordt 90% van de totale waarde meegenomen in de berekening;

-

Het gemiddelde bedrag dat in het voorafgaande kalenderjaar per dag is ontvangen aan een structurele vergoeding van overuren, zaterdag- en zondaguren voor zover deze de 40 uur per week overschrijden. In verband met het niet altijd structurele karakter van deze vergoedingen wordt dit bedrag vervolgens afgetopt op 22,75% van het functieloon.

9.b. Iedere werknemer in loonschaal A’ tot en met loonschaal H die gedurende het gehele kalenderjaar 2018 bij werkgever in dienst is geweest en in dat jaar minimaal 100 uren heeft gewerkt waar een toeslag aan verbonden is, niet zijnde de ploegen- en de persoonlijke toeslag, heeft in 2019 recht op een eenmalige uitkering van € 750,- bruto, welke zal worden uitgekeerd in 3 termijnen van € 250,- bruto, uit te betalen op 31 maart, 30 juni en 30 september 2019. Voorwaarde hiertoe is dat de werknemer afstand doet van zijn rechten aangaande de vergoeding van de structurele toeslagen over de genoten vakantiedagen in de jaren 2014-2018.”

2.4

Bij brief van 21 november 2018 heeft Mammoet aan [eiser] (en andere werknemers, die in aanmerking komen voor de eenmalige vergoeding) een overeenkomst voorgelegd, waarin is bepaald dat het bedrag van € 750,00 in één keer zal worden uitbetaald en dat de werknemer afstand doet van zijn mogelijke aanspraken wegens onvoldoende betaald vakantieloon, voor zover dergelijke aanspraken al zouden bestaan, over de voorgaande jaren.

2.5

Bij brief van 28 januari 2019 aan Mammoet heeft [eiser] bezwaar gemaakt tegen de aangeboden vergoeding van € 750,00 en heeft hij Mammoet gesommeerd een bedrag van

€ 4.285,76 bruto uit te keren in verband met verricht overwerk en ontvangen toeslagen in de periode van 2013 t/m 2018.

2.6

Bij e-mail van 30 januari 2019 aan [eiser] heeft Mammoet medegedeeld niet aan de sommatie te zullen voldoen.

2.7

Bij onder zaaknummer 7619785 \ CV EXPL 19-12595 gewezen verstekvonnis van

10 april 2019 (hierna: “het verstekvonnis”) werd Mammoet, overeenkomstig de eis van [eiser] , kort gezegd veroordeeld tot betaling aan [eiser] van € 4.285,76 bruto aan te weinig betaald vakantieloon over de periode van 2013 t/m 2018, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente over dat bedrag, alsook tot verstrekking van een deugdelijke bruto-netto specificatie op straffe van een dwangsom, met veroordeling van Mammoet in de kosten van het geding.

3 De vordering

3.1

[eiser] heeft – na eisvermeerdering – gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Mammoet te veroordelen:

a. tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 5.056,64 bruto aan te weinig betaald vakantieloon over de periode van 2013 tot en met 2018;

b. tot betaling aan [eiser] van de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW over het te laat betaalde vakantieloon;

c. tot betaling aan [eiser] van de wettelijke rente over het te laat betaalde vakantieloon vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;

d. tot tijdige verstrekking van een deugdelijke bruto-netto specificatie van het op grond van het te wijzen vonnis te betalen bedrag, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat Mammoet binnen een week na betekening van dit vonnis nalatig is aan de inhoud van dit vonnis te voldoen;

met veroordeling van Mammoet in de kosten van de procedure, waaronder de nakosten.

3.2

Aan zijn vordering heeft [eiser] het volgende ten grondslag gelegd.

3.3

Sinds 2013 heeft [eiser] een bedrag van € 5.056,64 bruto te weinig ontvangen aan vakantieloon. Dit bedrag is opgebouwd uit een bedrag aan te weinig betaalde overwerkvergoeding en toeslagen. Verwezen wordt naar de specificatie die is overgelegd als verbeterde versie van productie 4. [eiser] wordt bij de uitoefening van zijn functie als kraanmachinist geacht, voorafgaand aan de werktijd van de andere werknemers, op de bouwplaats aanwezig te zijn om de kraan op te stellen. Hij dient de kraan op te bouwen en een aantal tests te verrichten alvorens de andere werknemers die van de kraan afhankelijk zijn, met hun werk kunnen beginnen. Na de werkuren van de andere werknemers, kan [eiser] pas de kraan afbouwen en gereed maken voor transport. Hieruit blijkt dat het overwerk structureel is en ook intrinsiek verweven met de functie. Mammoet geeft aan werknemers de opdracht om op een bepaalde locatie te komen werken. Daarbij wordt ook aangegeven van hoelaat tot hoelaat er moet worden gewerkt. Aan de werknemers wordt niets gevraagd.

3.4

Op grond van artikel 7:639 lid 1 BW behoudt een werknemer gedurende zijn vakantie recht op loon. Uit vaste rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (onder meer HvJ EU

15 september 2011, ECLI:EU:C:2011:588, Williams / British Airways, hierna: “de zaak Williams” en HvJ EU 13 december 2018, ECLI:EU:C:2018:1018, Hein/ Albert Holzkamm GmbH & Co, hierna: “de zaak Holzkamm”) volgt dat de werknemer gedurende zijn vakantie niet in een financieel nadeliger positie mag komen te verkeren dan wanneer hij geen vakantie zou hebben opgenomen en dat de toeslagen en overwerkvergoeding ook vallen onder het begrip loon. Door die vergoedingen niet als vakantieloon uit te betalen, handelt Mammoet in strijd met de nationale en Europese wetgeving. Bovendien is de wetgeving omtrent het vakantieloon van dwingend recht, zodat hier niet in een cao van kan worden afgeweken.

4 Het verweer

5 De beoordeling

6 De beslissing