Home

Raad van State, 31-05-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1421, 201606689/1/V6

Raad van State, 31-05-2017, ECLI:NL:RVS:2017:1421, 201606689/1/V6

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
31 mei 2017
Datum publicatie
31 mei 2017
ECLI
ECLI:NL:RVS:2017:1421
Zaaknummer
201606689/1/V6

Inhoudsindicatie

Bij besluit van 6 februari 2015 heeft de minister het verzoek van [appellante] haar het Nederlanderschap te verlenen afgewezen.

Uitspraak

201606689/1/V6.

Datum uitspraak: 31 mei 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [plaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 juli 2016 in zaak nr. 16/517 in het geding tussen:

[appellante]

en

de minister van Veiligheid en Justitie (thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie).

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2015 heeft de minister het verzoek van [appellante] haar het Nederlanderschap te verlenen afgewezen.

Bij besluit van 11 december 2015 heeft de minister het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 21 juli 2016 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 april 2017, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. M.L. Saija, advocaat te Arnhem, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door S.Q. Sandifort MSc., zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Onder de staatssecretaris wordt tevens zijn rechtsvoorganger verstaan.

2.    Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

3.    De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen, omdat [appellante] bij de indiening ervan geen gelegaliseerde geboorteakte en geldig buitenlands reisdocument heeft overgelegd, zodat haar identiteit en nationaliteit niet zijn komen vast te staan. [appellante] heeft volgens de staatssecretaris niet aangetoond in bewijsnood te verkeren.

4.    [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat zij haar bewijsnood niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Hiertoe voert zij, mede onder verwijzing naar hetgeen zij ter zitting van de rechtbank heeft verklaard, aan dat zij een aantal malen schriftelijk aan de Chinese ambassade heeft gevraagd haar de benodigde documenten te verstrekken en dat zij tezamen met haar advocaat de ambassade van China heeft bezocht, maar dat een medewerker van de ambassade haar visumaanvraag niet in behandeling wilde nemen, omdat dit volgens deze medewerker geen zin had. Ondanks herhaalde verzoeken van [appellante] en haar advocaat heeft deze medewerker geweigerd de weigering en de reden ervan op schrift te stellen. Voorts verwijst [appellante] naar een verklaring van de European Zhejiang Business Union van 14 september 2009 dat [appellante] niet kan worden geholpen bij het verkrijgen van informatie over haar geboorteakte, naar rapporten van haar Chinese advocaat van 9 april 2015 en 20 juli 2015 waaruit blijkt dat hij er niet in is geslaagd de gevraagde documenten te verkrijgen en naar verklaringen van getuigen en brieven die zij naar haar oom en tante in China heeft gestuurd. [appellante] betoogt dat zij niet in de zogenoemde hukou van haar ouders kon worden bijgeschreven, omdat zij in een ander dorp is geboren dan haar ouders en haar ouders niet waren getrouwd. Volgens [appellante] mochten haar ouders niet trouwen, omdat haar moeder zwanger was. Derhalve is er geen geboorteakte van haar. [appellante] betoogt dat zij niet naar China kan reizen om de benodigde documenten te verkrijgen. Zij voert daartoe aan dat zij niet over een Chinees paspoort beschikt en in haar vreemdelingenpaspoort is vermeld dat zij niet naar China mag reizen. Daarom verstrekken de Chinese autoriteiten haar geen visum, aldus [appellante]. De partner van [appellante] is enkele jaren geleden naar China gereisd om te proberen documenten, waaronder een geboorteakte te verkrijgen, maar zonder resultaat. Het Public Security Bureau in de geboorteplaats van [appellante] was volgens haar evenmin bereid documenten te verstrekken aan haar partner, haar advocaat en dorpsgenoten. De Chinese autoriteiten weigeren een verklaring af te geven dat en waarom zij weigeren aan de advocaat van [appellante] documenten te verstrekken. Gelet hierop heeft de rechtbank volgens [appellante] ten onrechte overwogen dat de enkele verklaring van de Chinese advocaat van [appellante] dat zijn onderzoek geen resultaat heeft opgeleverd onvoldoende is. Tevens betoogt [appellante] op grond hiervan voldoende inspanningen te hebben geleverd om aan de benodigde documenten te komen, dat het niet verkrijgen ervan haar niet kan worden tegengeworpen en dat zij derhalve in bewijsnood verkeert.

4.1.    Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (onder meer de uitspraak van 1 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV2474) volgt dat de verzoeker die betoogt dat hij in bewijsnood verkeert, moet aantonen dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten.

    Voorts volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 18 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:483, dat het enkel zonder resultaat aanschrijven van de autoriteiten van een land ontoereikend is voor het aannemen van bewijsnood.

    Het aanschrijven van de Chinese ambassade heeft niet tot enig bewijsstuk van de Chinese autoriteiten geleid waaruit blijkt dat [appellante] niet in het bezit kan worden gesteld van de benodigde documenten. Dit geldt eveneens voor de bezoeken aan de Chinese ambassade. Dat [appellante] hierbij werd vergezeld door haar advocaat is onvoldoende om het tegendeel aan te tonen. De vier eensluidende brieven van getuigen die dit bezoek hebben bevestigd en waarin zij hebben verklaard dat [appellante] geen documenten heeft ontvangen, maken dat niet anders, reeds omdat deze verklaringen evenmin tot enig bewijsstuk als hiervoor bedoeld hebben geleid. Bij de door [appellante] overgelegde rapporten van haar Chinese advocaat zijn geen gelegaliseerde verklaringen van de Chinese autoriteiten gevoegd ter staving van de in de rapporten neergelegde bevindingen. Uit deze rapporten blijkt evenmin dat ook onderzoek naar de ouders van [appellante] is verricht. De enkele verklaring van de advocaat dat zijn onderzoek geen resultaat heeft opgeleverd is onvoldoende (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1029).

    De rechtbank heeft gelet op het vorenstaande terecht geoordeeld dat [appellante] niet heeft aangetoond dat zij de gevraagde documenten niet kan verkrijgen en dat zij geen geactualiseerde, complete hukou kan verkrijgen. Tevens heeft de rechtbank terecht overwogen dat de door [appellante] overgelegde brieven gericht aan de Chinese ambassade en aan haar oom en tante meer dan zes maanden oud zijn en dat hieraan derhalve niet de door [appellante] gewenste waarde kan worden toegekend. De brieven die [appellante] aan haar oom en tante in China heeft gestuurd en waarin zij heeft gevraagd haar te helpen bij het verkrijgen van de benodigde documenten zijn niet beantwoord. Dat een kennis van [appellante] in China heeft verklaard dat hij haar heeft gekend toen zij een klein meisje was en een andere kennis heeft verklaard dat hij geen informatie over de ouders van [appellante] en over haar geboorteakte heeft kunnen verkrijgen, heeft niet tot enig bewijsstuk geleid waaruit blijkt dat [appellante] niet in het bezit kan worden gesteld van de benodigde documenten.

    Voor zover [appellante] niet beschikt over een paspoort kan zij een laissez passer aanvragen bij de Chinese autoriteiten. Met behulp hiervan kan zij naar China reizen om aldaar te trachten de voor naturalisatie benodigde documenten te verkrijgen. Ook kan zij, zoals de staatssecretaris ter zitting heeft toegelicht, met haar vreemdelingenpaspoort naar China reizen, zij het dat zij dan geen diplomatieke bescherming geniet. [appellante] heeft niet aangetoond, mede gelet op hetgeen de staatssecretaris ter zitting heeft verklaard, dat de Chinese autoriteiten een laissez passer altijd weigeren. Voor zover [appellante] betoogt dat zij een visum heeft gevraagd, maar niet heeft gekregen, heeft zij niet met stukken gestaafd dat de Chinese autoriteiten haar dit document niet verstrekken. Ook kan [appellante] een (professionele) derde in China vragen op adequate wijze te trachten de voor naturalisatie benodigde documenten te verkrijgen. Nu [appellante] deze acties niet heeft ondernomen, heeft zij, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, er niet alles aan gedaan om de voor naturalisatie benodigde documenten te verkrijgen. Derhalve heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de staatssecretaris terecht geen bewijsnood aanwezig heeft geacht.

    Het betoog faalt.

5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. J.J. van Eck en mr. G.M.H. Hoogvliet, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, griffier.

w.g. Verheij    w.g. Groenendijk

voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2017

164. BIJLAGE

Rijkswet op het Nederlanderschap

Artikel 7

1. Met inachtneming van de bepalingen van dit Hoofdstuk verlenen Wij op voordracht van Onze Minister het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken.

[…]

Artikel 23

1. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regelen worden gesteld ter uitvoering van deze Rijkswet.

[…]

Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap

Artikel 31

1. Bij de indiening van een naturalisatieverzoek verstrekt de verzoeker betreffende zichzelf, voor zoveel mogelijk, gegevens met betrekking tot:

a. geslachtsnaam en voornaam of voornamen, onderscheidenlijk naam of namen;

b. geboortedatum, geboorteplaats en geboorteland;

[…]

e. nationaliteit of nationaliteiten;

[…]

5. De autoriteit die het naturalisatieverzoek in ontvangst neemt, alsook Onze Minister, kan verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten. (…)

Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap

    

Paragraaf 3.5.1. Buitenlands reisdocument/aantonen bezit vreemde nationaliteit

Algemeen

De verzoeker moet in beginsel een geldig buitenlands reisdocument overleggen, inclusief alle pagina’s met in- en uitreisstempels. Dit niet alleen in verband met identificatie van de verzoeker maar ook om zijn nationaliteit en verblijf te kunnen vaststellen en de in het reisdocument vermelde personalia te vergelijken met de overgelegde akte(n) van de burgerlijke stand. […]

[…]

Is de verzoeker houder van een regulier verblijfsrecht (dit is alles dat niet een verblijfsrecht asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd is) dan moet in beginsel een geldig buitenlands reisdocument worden overgelegd, tenzij de verzoeker met ‘staatloos’ in de BRP is ingeschreven. Dit geldt ook voor de houder van een regulier verblijfsrecht, die bij de verlening en/of verlenging van het verblijfsrecht door de IND is vrijgesteld van het overleggen van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort).

[…]

Paragraaf 3.5.2. Buitenlandse akten van de burgerlijke stand

De verzoeker moet in beginsel de volgende buitenlandse akten (van de burgerlijke stand) overleggen […]

- geboorteakte van hemzelf […]

Het belang van de buitenlandse geboorteakte in de naturalisatieprocedure is onder meer dat aan de hand daarvan de namen van de verzoeker om naturalisatie blijken naar diens eigen recht, en dat daarmee kan worden bepaald of betrokkene (al) een geslachtsnaam heeft of niet. […]

[…]

Paragraaf 3.5.5. Bewijsnood of inwilliging met toepassing van art. 4:84 Awb: geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en of geboorteakte

De houder van een reguliere verblijfsvergunning is op grond van artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) en de lagere regelgeving, als hoofdregel verplicht om bij het indienen van een naturalisatieverzoek zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Dit moet hij doen met een gelegaliseerde of van een apostillestempel voorziene geboorteakte alsmede met een geldig buitenlands paspoort. Van deze hoofdregel wordt afgeweken als sprake is van bewijsnood dan wel als het in het individuele geval het onevenredig zou zijn om vast te houden aan de hoofdregel.

Bewijsnood akten van de burgerlijke stand

Inzake buitenlandse akten van de burgerlijke stand wordt bewijsnood aangenomen als:

- Het bewuste document nooit is opgemaakt omdat in het desbetreffende land nimmer geboorteakten worden/werden opgemaakt;

- Het bewuste document wel is opgemaakt, maar het register waarin het was opgenomen, is verloren gegaan;

- Op basis van een ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is besloten om vanwege de politieke situatie in een land (tijdelijk) niet te verlangen dat in dat land akten (of andere bewijsstukken) worden overgelegd.

Bewijsnood geldig buitenlands paspoort

Inzake een buitenlands paspoort wordt bewijsnood aangenomen als:

- Betrokkene staatloos is;

- Op basis van een ambtsbericht van BZ is besloten om vanwege de politieke situatie in een land (tijdelijk) niet te verlangen dat van dat land een geldig reisdocument wordt overgelegd.

De verzoeker, niet zijnde houder van een verblijfsvergunning asiel, die zich erop beroept dat hij door de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is (of waar hij geboren is), niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geldig buitenlands reisdocument en/of geboorteakte, toont dat op volgende wijze aan. De verzoeker legt een schriftelijke verklaring over van de autoriteiten van het land waarvan hij onderdaan is (of waar hij geboren is), waarin gemotiveerd wordt aangegeven waarom de verzoeker niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument (paspoort) en/of geboorteakte.

Als er geen verklaring is van de buitenlandse autoriteiten waarom de verzoeker niet in het bezit wordt gesteld van een geldig buitenlands reisdocument en/of geboorteakte, toont hij met andere, objectieve en verifieerbare bewijsstukken aan wat hij heeft gedaan om in het bezit te komen van deze documenten. Deze bewijsstukken worden in het naturalisatiedossier gevoegd. De IND beslist vervolgens of voldoende is aangetoond dat de verzoeker niet of niet meer in het bezit kan worden gesteld van het gevraagde document. De bewijsstukken mogen bij de indiening van het verzoek om naturalisatie in principe niet ouder zijn dan zes maanden.

[…]