Aflevering 3

Gepubliceerd op 25 maart 2016

FTV 2016/10 - Geheimhouding en verschoning, twee kanten van een kostbare medaille

Aflevering 3, gepubliceerd op 25-03-2016 geschreven door Oostrom-Streep, dr. mr. N.C. van
In juni 2015 beklaagde officier van justitie Vincent Leenders zich in het Financieel Dagblad19 juni 2015. over de ‘doorgeschoten geheimhoudingsplicht’ van onder andere notarissen. Volgens Leenders zijn de regels rond het beroepsgeheim ‘onduidelijk’, wat misbruik in de hand werkt en de aanpak van fraude en georganiseerde misdaad frustreert. Nu bepleit het OM niet om het verschoningsrecht op te heffen maar het meent dat de reikwijdte die advocaten en notarissen nu aan dat verschoningsrecht geven, is door­geschoten. “Wat bedoeld is als schuilkerk, is een hangar geworden” aldus Leenders. De klacht van Leenders is niet nieuw. Al eerder gaven officier van justitie Van Leijen en medewerker van de Belastingdienst Van Eijsden aan dat de notaris meer zou moeten spreken en dat de geheimhouding zou moeten worden ingeperkt.In het Preadvies van de KNB in 2007 getiteld ‘Meer spreken, minder zwijgen?’, Den Haag: Sdu uitgevers 2007. Overigens benadrukte het OM op 10 februari jl. in de hoorzitting in de Tweede Kamer over de Contourennota Modernisering Wetboek van Strafvordering het belang van het verschoningsrecht waarvan de kern in stand zou moeten blijven.

FTV 2016/11 - Het aangepaste huurbedingartikel in theorie en praktijk

Aflevering 3, gepubliceerd op 25-03-2016 geschreven door Visser, mr. I.
Het is nu ruim een jaar geleden dat de Wet Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het Burgerlijk Wetboek in verband met het transparanter en voor een breder publiek toegankelijk maken van de executoriale verkoop van onroerende zaken in werking trad.[NOOT: Stb. 2014, 352. De wet is in werking getreden op 1 januari 2015 (Stb. 2014, 432).] Deze wet heeft gezorgd voor een aantal belangrijke wijzigingen bij met name de executoriale verkoop van ‘tot bewoning bestemde onroerende zaken’. Een van die wijzigingen zag op art. 3:264 BW, het ‘huurbedingartikel’. De noodzaak tot het aanbrengen van wijzigingen in deze bepaling was groot. In deze bijdrage staan het huurbedingartikel, de wijzigingen daarin en de uitwerking daarvan in de praktijk centraal.

FTV 2016/12 - Zijn wij nou getrouwd of niet? – De erkenning van buitenlandse huwelijken en echtscheidingen in Nederland (deel I)

Aflevering 3, gepubliceerd op 25-03-2016 geschreven door Curry-Sumner, dr. mr. I.
In twee bijdragen zal worden stilgestaan bij de vragen welke voorwaarden er worden gesteld aan de erkenning van buitenlandse huwelijken en echtscheidingen. In dit artikel zal de erkenning van buitenlandse huwelijken nader worden bekeken (Deel I). Welke bronnen zijn hierop van toepassing en welke voorwaarden worden gesteld aan de erkenning van het buitenlandse huwelijk. In een volgende bijdrage (Deel II) zullen de regels ten opzichte van de erkenning van een buitenlandse echtscheiding de revue passeren. Aan de hand van beide bijdragen zal de rechtstoepasser in staat moeten kunnen zijn om te beoordelen of personen in Nederland als getrouwd of gescheiden dienen te worden aangemerkt.

FTV 2016/13 - België als emigratieland voor Nederlanders: een inventarisatie

Aflevering 3, gepubliceerd op 25-03-2016 geschreven door Clercq, M.F.P. de
België is een klassiek uitwijkland voor Nederlands ingezetenen. Het is de vraag of dat heden ten dage nog steeds zo is. In dit artikel wordt stilgestaan bij het feit waarom België een uitwijkland is voor Nederlanders. Vervolgens wordt aan de hand van een emigrant duidelijk gemaakt wat de Nederlandse wetgever heeft gedaan om de fiscaal gedreven emigratie te verhelpen, wat de verdragssluiter heeft gedaan om de emigrant verder te brengen en wat de Belgische wetgever heeft gedaan om de emigrant te onthalen. Aan het slot wordt stilgestaan bij de regelgeving omtrent gebruik en misbruik van rechtspersonen/rechtsfiguren. Het geheel wordt afgesloten met een conclusie. Geen aandacht wordt besteed aan welk onderdeel van de Belgische Staat bevoegd is te heffen.[NOOT: B. Peeters en R. Smet, “De fiscale discussie in België: Wat drijft de Belgische fiscale wetgever?”, WFR 2016-2, p. 2-4.]

FTV 2016/14 - Blooper of testamentair formulier?

Aflevering 3, gepubliceerd op 25-03-2016 geschreven door Prof. mr. dr. B.M.E.M. Schols
De kwaliteit van het Nederlandse testament is goed te noemen. Het betreft immers niet, zoals in het buitenland wel eens het geval is, een onderhands stuk, maar (in de regel) een document geredigeerd en gepasseerd door de erfrechtelijk deskundige bij uitstek: de notaris. Toch komen we ook wel eens een schoonheidsfoutje tegen. In deze korte bijdrage een pleidooi voor de ‘formular-methode’, een eenvoudige manier van denken om bloopers in de testamentenpraktijk te voorkomen. Zelfs de doorgewinterde, meest creatieve estate planner kan er baat bij hebben. De boodschap: Realiseer u dat wij in de Nederlandse testamentenpraktijk gezegend zijn met het gesloten stelsel van uiterste wilsbeschikkingen. ‘Gesloten’ klinkt streng, en de van nature flexibele estate planner wellicht een tikkeltje vijandig in de oren, maar zorgt voor de broodnodige ordening en zekerheid. Anders gezegd: het gesloten stelsel is uw erfrechtelijke vriend en het behoedt u voor kunstfouten. Art. 4:42 BW levert niet alleen een glasheldere definitie van het fenomeen uiterste wilsbeschikking, maar bepaalt ook dat boek 4 BW (en enkele plekjes in de wet daarbuiten, zoals de uitsluitingsclausule in art. 1:94 lid 1 BW) een modellenboek is met kant en klare teksten en rechtsgevolgen. Wie de juiste hokjes (bij wijze van checklist) op het (denkbeeldige) testamentair formuliertje duidelijk aankruist, kan niet meer de fout ingaan. Sterker nog, de hokjes hebben een aanzuigende en corrigerende werking: conversie. Zo bestaat bijvoorbeeld het hokje ‘1167’ niet meer en moeten we een verdwaalde ouderlijke boedelverdeling (behoudens overgangscasus) zoveel mogelijk in het juiste (nieuwe) hokje ‘proppen’.