NTFR 2023/886 - Het al dan niet passieve karakter van de verhuur van onroerende zaken wordt niet bepaald door wijze waarop huurder het goed gebruikt
ECLI:NL:HR:2023:786, datum uitspraak 26-05-2023, publicatiedatum 26-05-2023
Aflevering 23, gepubliceerd op 06-06-2023 met annotatie van mr. P.F. ZijlstraDe gemeente is eigenaar van een sportpark. De gemeente verhuurt dit sportpark aan belanghebbende, een stichting. Belanghebbende heeft in 2012 een clubgebouw doen bouwen en de daarvoor in rekening gebrachte omzetbelasting in aftrek gebracht. Belanghebbende heeft het clubgebouw en de sportvelden aan zowel een voetbalvereniging als een sport-BSO ter beschikking gesteld. Daarbij is overeengekomen dat belanghebbende verantwoordelijk is voor het toezicht op en het onderhoud, het beheer en de schoonmaak van sportaccommodatie. Volgens de inspecteur is sprake van vrijgestelde verhuur van onroerende zaken, waardoor ter zake van de ingebruikneming van het clubgebouw een zogenoemde integratielevering in aanmerking moet worden genomen. Voor dat belastbare feit heeft de inspecteur een naheffingsaanslag opgelegd. Hof Arnhem-Leeuwarden (NTFR 2021/103) heeft de naheffingsaanslag vernietigd. Volgens het hof omvat de dienst jegens de voetbalvereniging en de sport-BSO meer dan de passieve verhuur van onroerende zaken en moet deze dienstverlening worden beschouwd als het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie. Daarbij zijn de objectieve kenmerken van de prestatie doorslaggevend, en is niet van belang waarvoor de sportaccommodatie door de huurders wordt gebruikt. De Hoge Raad onderschrijft deze oordelen van het hof. Bij de beoordeling of de dienst meer omvat dan passieve verhuur, is niet van belang of de voetbalvereniging en de sport-BSO de sportaccommodatie gebruiken op een wijze die voldoet aan de criteria voor toepassing van het verlaagde omzetbelastingtarief voor het geven van gelegenheid tot sportbeoefening. Het al dan niet passieve karakter van de verhuur van onroerende zaken wordt immers bepaald door de aard van de handeling zelf en is niet afhankelijk van de wijze waarop de huurder het betrokken goed gebruikt. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat de verhuurvrijstelling niet van toepassing is voor de door belanghebbende verrichte handelingen – een dienst van meer dan passieve verhuur – jegens zowel de Stichting als de voetbalvereniging.