Aflevering 19

Gepubliceerd op 7 mei 2024

NTFR 2024/815 - Aftrek uitgaven specifieke zorgkosten

Aflevering 19, gepubliceerd op 07-05-2024
De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer beantwoord over de berichten ‘Chronisch zieke Anneke uit Buitenpost moet € 16.000 terugbetalen aan Belastingdienst: “Het vreet me op”’ en ‘Excuses Belastingdienst voor chronisch zieke Bruinsma’. De zaak draait om de aftrek specifieke zorgkosten.

NTFR 2024/817 - Gewijzigd kennisgroepstandpunt Total Return on Equity Swap en art. 10c en art. 25 Wet Vpb 1969

Aflevering 19, gepubliceerd op 07-05-2024
Dit standpunt behandelt de vraag over een Total Return on Equity Swap en de toepassing van art. 10c en art. 25 Wet Vpb 1969 in dat verband. Vraag 2 ziet op de toepassing van art. 25 Wet Vpb 1969. De toelichting en beschouwing bij het antwoord op vraag 2 zijn aangepast vanwege het arrest van de Hoge Raad van 19 januari 2024, ECLI:NL:HR:2024:49 (NTFR 2024/224). Deze wijzigingen hebben geen gevolgen voor het antwoord op deze vraag, dat antwoord blijft nee.

NTFR 2024/830 - Geen ambtshalve vermindering vanwege nieuwe jurisprudentie, tenzij inspecteur bij opleggen aanslag onredelijk standpunt heeft ingenomen

ECLI:NL:HR:2024:667, datum uitspraak 26-04-2024, publicatiedatum 26-04-2024
Aflevering 19, gepubliceerd op 07-05-2024 met annotatie van mr. drs. C. Presilli
Belanghebbende heeft van 1977 tot en met 2007 pensioen opgebouwd bij het V-N pensioenfonds. Dit pensioen is naar Nederlandse fiscale maatstaven een zogenoemd onzuiver pensioen. Belanghebbende ontvangt sinds 2008 pensioenuitkeringen van dit pensioenfonds. Voor de jaren 2014 tot en met 2017 zijn de pensioenuitkeringen die vóór 1995 zijn opgebouwd, gerekend tot het box 1-inkomen. Naar aanleiding van het arrest HR 18 oktober 2019, NTFR 2019/2590, heeft belanghebbende de inspecteur verzocht om de aanslagen IB 2014-2017 ambtshalve te verminderen, omdat de pensioenuitkeringen die vóór 1995 zijn opgebouwd, vrijgesteld zijn. De inspecteur heeft dit verzoek afgewezen omdat de onjuistheid van de aanslagen voortvloeit uit het arrest van 2019. Dergelijke nieuwe jurisprudentie kan op grond van art. 45aa Uitv reg IB 2001 niet leiden tot een ambtshalve vermindering, aldus de inspecteur. Zowel de rechtbank als de Hoge Raad heeft de inspecteur in het gelijk gesteld. De Hoge Raad heeft overwogen dat een redelijke uitleg van de regels over nieuwe jurisprudentie met zich meebrengt dat de inspecteur niet met een beroep daarop kan weigeren een belastingaanslag ambtshalve te verminderen indien hij bij het opleggen van die aanslag is uitgegaan van een rechtsopvatting waarvan hij redelijkerwijs niet mocht menen dat die juist was. In zo’n geval vloeit de onjuistheid van de belastingaanslag namelijk niet voort uit latere jurisprudentie. In dit geval doet die uitzondering zich niet voor. Bij het opleggen van de onderhavige aanslagen mocht de inspecteur redelijkerwijs menen dat de pensioenuitkering belastbaar was.

NTFR 2024/831 - Wrakingsverzoek in belastingzaak afgewezen door Hoge Raad

ECLI:NL:HR:2024:666, datum uitspraak 26-04-2024, publicatiedatum 26-04-2024
Aflevering 19, gepubliceerd op 07-05-2024 met annotatie van mr. F.A.C. den Ouden
Aan belanghebbende is op 28 maart 2024 meegedeeld dat op 5 april 2024 uitspraak in zijn belastingzaak zal worden gedaan door de raadsheren Van Eijsden, Van der Voort Maarschalk en Wortel. Bij bericht van 28 maart 2024 heeft belanghebbende de wraking van die raadsheren verzocht. Op 2 april 2024 heeft belanghebbende een aanvullend bericht geplaatst in het webportaal van de Hoge Raad. In het bericht van 28 maart 2024 heeft belanghebbende het volgende aangevoerd:

NTFR 2024/835 - CRvB: vergoeding bezwaarkosten niet altijd voldoende reden voor doorprocederen

ECLI:NL:CRVB:2024:635, datum uitspraak 02-04-2024, publicatiedatum 03-04-2024
Aflevering 19, gepubliceerd op 07-05-2024 met annotatie van drs. M.T.M. Hennevelt
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen besluiten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 die ten aanzien van hem zijn genomen. Het college van B&W heeft de bezwaren tegen deze besluiten niet-ontvankelijk, respectievelijk ongegrond verklaard. In hoger beroep staat vast dat belanghebbende bij een inhoudelijke beoordeling van de besluiten geen belang heeft. Belanghebbende betoogt dat niettemin nog procesbelang aanwezig is, namelijk in verband met de gevraagde vergoeding van bezwaarkosten.