Gerechtshof Amsterdam, 13-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2148, 200.148.916/01 NOT en 200.149.303/01 NOT eindbeslissing
Gerechtshof Amsterdam, 13-06-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:2148, 200.148.916/01 NOT en 200.149.303/01 NOT eindbeslissing
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Amsterdam
- Datum uitspraak
- 13 juni 2017
- Datum publicatie
- 13 juni 2017
- ECLI
- ECLI:NL:GHAMS:2017:2148
- Formele relaties
- Herstelarrest: ECLI:NL:GHAMS:2015:1737
- Herstelarrest: ECLI:NL:GHAMS:2016:3598
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:53, Bekrachtiging/bevestiging
- Oorspronkelijk arrest: ECLI:NL:GHAMS:2019:3461
- Zaaknummer
- 200.148.916/01 NOT en 200.149.303/01 NOT eindbeslissing
Inhoudsindicatie
Bij beslissing van 12 mei 2015 van het hof is (in tegenstelling tot hetgeen de kamer heeft beslist) de oud-notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt opgelegd. Bij beslissing van 6 september 2016 van het hof is het verzoek van de oud-notaris tot herziening van deze beslissing gegrond verklaard.
Het hof herziet voormelde beslissing van 12 mei 2015 voor wat betreft de klacht 532869/NT 12-74 met de nummers 1 tot en met 15 (zorg-, onderzoeks-en informatieplicht van de oud-notaris) en de aan de oud-notaris opgelegde maatregel van ontzetting uit het ambt. Het hof verklaart deze klacht ongegrond en legt aan de oud-notaris (gezien de aard van de (deels) gegrond verklaarde andere klachten en de ernst van de geconstateerde feiten) de maatregel van berisping op.
Uitspraak
beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummers : 200.148.916/01 NOT en 200.149.303/01 NOT
nummers eerste aanleg : 532869/NT 12-74, 534336/NT 13-2,
532874/NT 12-75 en 542872/NT 13-39
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 13 juni 2017
inzake 200.148.916/01 NOT:
mr. [naam] ,
oud-notaris te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. A.H.J. van den Biesen, advocaat te Amsterdam,
tegen
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.H. van Woudenberg, advocaat te Amsterdam,
en inzake 200.149.303/01 NOT:
mr. [naam] ,
oud-notaris te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. A.H.J. van den Biesen, advocaat te Amsterdam,
tegen
mr. [naam] ,
wonend te [plaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. J.H. van Woudenberg, advocaat te Amsterdam.
1 Het geding in hoger beroep
Op 12 mei 2015 heeft het hof in hoger beroep een beslissing (ECLI:NL:GHAMS:2015:1737) gegeven in beide zaken. In deze beslissing heeft het hof de bestreden beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Amsterdam (hierna: de kamer) van 15 april 2014 (ECLI:NL:TNORAMS:2014:9) vernietigd en – kort gezegd – de oud-notaris (hierna: de notaris) de maatregel van ontzetting uit het ambt opgelegd. Voor het verloop van het geding tot 12 mei 2015 verwijst het hof naar deze beslissing.
De notaris heeft bij brief van 13 januari 2016 (met bijlagen) verzocht om herziening van voormelde beslissing.
Bij beslissing van 6 september 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2016:3598, hierna: de herzieningsbeslissing) heeft het hof, kort gezegd, het herzieningsverzoek van de notaris gegrond verklaard en de behandeling van het hoger beroep van de notaris heropend, partijen in de gelegenheid gesteld hun standpunten over de oorspronkelijke klachten aan te vullen (in het licht van de feiten en omstandigheden die na de beslissing van 12 mei 2015 naar voren zijn gekomen), bepaald dat een nieuwe mondelinge behandeling zal worden gehouden indien een van partijen dat verlangt en elke verdere beslissing aangehouden. Voor het verloop van het herzieningsgeding verwijst het hof naar deze herzieningsbeslissing.
De notaris heeft bij brief van 17 oktober 2016 (met bijlagen) zijn standpunt over de oorspronkelijke klachten aangevuld.
[klagers] (hierna ook: klagers) hebben bij brief van 17 februari 2017 (met bijlagen) eveneens hun standpunt over de oorspronkelijke klachten aangevuld.
Nadien zijn door klagers op 15 februari 2017 en 27 februari 2017 nadere stukken bij het hof ingediend. De notaris heeft op 18 februari 2017 nadere stukken bij het hof ingediend.
De zaken zijn gelijktijdig behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 2 maart 2017. De notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, en klagers, vergezeld van hun gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; beide gemachtigden aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van klagers verklaard geen bezwaar te hebben tegen toelating van de buiten de daarvoor gestelde termijn door de notaris bij brief van 27 februari 2017 ingediende productie. Het hof zal deze productie derhalve in de beoordeling betrekken.
Na afloop van de zitting heeft de voorzitter de behandeling van de zaken gesloten en partijen medegedeeld dat het hof op 16 mei 2017 uitspraak zal doen.
Bij brief van 15 mei 2017 heeft het hof partijen medegedeeld dat de uitspraakdatum is uitgesteld naar 13 juni 2017.
Op 30 mei 2017 heeft het hof de behandeling van de zaken heropend en partijen bij brief van diezelfde datum in de gelegenheid gesteld te reageren op nieuwe informatie die het hof van de kamer heeft ontvangen die van belang is of kan zijn voor de behandeling van de zaken in hoger beroep.
Op 9 juni 2017 hebben zowel klagers als de notaris per e-mail een reactie bij het hof ingediend.
2 De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie, de stukken ingediend bij het hof in de hoger beroepzaken en de herzieningszaak, alsmede de hiervoor vermelde stukken.
3 De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen het hof in de beslissing van 12 mei 2015 en de beslissing van 6 september 2016 heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten geen bezwaar gemaakt.
Het gaat in deze zaak – kort samengevat – om het volgende.
Klagers hebben een affectieve relatie. [Naam klaagster] (hierna ook: klaagster) is werkzaam als kandidaat-notaris en naar eigen zeggen ‘hardcore’ specialist in het familierecht/estateplanning alsmede deskundig op het gebied van verdelingen.
[Naam klager] (hierna ook: klager) en zijn broer [naam] (hierna: de broer) waren tot 1998 beiden aandeelhouder in de vennootschap [naam] . In die periode hebben klager en de broer verschillende (onroerende) zaken al dan niet gezamenlijk in eigendom verkregen. De notaris heeft sinds medio 1985 voor klager en de broer verschillende notariële werkzaamheden verricht, onder meer met betrekking tot gemeenschappelijke aankopen van onroerende zaken, het vestigen van zekerheden en de inbreng in vennootschappen. Hierbij fungeerde de broer steeds als woordvoerder voor beiden tegenover de notaris.
Klager en de broer hebben sinds eind 2007 onderhandelingen gevoerd over de ontvlechting van hun samenwerking en de afwikkeling van het door hen gezamenlijk opgebouwde vermogen. Eind 2009 heeft de broer de notaris opdracht gegeven om die ontvlechting notarieel vorm te geven. Daarbij was het volgende aan de orde:
- de aankoop door de broer van de woning met toebehoren, gelegen aan de [straat] in [plaats] (hierna: [woning A] ) van [naam] (hierna: [de heer X] ), voor een koopprijs van € 2.350.000,00, met daarop volgend de doorverkoop van de woning door de broer aan klager voor dezelfde koopprijs;
- de verkoop van het appartement aan de [straat] in [plaats] (hierna: het appartement) en een parkeergarageplek aan de [straat] door de broer en klager aan [de heer X] en zijn echtgenote voor een koopprijs van € 1.000.000,00;
- de verkoop door klager van zijn aandelen in [BV1] (hierna: [BV1] ) aan de broer;
- de verkrijging door klager van de onverdeelde helft in het weiland, gelegen nabij de [straat] en grenzend aan [woning A] (hierna: het weiland) van de broer voor een koopprijs van € 152.500,00; klager was al eigenaar van de andere onverdeelde helft;
- het vastleggen van het gebruik van het weiland door de echtgenote van de broer;
- de verkoop door klager aan de broer van alle aandelen in [BV2] ;
- het vastleggen van geldleningen die over en weer zouden worden afgesloten ter financiering van de hiervoor bedoelde transacties;
- het regelen van de vrijstelling voor overdrachtsbelasting voor Rijksmonumenten, welke vrijstelling per 31 december 2009 zou komen te vervallen; dit was met betrekking tot het appartement en [woning A] aan de orde.
De notaris heeft in de periode van december 2009 tot en met juni 2010 in dat kader in totaal 8 notariële akten en 2 onderhandse overeenkomsten opgemaakt, die partijen hebben ondertekend.
De notaris is halverwege juli 2012 gedefungeerd.
Klager heeft in 2014 verschillende civiele procedures aangespannen jegens onder andere de broer en de notaris.
Bij beschikking van 20 november 2014 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam is het door klager gevraagde verlof om ten laste van de broer conservatoir beslag te mogen leggen onder derden en op aandelen, onroerende en roerende zaken (alsnog) geweigerd. Het gerechtshof Amsterdam heeft op 1 december 2015 voormelde beschikking bekrachtigd en klager veroordeeld in de proceskosten.
Bij vonnis van 9 november 2016 heeft de rechtbank Amsterdam alle vorderingen van klager betreffende – kort gezegd – de ontvlechting in 2009 en strekkende tot het verkrijgen van een schadevergoeding, ingesteld tegen onder anderen de broer en (het kantoor van) de notaris, afgewezen. Klager is veroordeeld in de proceskosten. In deze civiele procedure zijn de in de herzieningsbeslissing van dit hof genoemde verklaringen van fiscaal adviseur [naam] (hierna: [fiscaal adviseur] ) en klaagster van 16 januari 2015 respectievelijk 20 december 2015 overgelegd. Van het vonnis is hoger beroep ingesteld.