Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-11-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3713, 200.326.054_01
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-11-2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:3713, 200.326.054_01
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 9 november 2023
- Datum publicatie
- 9 november 2023
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2023:3713
- Formele relaties
- Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2020:4638
- Einduitspraak: ECLI:NL:GHSHE:2024:3321
- Zaaknummer
- 200.326.054_01
Inhoudsindicatie
Arbeidsrecht WWZ / na verwijzing door Hoge Raad / na vernietiging door HR van uitspraak waarbij de arbeidsovereenkomst was ontbonden op de g-grond / verwijzingshof dient in het licht van art. 10 EVRM te beoordelen of de ontbinding van de arbeidsovereenkomst een ontoelaatbare beperking is op haar vrijheid van meningsuiting / aan de hand van de vier criteria als genoemd in het Herbai/Hongarije arrest van het EHRM (ECLI:CE:ECHR:2019:1104JUD001160815), te weten 1) de aard van de meningsuiting, 2) de motieven van de werknemer voor de uiting, 3) de schade die de werkgever door de uiting heeft geleden en 4) de zwaarte van de door de werkgever opgelegde sanctie oordeelt het hof dat sprake is van een ontoelaatbare beperking / geen gerechtvaardigde ontbinding op de g-grond en ook niet op de d, e en i-grond / partijen mogen zich nader uitlaten over de hoogte van de billijke vergoeding ex art. 7:683 lid 3 BW
Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 9 november 2023
Zaaknummer : 200.326.054/01
in de zaak in hoger beroep na verwijzing van:
[de werknemer] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [de werknemer] ,
advocaat: mr. W.E. Pors te ‘s-Gravenhage,
tegen
[de werkgever] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
hierna aan te duiden als [de werkgever] ,
advocaat: mr. V.N. van Waterschoot te Nijmegen,
als vervolg op de door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden gegeven beschikking van 19 april 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:3667) die door de Hoge Raad is vernietigd bij beschikking van 7 oktober 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1402).
1 Het geding in eerdere instanties
Voor het verloop van de procedure tot en met de beschikking van de Hoge Raad verwijst het hof naar de beschikking van de kantonrechter te Nijmegen van de rechtbank Gelderland van 8 september 2020 (ECLI:NL:RBGEL:2020:4638), de hiervoor vermelde beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 april 2021 (ECLI:NL:GHARL:2021:3667) en de hiervoor vermelde beschikking van de Hoge Raad van 7 oktober 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1402).
De Hoge Raad heeft in cassatie in het principale beroep en in het incidentele beroep
de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 april 2021 vernietigd en
het geding naar dit hof verwezen ter verdere behandeling en beslissing.
2 Het geding in hoger beroep na verwijzing
Het verloop van de procedure na cassatieberoep en verwijzing blijkt uit:
- -
-
de brief van [de werknemer] met het volledige procesdossier tot en met de procedure in cassatie en het verzoek de zaak in behandeling te nemen, ingekomen ter griffie op 19 april 2023;
- -
-
de memorie na verwijzing (opschrift “memorie na aanbrengen”) van [de werknemer] , ingekomen ter griffie op 31 mei 2023;
- -
-
de antwoordmemorie na verwijzing (opschrift “antwoord memorie”) van [de werkgever] , ingekomen ter griffie op 12 juli 2023;
- -
-
de brief van [de werknemer] met aanvullende productie 57, ingekomen ter griffie op 31 augustus 2023;
- -
-
de op 14 september 2023 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn gehoord:
- [de werknemer] , bijgestaan door mr. Pors;
- [de werkgever] , vertegenwoordigd door dhr. [voorzitter] (voorzitter College van Bestuur) en dhr. drs. [directeur] (directeur Zorg, Welzijn, Sport en Uiterlijke Verzorging), bijgestaan door mr. Van Waterschoot.
Beide partijen zijn ter zitting akkoord gegaan met de volgende door het hof voorgestelde aanpak: het hof oordeelt in deze (tussen)beschikking eerst over het ontbindingsverzoek en de verschuldigdheid van een billijke vergoeding. Mocht het hof daarna toekomen aan de toekenning van een billijke vergoeding, dan volgt één nadere schriftelijke ronde waarin partijen de gelegenheid krijgen zich (nader) uit te laten over de hoogte van de billijke vergoeding.
Het hof heeft een datum voor beschikking bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken.
3 De verzoeken in hoger beroep na verwijzing
Noch in de memorie na verwijzing, noch in de antwoordmemorie na verwijzing is een conclusie, houdende een petitum geformuleerd.
[de werknemer] heeft - zo begrijpt het hof op basis van haar verzoek(en) in hoger beroep als nader besproken in de memorie na verwijzing - na wijziging ter zitting, inhoudende de intrekking van het verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst, dit hof verzocht de beschikking van de kantonrechter (deels) te vernietigen en
- indien de arbeidsovereenkomst ten onrechte is ontbonden, naast toekenning van de transitievergoeding in plaats van herstel aan [de werknemer] een billijke vergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:683 lid 3 BW;
- dan wel, indien de arbeidsovereenkomst terecht is ontbonden, aan [de werknemer] naast toekenning van de transitievergoeding een billijke vergoeding toe te kennen op grond van artikel 7:671b lid 9 sub c BW.
Met de intrekking van het verzoek tot - kort gezegd – herstel van de arbeidsovereenkomst vervalt ook het daarmee samenhangende verzoek van [de werkgever] tot terugbetaling/verrekening bij herstel van de arbeidsovereenkomst.
[de werkgever] heeft - zo begrijpt het hof - in haar antwoordmemorie na verwijzing dit hof verzocht, de beschikking van de kantonrechter te bekrachtigen, of
- in het geval van onterechte ontbinding, het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding (in plaats van herstel) op grond van artikel 7:683 lid 3 BW af te wijzen, of
- in het geval van terechte ontbinding, het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding op grond art. 7:671b lid 9 sub c BW af te wijzen.