Aflevering 7

Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van het Advocatenblad schreven de auteurs de kroniek ‘vermogensrecht’. In deze kroniek zal jaarlijks worden gerapporteerd over die arresten van de Hoge Raad die van algemeen vermogensrecht belang zijn.

In deze annotatie bespreekt de auteur het arrest van de Hoge Raad van 23 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:424 (Credit Suisse Brazil (Bahamas) Ltd/Jongepier q.q.), gewezen naar aanleiding van een aantal prejudiciële vragen van de rechtbank Amsterdam over de

Dit artikel geeft een overzicht van de recente ontwikkelingen op het gebied van goederen- en faillissementsrecht in de periode medio februari 2018 tot en met medio augustus 2018. Daarbij staan de (op handen zijnde) wijzigingen op het gebied van wetgeving

De overeenkomst in faillissement blijft de gemoederen bezighouden. De Hoge Raad heeft op 23 maart 2018 (Credit Suisse/Jongepier q.q.) weer een nieuw puzzelstukje gelegd. Wat is nu de stand van zaken? De auteur bespreekt in dit artikel voornoemd arrest.

Op 27 september 2016 is CSH Uitzendbureau BV (hierna: CSH) failliet verklaard. Ten tijde van het faillissement was Y (gedaagde) de enige bestuurder van CSH. Y is als bestuurder ook betrokken bij Cleaning Service Rijnmond BV en CSH Detachering BV.

Eiser is vanaf april 1987 werkzaam geweest als automonteur bij bedrijf A. Op 23 december 2014 is dit bedrijf in staat van faillissement gesteld. Op 24 december 2014 is de werknemers ontslag aangezegd.

De natuurlijke personen A en B dragen alle aandelen in hun onderneming over aan Detachering bv. Dit is een holding waarvan gedaagde sub 2 alle aandelen bezit. Detachering betaalt de koopsom met geld dat zij heeft geleend van Ruan Beheer bv (hierna: Ruan).

Credit Suisse Brazil (Bahamas) Limited (hierna: CS) heeft in 2012 twee kredieten verleend aan OSX Leasing Group B.V. (hierna: OSX). De twee daarop betrekking hebbende overeenkomsten bepalen dat OSX in geval van niet tijdige betaling van hetgeen zij onder

Appellant 1 is sinds maart 2007 uitgeschreven uit de Nederlandse Basisregistratie Persoonsgegevens en woont in Dubai. Hij is gehuwd met appellante 2. Appellant 1 stond aan het hoofd van het bedrijf 1 bestaande uit een groot aantal vennootschappen.

Bij vonnis in eerste aanleg in deze procedure is verweerder op aanvraag van de Rabobank in staat van faillissement verklaard. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van Rabobank en van het bestaan van

De Minister van SZW heeft aan X een bestuurlijke boete inzake de Wet Arbeid Vreemdelingen opgelegd. Vervolgens verzoekt de Staat om faillietverklaring van X. De Staat stelt dat X verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen nu zij zowel

Bogra BV (hierna: B) schakelt op 22 juni 2017 een stille bewindvoerder in. Deze beëindigt de overeenkomst tot stille bewindvoering al de volgende dag. Vervolgens onderhandelt B over overname met een derde partij (Funico).

Op 1 oktober 2008 verkoopt Bouwgros Holding een bedrijfspand aan X. Moedermaatschappij Bouwgros sluit een huurovereenkomst voor het pand met X en Bouwgros blijft het pand gebruiken als huurder.

Heiploeg ging op 28 januari 2014 failliet en maakte door een zogenoemde pre-packprocedure een snelle doorstart. Het bedrijf werd gekocht door visverwerker Parlevliet en Van der Plas Beheer B.

Verzoeker heeft vanaf 11 november 1996 als muziekleraar gewerkt bij de gemeentelijke muziekacademie te Valladolid (Spanje). Vanaf 1997 heeft de gemeente het muziekonderwijs uitbesteed aan Músicos y Escuela.

In januari 2016 verzoekt Y curator X gegevens uit de ‘mestboekhouding’ van B BV te verstrekken. Y legt in augustus 2016 een last onder dwangsom op voor het niet voldoen aan de administratieve verplichting de opgevraagde gegevens te verstrekken.

Verzoeker dient een verzoekschrift in tot opheffing van het op 19 mei 2015 uitgesproken faillissement van zijn onderneming en het gelijktijdig uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.

A is directeur-grootaandeelhouder van Holding. Begin 2016 wordt Holding veroordeeld tot betaling aan X van € 8.028,27. De namens X optredende deurwaarder doet verschillende vruchteloze pogingen het vonnis te executeren en beslag te leggen.

A – werkzaam in een op 18 juni 2013 failliet gegane tandartspraktijk van de heer B – vordert betaling van € 15.649,86 en een verklaring voor recht dat de betalingsverplichting moet worden nagekomen voor enige andere boedelschuld.

De gezekerde vennootschap, Y BV, had liquiditeitsproblemen en wilde in verband daarmee een vordering op ASR verkopen in het kader van een factoringarrangement. Dat deed zij de BV eenmaal, en nog een keer; de tweede keer aan eiseres.

Curator verkoopt verpande voorraden en inventaris in de onjuiste, maar gerechtvaardigde veronderstelling dat de zaken niet zijn verpand. Pandhouder Lindorff heeft namelijk eerst zijn vordering ingediend bij de curator onder vermelding van zijn pandrecht

In deze uitspraak heeft de curator zonder toestemming van de pandhoudster verpande zaken verkocht. De (voormalige) pandhoudster vordert de veroordeling van de curator tot het betalen van een schadevergoeding.

Een inmiddels failliete verzekeringsbemiddelaar heeft alle bedrijfsactiva aan ING verpand. Tussen de curator van de failliet vennootschap was in geschil of de assurantieportefeuille van de vennootschap vatbaar is voor verpanding en of die portefeuille

Accountant X heeft zich via zijn vennootschap Acca ingekocht in de accountantsmaatschap A. Voor de financiering van de goodwill door Acca stelt X zich persoonlijk borg. Wanneer de bank het krediet opeist, vernietigt de echtgenote van X de borgtochtovereenkomst

X is directeur-grootaandeelhouder (DGA) van acht besloten vennootschappen. In juli 2010 ondertekenen X en ABN Amro een kredietovereenkomst waarbij ABN Amro een kredietfaciliteit verleent aan deze vennootschappen in de vorm van een rekening-courantkrediet

X en Y zijn de ouders van M. M is gehuwd met V. Samen met M drijft V een eenmanszaak die op naam van V in het Handelsregister staat ingeschreven. In december 2015 verstrekt Z een overbruggingskrediet aan M en V van € 150.

Sinds een aantal jaren doen rechtzoekenden in toenemende mate een beroep op de klachtplicht. Ook bestuurders die ex art. 2:9 BW aansprakelijk zijn gesteld, doen met enige regelmaat een beroep op de klachtplicht.

In steeds meer procedures over bestuurdersaansprakelijkheid wordt door de bestuurder ter afwering van de vordering een beroep gedaan op schending van de klachtplicht van art. 6:89 BW.

Op 30 maart 2018 heeft de Hoge Raad een arrest op het gebied van bestuurdersaansprakelijkheid gewezen dat – in ieder geval waar het de theorie betreft – bij de auteur de wenkbrauwen doet fronsen.

Op 17 december 2013 is SMA Dienstverlening BV (voorheen: The 5 Uitzendbureau BV, hierna: The 5) failliet verklaard. Bij vonnis van 18 maart 2014 zijn ook The 5 Produktie BV en The 5 Toerisme BV failliet verklaard.

Op 1, 2 en 3 juni 2012 heeft de Stichting Zaandam 200 jaar (hierna: de stichting) een festival georganiseerd in het kader van het 200-jarig bestaan van de stadsrechten van Zaandam. Appellant was destijds bestuurder van de stichting.

Huurder en verhuurder komen overeen de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen, waarbij huurder de inventaris aan de verhuurder laat, zulks ter (gedeeltelijke) betaling/delging van een bestaande huurschuld.

Een accountant van KPMG controleerde de jaarrekeningen van Beaumont en Brightwell. Beaumont, opgericht door X en Y en gevestigd op de Britse Maagdeneilanden, verkreeg op enig moment alle aandelen in Brightwell.

Rabobank is financier van het Medisch Centrum Amstelveen (MCA). MCA bestaat uit de Stichting MC Amstelveen, MC Amstelveen Holding BV en MC Amstelveen BV. De Stichting incasseert de betalingen voor medische diensten die door de andere entiteiten binnen

Een familie-holding heeft acute liquiditeitsproblemen. Bestuurder en aandeelhouder van V BV, die deel uitmaakt van het familieconcern, stelt € 2.185.000 beschikbaar. Ook bank B1 wil € 2,2 miljoen lenen, maar wel onder de voorwaarde dat een tweede recht

X heeft als zweminstructrice gewerkt bij Zwemschool BV. De zwemschool is in juli 2016 failliet verklaard. De curator vordert dat de rechtbank: voor recht verklaart dat X als bestuurder van de zwemschool haar taak kennelijk onbehoorlijk

Royal Imtech NV (Imtech) bestaat uit meerdere divisies, waaronder Imtech Polen. In 2011 en 2012 sluit Imtech Polen overeenkomsten, onder andere met de Poolse vennootschap AWW, op grond waarvan Imtech als hoofdaannemer zal optreden bij de realisatie van

Twee voormalig bestuurders van het gefailleerde installatiebedrijf Imtech moeten de opgelegde miljoenenboetes na hoger beroep alsnog betalen. Dat heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven bepaald.

De heer A is bestuurder van bouwbedrijf G BV. Enige tijd als middellijk bestuurder (middels zijn BV) en enige tijd enkel als feitelijk bestuurder. In april 2010 wordt G failliet verklaard.

Luc BV sluit in 2015 met een leasemaatschappij een financial leasecontract af voor een auto. Luc heeft een belastingschuld, bestaande uit loon- en omzetbelasting en voor € 3.312,16 uit motorrijtuigenbelasting.

Wie over een executoriale titel beschikt en zich wil verhalen op het vermogen van de schuldenaar heeft de mogelijkheid executoriaal beslag te leggen. Wie nog niet over een executoriale titel beschikt, kan ook beslag leggen ter bewaring van zijn/haar recht:

Lyempf BV, een zuivelbedrijf in Kampen, failleert op 7 april 2011. Tijdens het boekenonderzoek stuit de curator op een rekening-courantvordering op Alsi Beheer ter hoogte van ruim € 500.

Dit arrest gaat over de vraag welke procedures een ‘hoofdzaak’ kunnen zijn in de zin van art. 700 lid 3 Rv en over de vraag op welk tijdstip die hoofdzaak moet worden geacht te zijn ingesteld.

Het Franse LCS heeft met het Nederlandse FL Sport een licentieovereenkomst gesloten. De overeenkomst wordt beheerst door Nederlands recht en bevat een forumkeuze voor de Nederlandse rechter.

Op 23 december 2013 hebben de ouders van gedaagden (hierna: de ouders) een villa in Portugal in eigendom verkregen. In augustus 2013 zijn de ouders door de bank aangeschreven in verband met een woningschuld van ruim € 1.

In deze bijdrage wordt – in vogelvlucht – nog eens stilgestaan bij relevante uitspraken van de Hoge Raad van de afgelopen twee jaren inzake het insolventieprocesrecht ter zake van faillissement en surseance van betaling. Als gevolg van dit selectiecriterium worden niet alle hete hangijzers van het insolventieprocesrecht behandeld maar is er in zekere zin sprake van een ‘capita selecta’. Tevens wordt kort stilgestaan bij het wetsvoorstel tot modernisering van de faillissementsprocedure die volgens planning 1 januari 2019 in werking zal treden.

Op 4 juli 2018 heeft het ministerie van Veiligheid en Justitie het voorontwerp van de Wet opheffing verpandingsverboden in consultatie gegeven. De wet strekt ertoe een einde te maken aan het grootschalige gebruik van cessie- en verpandingsverboden. Enerzijds kunnen schuldenaren belang hebben bij cessie- en verpandingsverboden, anderzijds kunnen schuldeisers er hinder van ondervinden bij het aantrekken van financiering. In België, Duitsland en Frankrijk zijn de afgelopen decennia wetswijzigingen doorgevoerd teneinde de nadelige effecten van cessie- en verpandingsverboden op te heffen. De gekozen oplossingen in die jurisdicties hebben elk hun eigen voor- en nadelen. De minister lijkt een voorbeeld te hebben genomen aan het Franse systeem. Hoewel de minister hiermee een goede weg is ingeslagen, zitten er nog veel haken en ogen aan het voorontwerp.

De LMA leningsdocumentatie wordt in de Nederlandse financieringspraktijk erg veel gebruikt. Voor advocaten, general counsels en bankjuristen die nog niet veel ervaring met deze documentatie hebben kan de beoordeling daarvan in het begin lastig zijn. Ook curatoren krijgen in faillissementen steeds vaker te maken met financieringen die zijn gebaseerd op LMA leningsdocumentatie. In deze bijdrage bespreek ik de structuur van de LMA Leveraged Facilities Agreement en sta ik stil bij enkele bepalingen die vaak het onderwerp van discussie zijn tussen partijen.