Aflevering 1

Gepubliceerd op 21 april 2015

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 04-09-2024

FRP 2015, afl. 1 - Art. - Redactioneel

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015 geschreven door Wibier, Prof.mr. R.M.
Voor u ligt het eerste nummer van het Tijdschrift voor Financieel Recht in de Praktijk, afgekort FRP, dat wij vol trots aan u presenteren. In een landschap waarin de verschillende publicaties soms over elkaar heen lijken te buitelen, behoeft het verschijnen van weer een nieuwe titel misschien enige toelichting.

FRP 2015/1 - Sign. - Start consultatie ontwerp Besluit kosten uitgebreide beoordeling Wbft 
(www.internetconsultatie.nl)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Het ontwerp voor het Besluit kosten uitgebreide beoordeling Wbft is ter consultatie aan de markt voorgelegd. In de aanloop naar de overgang van het toezicht op de Nederlandse banken naar de Europese Centrale Bank, heeft een beoordeling plaatsgevonden van zeven grote Nederlandse banken, de comprehensive assessment. Dit besluit regelt hoe de kosten voor de zogenaamde comprehensive assessment over de betrokken banken worden verdeeld. De kosten van deze beoordeling, die is uitgevoerd door DNB, worden in rekening gebracht bij de zeven betrokken banken. De hoogte van de kosten staat nog niet vast. Naar schatting gaat het om een bedrag van 47 miljoen euro. Op 12 januari 2015 sloot de consultatie.

FRP 2015/2 - Sign. - Consultatie implementatiebesluit richtlijn en verordening solvabiliteit II (Solvency II) (www.internetconsultatie.nl)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Het ontwerpbesluit ter implementatie van de richtlijn solvabiliteit II en de verordening solvabiliteit II is op 9 december 2014 ter consultatie aan de markt voorgelegd. Het ontwerpbesluit dient, tezamen met de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II, ter uitvoering van de richtlijn solvabiliteit II en de verordening solvabiliteit II van 10 oktober 2014. Het wijzigt daartoe het Besluit prudentiële regels Wft, het Besluit prudentieel toezicht financiële groepen Wft en enige andere besluiten op het terrein van de financiële markten. Het besluit raakt verzekeraars, zowel wanneer zij onder de reikwijdte van de richtlijn solvabiliteit II vallen als wanneer dat niet het geval is. Reageren kon tot 20 januari 2015.

FRP 2015/3 - Sign. - Implementatiewet Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen 
(www.internetconsultatie.nl)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 21 november 2014 is het wetsvoorstel voor herstel en afwikkeling van banken ter consultatie aan de markt voorgelegd. In dit wetsvoorstel wordt de richtlijn voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen (Bank Recovery and Resolution Directive, BRRD) geïmplementeerd en wordt tegelijkertijd uitvoering gegeven aan de verordening inzake een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (Single Resolution Mechanism, SRM). Hiermee vormt het wetsvoorstel voor Nederland de uitwerking van het Europees kader voor herstel en afwikkeling van banken en beleggingsondernemingen. Het wetsvoorstel voorziet in instrumenten en bevoegdheden om tijdig in een falende instelling te kunnen ingrijpen of deze zo nodig op een ordentelijke wijze af te kunnen wikkelen om zo de continuïteit van de kritieke financiële en economische functies van de instelling te waarborgen en tegelijkertijd de gevolgen van het falen van een instelling voor de economie en het financiële systeem tot een minimum te beperken. De reactietermijn is gesloten op 19 december 2014.

FRP 2015/5 - Sign. - Wijziging wet bekostiging financieel toezicht (Stb. 2014, 532)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De Eerste Kamer heeft op 9 december 2014 de Wet wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht in verband met de afschaffing van de overheidsbijdrage, de invoering van Europees bankentoezicht en de bestemming van door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB) opgelegde dwangsommen en boetes, aangenomen. Dit voorstel wijzigt de Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft) waarmee uitvoering wordt gegeven aan het voornemen tot afschaffing van de overheidsbijdrage voor het door de AFM en DNB uit te oefenen toezicht op de financiële markten. Daarnaast is rekening gehouden met de nieuwe toezichttaken van de Europese Centrale Bank (ECB) die voortvloeien uit de SSM-Verordening (1024/2013/EU) waarbij aan de ECB taken worden opgedragen inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen. De Tweede Kamer heeft een amendement op het wetsvoorstel aangenomen dat regelt dat de huidige totale toezichtkosten van DNB en AFM in principe alleen met de inflatiecorrectie stijgen, zodat de kosten (die worden doorberekend aan de consument) niet te snel zullen stijgen. Onder bijzondere omstandigheden kan de regering het toezicht aanpassen aan die omstandigheden en een kostenstijging die hoger is dan de inflatiecorrectie, goedkeuren. In dat geval wordt het besluit van de ministers nader gemotiveerd en toegestuurd aan de Tweede Kamer via het ‘pas toe of leg uit’-principe. De wet is op 1 januari 2015 in werking getreden (Stb. 2014, 533).

FRP 2015/6 - Sign. - Verzamelwet pensioenen 2014 
(Stb. 2014, 527)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De Eerste Kamer heeft op 9 december 2012 de Verzamelwet pensioenen 2014 aangenomen. Dit wetsvoorstel bevat verschillende wijzigingen in een aantal wetten op het terrein van pensioenen. Het betreft technische en kleine beleidsmatige wijzigingen. Met een nota van wijziging (TK 33836, 8) is uitvoering gegeven aan de conclusie in de brief van 28 maart 2014 (TK 33847, 25) dat de regeling voor de nettolijfrente in de tweede pijler kan worden uitgevoerd binnen de voorwaarden van vrijwilligheid en fiscale hygiëne door het stellen van de in die brief voorgestelde eisen. Met deze nota van wijziging wordt o.a. de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen (33610 en 33847) gewijzigd. De wet is op 1 januari 2015 in werking getreden (Stb. 2014, 528).

FRP 2015/7 - Sign. - Wet aanpassing financieel toetsingskader pensioenfondsen 
(Stb. 2014, 567)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De Eerste Kamer heeft op 16 december 2014 de Wet aanpassing financieel toetsingskader pensioenfondsen aangenomen. Dit voorstel beoogt het financieel toetsingskader (ftk) voor pensioenfondsen te verbeteren. Met de voorgestelde aanpassingen wordt het mogelijk financiële schokken (mee- en tegenvallers) gelijkmatiger te verwerken om zo bij te dragen aan een stabieler pensioen. Het wetsvoorstel biedt voor pensioenfondsen ruimte voor een beleggingsbeleid dat past bij het realiseren van een voorwaardelijk geïndexeerd pensioen. Tegelijkertijd wordt voorkomen dat te snel wordt overgegaan tot indexatie. Het ftk moet bijdragen aan een premiedaling. De wet is op 1 januari 2015 in werking getreden.

FRP 2015/8 - Sign. - Wijzigingswet financiële markten 2015 (Stb. 2014, 472)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 1 januari 2015 is de Wijzigingswet financiële markten 2015 in werking getreden. In deze wet wordt uitvoering gegeven aan twee onderdelen uit het regeerakkoord: de uitbreiding van de reikwijdte van de geschiktheids- en betrouwbaarheidstoetsing en de uitbreiding van de kring personen die een eed of belofte moeten afleggen. Daarnaast wordt de bevoegdheid geïntroduceerd voor DNB om ten behoeve van haar financiële stabiliteitstaak gegevens op te vragen bij (semi)overheidsinstellingen, ondernemingen, vrije beroepsbeoefenaren, instellingen en rechtspersonen. Ook houdt de wet een aanpassing van de vrijstellingsvoorwaarden voor concernfinancieringsmaatschappijen in, een aanpassing in van het recht tot premie-incasso voor verzekeringen die onder het provisieverbod vallen en brengt de wet het juridisch kader voor gedekte obligaties die onder toezicht van DNB worden uitgegeven (geregistreerde gedekte obligaties) op het niveau van de wet. De wet houdt nog een actieve informatieverplichting in voor bepaalde financiële ondernemingen met betrekking tot het depositogarantiestelsel of het beleggerscompensatiestelsel en een reclameverbod met betrekking tot de systeemrelevantiestatus voor financiële ondernemingen die als systeemrelevant worden beschouwd. De voorgenomen concentratie van civiele bank- en effectenrechtzaken bij de Rechtbank Amsterdam heeft de minister uitgesteld. De wet is op 1 januari 2015 in werking getreden. Een deel van de wet treedt in werking op 1 april 2015. Het bijbehorende wijzigingsbesluit financiële markten is ook op 1 januari 2015 in werking getreden, waarbij ook een deel op 1 april 2015 in werking treedt. Op 1 april 2015 treedt ten slotte ook de Regeling een of belofte financiële sector 2015 (Stcrt. 2014, nr. 37261) in werking.

FRP 2015/9 - Sign. - Wet beloningsbeleid financiële ondernemingen (KST I 2014 – 2015, 33964, A)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Dit voorstel wijzigt de Wet op het financieel toezicht en introduceert een breed pakket aan regels dat financiële ondernemingen verplicht tot het voeren van een beheerst beloningsbeleid en dat excessieve variabele beloningen aan banden legt. Daarnaast heeft het voorstel tot doel de al bestaande beloningsregelgeving voor financiële ondernemingen overzichtelijk samen te brengen, begrippen te harmoniseren en waar nodig bestaande normen aan te scherpen. De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel op 16 oktober 2014 aangenomen, is in de Eerste Kamer na een nadere toelichting van de minister als hamerstuk aangenomen en is op 7 februari 2015 in werking getreden.

FRP 2015/10 - Sign. - Uitvoeringswet verordening banken-toezicht ingediend bij Tweede Kamer 
(KST II 2014 – 2015, 34094)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 6 oktober 2014 is het voorstel voor de uitvoeringswet verordening bankentoezicht ingediend bij de Tweede Kamer. In het wetsvoorstel wordt in de noodzakelijke wijzigingen voorzien van de Wft ter uitvoering van de verordening bankentoezicht (1024/2013/EU), waarin aan de ECB specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen. Met de verordening wordt het single supervisory mechanism (SSM) of gemeenschappelijk toezichtmechanisme geïntroduceerd, dat bestaat uit de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten. De deelnemende lidstaten zijn de lidstaten uit de Eurozone en lidstaten buiten de Eurozone die kiezen deel te nemen. Het SSM moet zorgen voor een coherente en doeltreffende toepassing en uitvoering van Uniebeleid en -wetgeving op het gebied van bankentoezicht. Daarnaast zal het toezichtmechanisme moeten leiden tot een zo hoogwaardig mogelijk toezicht op de banken in alle betrokken lidstaten. De verordening is gepubliceerd op 29 oktober 2013 en per 4 november 2014 in werking getreden.

FRP 2015/11 - Sign. - Wet implementatie Omnibus II richtlijn ingediend bij Tweede Kamer 
(KST II 2014-2015 34100)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Dit wetsvoorstel, dat op 5 december 2014 is ingediend bij de Tweede Kamer, dient in de eerste plaats ter implementatie van de Omnibus II-richtlijn (2014/51/EU). Het wijzigt de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II en de Implementatiewet richtlijn financiële conglomeraten I die beide strekken tot wijzing van de Wft. De Omnibus II-richtlijn moet grotendeels op 31 maart 2015 zijn geïmplementeerd. De bepalingen moeten – evenals de bepalingen van de richtlijn solvabiliteit II – worden toegepast vanaf1 januari 2016. Daarnaast wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II aan te passen aan de inmiddels door andere wetten reeds gewijzigde Wft.

FRP 2015/12 - Sign. - Wetsvoorstel algemeen pensioenfonds ingediend bij Tweede Kamer 
(KST II 2014 -2015, 34117)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Met dit wetsvoorstel wordt het algemeen pensioenfonds geïntroduceerd met als doel het verbeteren van de keuzemogelijkheden voor werkgevers en werknemers om een kwalitatief hoogstaande en veilige pensioenuitvoering tegen een scherpe prijs te realiseren. Een nieuwe vorm van bundeling in de uitvoering van pensioenregelingen wordt mogelijk gemaakt. De huidige keuzemogelijkheden – ander pensioenfonds, verzekeraar, premiepensioeninstelling (PPI), multi-ondernemingspensioenfonds (multi-opf) – kennen beperkingen in de mogelijkheden tot bundeling van verscheidene pensioenregelingen. Door de gescheiden uitvoering van pensioenregelingen in een algemeen pensioenfonds kan een evenwicht gevonden worden tussen enerzijds de eigen identiteit en solidariteit van de collectiviteitkring in stand houden en anderzijds schaalvoordelen worden gerealiseerd waarmee bestuurlijke lasten en uitvoeringskosten kunnen worden beperkt.

FRP 2015/13 - Sign. - Brief minister over regels en gedrag bij raad van toezicht AFM

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De Minister van Financiën heeft op 12 december 2014 een onderzoek naar de Tweede Kamer gestuurd naar de regels over en de praktijk van compliance, nevenfuncties en integriteit binnen de raad van toezicht van de AFM. Aanleiding vormde een aanhoudende discussie over wat verwacht mag worden van een professioneel handelende en daadkrachtige interne toezichthouder en het recente verzoek aan de minister tot een onderzoek. Het onderzoek levert geen aanwijzingen op dat er sprake is van misstanden bij de raad van toezicht van de AFM, maar er is volgens de minister wel ‘op de rand gelopen’. Om het vertrouwen in een goed functionerende raad van toezicht van de AFM te versterken en in de toekomst te waarborgen, gaan het Ministerie van Financiën en de AFM aan de slag om verbeteringen in regels en gedrag tot stand te brengen. De minister heeft de voorzitter van de raad van toezicht verzocht af te treden.

FRP 2015/14 - Sign. - Kamerbrief over implementatie kabinetsbeleid leverage ratio

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 18 december 2014 heeft de Minister van Financiën de Tweede Kamer geïnformeerd over de implementatie van het kabinetsbeleid met betrekking tot de door banken aan te houden leverage ratio. De Kabinetsvisie Nederlandse bankensector van 23 augustus 2013 stelt dat de Nederlandse systeemrelevante banken een hogere leverage ratio van minimaal 4% moeten nastreven in samenhang met de stijging van de risicogewogen kapitaaleisen in Basel III/het Europese kapitaaleisenraamwerk CRD-IV. Een hogere leverage ratio maakt banken minder kwetsbaar voor verliezen en minder sterk afhankelijk van de precieze risicoweging van de bezittingen die op de balans staan.

FRP 2015/15 - Sign. - Minister van Financiën informeert Tweede Kamer over onderzoek naar bijzonder beheer banken

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De Minister van Financiën heeft de Tweede Kamer op 9 december 2014 geïnformeerd over de stand van zaken van het verkennend onderzoek dat de AFM uitvoert naar bijzonder beheer door banken. De Tweede Kamer had verzocht de uitkomsten van dit onderzoek te vervroegen naar februari 2015. In zijn brief reageert de minister op dit verzoek. De minister geeft in de brief aan dat het onderzoek tot en met maart 2015 zal lopen.

FRP 2015/16 - Sign. - AFM pleit voor betere bescherming voor belegger in beleggingsobligatie

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De AFM pleit voor extra bescherming voor beleggers in zogenoemde beleggingsobligaties. Uit onderzoek blijkt dat deze producten veel tekortkomingen kennen, erg risicovol zijn en de opbrengst vaak tegen valt. De AFM heeft in 2014 extra aandacht besteed aan vrijgestelde aanbieders van beleggingsobligaties. Uit onderzoeken bij zeven partijen kwamen ernstige tekortkomingen in de informatieverstrekking naar voren. De AFM heeft nu te weinig grip op aanbieders van beleggingsobligaties, omdat veel aanbieders gebruikmaken van vrijstellingen en uitzonderingen op de prospectusplicht en zij niet onder doorlopend toezicht van de AFM staan. De AFM heeft daarom gepleit voor aanpassing van de wet om aanbieders van beleggingsobligaties onder doorlopend toezicht te brengen. Het Ministerie van Financiën onderzoekt hoe deze bescherming vormgegeven kan worden.

FRP 2015/17 - Sign. - Onderzoek naar kredietwaarschuwing

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De AFM doet onderzoek naar de kredietwaarschuwing ‘Let op! Geld lenen kost geld’. Zij bekijkt wat belanghebbenden vinden van de waarschuwing en hoe de waarschuwing het gedrag van consumenten beïnvloedt. De invloed op het gedrag van consumenten in de praktijk toetst de AFM onder meer in samenwerking met een grote marktpartij. Deze grote marktpartij past hiervoor gedurende het onderzoek bepaalde reclames voor geld lenen aan. De waarschuwingszin is ingevoerd in 2009 en is een van de maatregelen van de overheid om de schuldenproblematiek onder consumenten terug te dringen.

FRP 2015/18 - Sign. - Onderzoek AFM naar Contracts for Difference

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De AFM heeft vanaf het najaar 2013 onderzoek gedaan naar Contracts for Difference (CfD’s). Gebleken is dat aanbieders van CfD’s klanten te gemakkelijk in de gelegenheid stellen om in deze zeer risicovolle producten te beleggen. De marketing van aanbieders richt zich op een te brede groep beleggers en de informatieverstrekking over de werking en risico’s van het product is vaak onvoldoende. De AFM dringt er bij aanbieders van CfD’s nadrukkelijk op aan om op deze punten snel verbeteringen door te voeren. Nu de kans op verlies groot is, heeft de AFM er verder op aangedrongen klanten meer mogelijkheden te geven hun verliezen te beperken. In december 2011 heeft de AFM al een waarschuwing over de risico’s van CfD’s overgenomen van de EBA en ESMA. Een aspect dat het toezicht op CfD’s compliceert is dat veel aanbieders niet onder toezicht staan van de AFM. Zij zijn vanuit andere Europese landen actief op grond van een Europees paspoort en vallen onder het toezicht van de vergunningverstrekkende toezichthouder. De AFM constateert dat een aantal van deze aanbieders de Europese regels onvoldoende naleeft.

FRP 2015/19 - Sign. - Financiële instellingen beheersen de risico’s rond benchmarks nog onvoldoende

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op basis van een onderzoek naar de totstandkoming en het gebruik van financiële benchmarks, de risico’s van manipulatie en de mate waarin Nederlandse financiële instellingen deze integriteitsrisico’s weten te beheersen concluderen DNB en de AFM dat financiële instellingen de risico’s van het bijdragen aan of gebruiken van benchmarks nog niet voldoende beheersen. Het gezamenlijke rapport is op 11 februari door beide toezichthouders gepubliceerd. De toezichthouders verwachten dat professionele marktpartijen de risico’s van benchmarkmanipulatie onderkennen en beheersen en actief werk maken van de benodigde cultuuromslag in de financiële markten. Het belang daarvan is door de Libor-affaire en het recente valutaschandaal nogmaals onderstreept.

FRP 2015/20 - Sign. - Handreiking beleggingsbeleid van brancheorganisaties

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De brancheorganisaties DSI, DUFAS, NVB, VBA, VV&A en VEOV hebben op 29 januari 2015 gezamenlijk de ‘Handreiking Beleggingsbeleid Particuliere Cliënten’ en een bijbehorende ‘Consumentenbrief’ gepubliceerd. Deze handreiking beschrijft wat een goed beleggingsbeleid inhoudt. Daarnaast geeft het concrete handvatten om de kwaliteit van het beleggingsbeleid van beleggingsondernemingen te toetsen en te verbeteren. De AFM onderschrijft de Handreiking en het uitbrengen van de Consumentenbrief. De AFM dringt erop aan dat alle beleggingsondernemingen, ook die niet bij de betrokken brancheorganisaties zijn aangesloten, de handreiking de komende maanden vertalen naar hun eigen praktijk. De AFM zal monitoren welke acties beleggingsondernemingen nemen naar aanleiding van de Handreiking. De bijbehorende Consumentenbrief stelt de consument in staat zich een goed beeld van het beleggingsbeleid van een beleggingsonderneming te vormen.

FRP 2015/21 - Sign. - Agenda AFM 2015

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De AFM heeft op 13 januari 2015 haar agenda voor het komende jaar gepresenteerd. Zij zet extra in op toezicht op financiële dienstverlening aan zakelijke partijen, accountantsorganisaties en kapitaalmarkten. Ook besteedt de AFM in 2015 bijzondere aandacht aan de brede onderwerpen technologische ontwikkelingen, inzicht in consumentengedrag en ‘gedrag en cultuur’. Daarnaast handhaaft zij de negen toezichtthema’s uit 2014.

FRP 2015/22 - Sign. - Position paper voor een toekomstbestendig pensioenstelsel

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 13 januari 2015 heeft de AFM haar position paper voor een toekomstbestendig pensioenstelsel gepubliceerd. Hiermee levert zij haar bijdrage aan de Nationale Pensioendialoog en kiest daarbij nadrukkelijk het perspectief van de deelnemer. De maatschappelijke houdbaarheid van het pensioenstelsel kan worden vergroot door het stelsel beter uitlegbaar, transparanter en efficiënter te maken. Ook is het van belang dat in de afweging om meer keuze in het pensioenstelsel te introduceren rekening wordt gehouden met kennis over consumentengedrag. Op 12 februari 2015 heeft de AFM een lijst met de meest gestelde vragen over haar visie op het pensioenstelsel gepubliceerd.

FRP 2015/23 - Sign. - Aanbevelingen voor duurzame en verantwoorde groei crowdfundingsector

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De AFM heeft mede op verzoek van de Minister van Financiën onderzoek gedaan naar de crowdfundingsector. Naar aanleiding daarvan wijst de AFM op 19 december 2014 op het belang dat de sector de ruimte krijgt op een duurzame en verantwoorde manier te groeien. Dat betekent dat ze moet voldoen aan een aantal randvoorwaarden, zoals professionele platforms, een minimumniveau aan transparantie en een bepaalde mate van bescherming van de geldgever en geldvrager. De sector heeft een belangrijke verantwoordelijkheid en een aantal aanpassingen, onder andere van het wettelijk kader, zijn noodzakelijk. De AFM heeft mede gekeken naar verschillende Europese ontwikkelingen. Zij doet in haar rapport onder andere concrete voorstellen voor aanpassingen in de wetgeving, waarop marktpartijen tot 23 januari 2015 konden reageren.

FRP 2015/24 - Sign. - Tijdige en duidelijke informatie nodig rondom pensionering

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De AFM heeft na onderzoek de normen verduidelijkt waaraan informatie aan pensioendeelnemers rondom pensionering moet voldoen. De informatie moet duidelijk en begrijpelijk zijn en tijdig aan de deelnemers worden verstrekt. De AFM heeft de verduidelijking van de norm neergelegd in een zienswijze die in een rapport met de pensioensector is gedeeld. De minimumvereisten en aanbevelingen heeft de AFM opgenomen in het document ‘Effectieve uitkeringsinformatie op hoofdlijnen’.

FRP 2015/25 - Sign. - Meldingen van Vereniging Woekerpolis.nl

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De AFM heeft op 9 december 2014 25.000 meldingen en een nadere analyse in ontvangst genomen van de Vereniging Woekerpolis.nl. De meldingen zijn gedaan door polishouders die via de website van de vereniging konden aangeven in hoeverre het probleem met hun beleggingsverzekering door hun verzekeraar is opgelost. De AFM neemt de analyse van de vereniging mee in haar toezicht. Op 9 oktober 2014 heeft de AFM het rapport Nazorg beleggingsverzekeringen gepubliceerd met daarin resultaten van verzekeraars en adviseurs bij het helpen van hun klanten met een beleggingsverzekering. Vooral de meest kwetsbare klanten moeten zo snel mogelijk in actie komen en worden geholpen. De boodschap dat de klant mogelijk het doelkapitaal niet gaat behalen zonder in actie te komen, moet dringender onder de aandacht worden gebracht.

FRP 2015/26 - Sign. - Onderzoek naleving Sanctiewet krijg follow-up

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
DNB heeft in oktober 2014 onderzoek gedaan onder banken, verzekeraars en trustkantoren, naar de naleving van de recent ingestelde sancties in verband met het conflict in de Oekraïne. De instellingen kregen zowel meer algemene vragen over de mate van bewustzijn over de Sanctiewet, als specifieke vragen over de naleving van de sancties rondom Rusland en de Oekraïne. De eerste inventarisatie levert een wisselend beeld op: de bewustwording van de sanctieregelgeving en het belang hiervan lijkt bij banken hoger dan bij verzekeraars en trustkantoren, het omgaan met beperkingen voor bijvoorbeeld transportverzekeringen en handelskredieten is een aandachtspunt bij banken en verzekeraars en de activiteiten van de relatie worden onderbelicht bij trustkantoren. Deze eerste indrukken hebben DNB doen besluiten tot vervolgonderzoek. DNB wil daarbij ook een aantal best practices geven voor de naleving van de Sanctiewet. Het onderzoek wordt in het eerste kwartaal van 2015 afgerond.

FRP 2015/27 - Sign. - Guidance nieuwe Regeling Integere Bedrijfsvoering trustkantoren gepubliceerd

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
DNB heeft op 15 december 2014 nadere guidance in de vorm van Q&A’s opgesteld voor trustkantoren om hen op gang te helpen bij het implementeren van de nieuwe vereisten integere bedrijfsvoering. Op 1 januari 2015 treedt de nieuwe Regeling integere bedrijfsvoering (Rib Wtt) voor trustkantoren in werking. Deze ministeriële regeling vervangt de huidige DNB-regeling en scherpt de vereisten voor trustkantoren ten aanzien van de integere bedrijfsvoering en het cliëntenonderzoek flink aan. Zo moeten trustkantoren na invoering van de nieuwe Rib Wtt onder meer een audit-functie vormgeven in hun organisatie en een eigen risicoanalyse van de eigen integere bedrijfsvoering maken. Ook zijn de rol en de verplichtingen van de compliance-functie in de regeling versterkt. Daarnaast stelt de Rib Wtt dat het trustkantoor een risicoanalyse moet maken van de cliënt om een goed beeld van de integriteitsrisico’s te krijgen.

FRP 2015/28 - Sign. - Uitbreiding kring te toetsen personen

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De Wijzigingswet financiële markten 2015 (Stb. 2014, 472) breidt voor (onder meer) banken en verzekeraars de kring uit van personen die worden getoetst op geschiktheid en betrouwbaarheid. Op dit moment worden alleen beleidsbepalers (bestuurders) en medebeleidsbepalers (commissarissen) getoetst. Onder de nieuwe doelgroep valt de persoon die: (a) werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een verzekeraar of bank met zetel in Nederland, (b) een leidinggevende functie vervult, (c) direct onder het echelon van de beleidsbepalers, en (d) verantwoordelijk is voor natuurlijke personen wier werkzaamheden het risicoprofiel van de onderneming wezenlijk kunnen beïnvloeden.

FRP 2015/29 - Sign. - Aanpassingen staten Beleggingen

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
DNB heeft de rapportage ‘FTK Beleggingen’ aangepast. Deze aanpassing is nodig om de beleggingsrisico’s van pensioenfondsen gedetailleerder in beeld te krijgen. De aangepaste rapportageset heeft betrekking op het eerste kwartaal van 2015 en daaropvolgende kwartalen. De modellen van de nieuwe kwartaalstaten en de aanwijzing bij de nieuwe staten zijn beschikbaar op de website van DNB.

FRP 2015/30 - Sign. - Klachtenloket rentederivaten MKB

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening heeft op maandag 26 januari 2015 het tijdelijk loket geopend voor de behandeling van geschillen over rentederivaten tussen kleine MKB-bedrijven en banken. Deze klachtenvoorziening wordt op verzoek van de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) aan betrokken ondernemers aangeboden. De heer mr. E.L.A. van Emden treedt op als bemiddelaar en is ook beschikbaar als commissielid. De heren mr. W. Filott, prof. mr. dr. M.G.C.M. Peeters en prof. mr. C.E. du Perron treden als commissieleden op.

FRP 2015/31 - Sign. - PRIIPS

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP’s).

FRP 2015/32 - Sign. - Bijdrage aan het resolutiefonds

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/81 van de Raad van 19 december 2014 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds betreft.

FRP 2015/33 - Sign. - Eigenvermogensvereisten centrale tegenpartijen

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1317/2014 van de Commissie van 11 december 2014 betreffende de verlenging van de overgangsperioden in verband met de eigenvermogensvereisten voor blootstellingen met betrekking tot centrale tegenpartijen in Verordeningen (EU) nr. 575/2013 en (EU) nr. 648/212 van het Europees Parlement en de Raad.

FRP 2015/38 - Sign. - Europese Commissie consulteert Prospectusrichtlijn

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De consultatie loopt van 18 februari 2015 tot en met 13 mei 2015. Doel van de consultatie is standpunten te vernemen over de werking van de Prospectusrichtlijn en de implementatieregelgeving. De consultatie strekt zich uit tot een breed aantal onderwerpen, zoals de reikwijdte van het prospectusvereiste en de uitzonderingen daarop, een passend niveau van beleggersbescherming, mogelijke wijzen om de administratieve lasten en kosten te verminderen, cross-borderissues en de mogelijkheid de regelgeving meer passend te maken voor kleine en middelgrote ondernemingen met beperkte beurswaarde.

FRP 2015/39 - Sign. - Commissie adviseert opschorting centrale clearing vereisten voor pensioenfondsen

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De Europese Commissie heeft op 3 februari 2015 een rapport gepubliceerd waarin wordt aanbevolen pensioenfondsen nog twee jaar uitstel te geven wat betreft de vereisten van een centraal clearingsysteem voor hun transacties in OTC-derivaten. Volgens het rapport hebben de Centrale tegenpartijen extra tijd nodig om een aantal voor pensioenfondsen benodigde maatregelen te implementeren. Uiteindelijk is het de bedoeling dat pensioenuitvoerders het systeem van centrale afwikkeling gaan gebruiken voor hun derivatentransacties, net als andere financiële instellingen. Dit is vereist voor financiële stabiliteit.

FRP 2015/41 - Sign. - Akkoord aanpak herziening PSD

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 5 december 2014 heeft de Europese Commissie bekendgemaakt dat de Raad overeenstemming heeft bereikt over hoe de herziening van de Payment Services Directive (PSD) zal worden aangepakt. De Commissie had een revisie van de PSD voorgesteld. Nu overeenstemming is bereikt kan worden begonnen met de trialoogonderhandelingen die moeten leiden tot de herziene PSD.

FRP 2015/42 - Sign. - Eerste besluit equivalentie in de zin van Verordening Kapitaalvereisten

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De Europese Commissie heeft op 12 december 2014 een eerste gelijkwaardigheidsbesluit gepubliceerd, in de zin van de Verordening 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen (de CRD IV Verordening). In het besluit wordt een lijst van derde landen vastgelegd waarvan de Europese Commissie van oordeel is dat deze beschikken over een gelijkwaardig toezichts- en reguleringsstelsel als de landen van de Unie, met betrekking tot kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Het besluit vormt een eerste stap in een permanent programma (ongoing program) waarin de gelijkwaardigheid van derde landen regelmatig zal worden getoetst. Hierbij zal de EBA assisteren. De Europese Commissie heeft behalve het besluit ook een FAQ gepubliceerd.

FRP 2015/43 - Sign. - Maximeren van vergoedingen voor kaartbetalingen: Raad bevestigt akkoord met EP

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De Europese Commissie heeft op 17 december 2014 bekend gemaakt dat het Comité van Permanente Vertegenwoordigers namens de Europese Raad een compromis met het Europees Parlement betreffende een verordening over het maximeren van interbancaire vergoedingen voor kaartbetalingen heeft goedgekeurd. Met de verordening wordt beoogd de fees voor debit- en creditcards te maximeren en worden een aantal regels met betrekking tot transparantie bij transacties geïntroduceerd.

FRP 2015/44 - Sign. - ECB scherp op dividend en bonussen bij banken

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De ECB roept banken op een voorzichtig dividendbeleid te voeren en te blijven werken aan versterking van hun kapitaalbasis. Dat staat in een brief die de ECB heeft gestuurd aan de financiële instellingen waarop zij sinds november toezicht houdt. Ook bonussen worden de komende maanden scherp in de gaten gehouden, waarschuwt de ECB. Banken mogen hun aandeelhouders laten delen in de winst, maar moeten daarbij wel rekening houden met de huidige moeilijke economische en financiële omstandigheden. Dat geldt zelfs voor de financiële instellingen die nu al volledig voldoen aan de aangescherpte kapitaalnormen die in 2019 van kracht worden. Ook zij moeten zich blijven wapenen tegen een mogelijke economische verslechtering. De banken waarbij tijdens het vorig jaar gehouden balansonderzoek ten opzichte van de nu geldende normen een kapitaaltekort is geconstateerd, zouden volgens de ECB helemaal geen dividend moeten uitkeren.

FRP 2015/45 - Sign. - Europees bankentoezicht van start

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 4 november 2014 is het gemeenschappelijk toezichtmechanisme (Single Supervisory Mechanism, SSM) van start gegaan en heeft de ECB de verantwoordelijkheid voor het bankentoezicht op zich genomen. De ECB zal het directe toezicht gaan uitoefenen op 120 belangrijke bankengroepen, de zogenaamde significante banken. Daarvoor zijn Joint Supervisory Teams samengesteld, van toezichthouders uit verschillende lidstaten. Voor alle andere banken, de niet-significante banken, zal de ECB ook de toezichtnormen vaststellen en controleren en samenwerken met de nationale bevoegde autoriteiten bij het toezicht op deze banken. In het kader van het nieuwe toezicht, heeft de ECB een nieuwe website gelanceerd, www.bankingsupervision.europa.eu.

FRP 2015/46 - Sign. - Opinie over de definitie ‘eligible capital’

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
In reactie op een verzoek om advies van de Europese Commissie in december 2013, heeft EBA op 17 februari 2015 een opinie gepubliceerd met betrekking tot het onderzoek naar de geschiktheid van de definitie van ‘eligible capital’. Op basis van de informatie die is verzameld gedurende het eerste jaar van waarin de Richtlijn Kapitaalvereisten van toepassing was, presenteert EBA haar voorlopige standpunten die relevant zijn voor het raamwerk met betrekking tot grote posities, beleggingsondernemingen, en gekwalificeerde deelnemingen. De bevoegdheid van EBA om deze opinie uit te kunnen brengen berust op art. 8(1)a, 2(g) en 34(1) van Richtlijn 1093/2010 tot oprichting van de Europese Bankenautoriteit.

FRP 2015/47 - Sign. - Impact assessment met betrekking tot liquiditeitsdekkingsvereisten

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 15 januari 2015 heeft EBA een impact assessment gepubliceerd met betrekking tot liquiditeitsdekkingsvereisten. Uit de analyse is gebleken dat de compliance van de banken in de Europese Unie met de liquiditeitsdekkingsratio vereisten (LCR) is verbeterd en dat de implementatie van de LCR naar alle waarschijnlijkheid geen negatieve gevolgen zal hebben voor de stabiliteit van de financiële markten en voor het aanbod van bankkredieten.

FRP 2015/50 - Sign. - Update lijst Tier 1 kernkapitaalinstrumenten

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 23 december 2014 heeft EBA een bijgewerkte lijst van kapitaalinstrumenten gepubliceerd die de bevoegde nationale toezichthoudende autoriteiten in de Unie hebben geclassificeerd als Tier 1 ter uitvoering van art. 26 van de Verordening Kapitaalvereisten. De lijst wordt sinds de eerste publicatie op 28 mei 2014, regelmatig bijgewerkt.

FRP 2015/51 - Sign. - Opinie over het verbeteren van het goede functioneren van de securitisatie markt

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 22 december 2014 heeft EBA een opinie gepubliceerd over ‘how to improve the well-functioning of the securitisation market’. Deze opinie is gebaseerd op een rapport waarin de compliance van de bevoegde autoriteiten wat betreft securitisation risk retention, due diligence en informatieverplichtingen worden uiteengezet. De EBA onderschrijft de bepalingen van de Verordening Kapitaalvereisten en doet daarbij een aantal aanbevelingen die de transparantie en de juridische zekerheid met betrekking tot compliance met de retention rules, alsmede de preventie van potentiele regelgevingsarbitrage te goede moeten komen.

FRP 2015/52 - Sign. - Halfjaarlijks rapport over risico’s en zwakke plekken van de bankensector in de Unie

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
EBA heeft op 19 december 2014 haar halfjaarlijks rapport met betrekking tot de risico’s en zwakke plekken van de bankensector in de Unie gepubliceerd. Gedurende 2014 hebben de Europese banken gebruik gemaakt van de gunstige marktomstandigheden om hun kapitaal te verhogen met het ook op de evaluatie van de kwaliteit van de activa (asset quality reviews, AQR) en de onlangs uitgevoerde EU-wijde stresstest. Het marktsentiment en -vertrouwen stijgt, al blijven de tekenen van herstel bescheiden en broos en kunnen slechte macro-economische omstandigheden de kredietwaardigheid verder aantasten. De zware schuldenlast, de potentiële invloed van gedragsgerelateerde issues en de duurzaamheid van de bedrijfsmodellen en winstgevendheid, blijven een bron van zorg.

FRP 2015/53 - Sign. - Intrekking aanbeveling kapitaalbehoud

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Naar aanleiding van een besluit van de raad van toezichthouders van EBA op 15 december 2014 heeft EBA besloten de aanbeveling uit juli 2013 over het behoud van Core Tier 1-kapitaal bij EU banken gedurende de transitie naar het raamwerk van de Richtlijn Kapitaalbehoud en het bijbehorende kader (EBA/REC/2013/3) in te trekken. Deze is niet langer van kracht.

FRP 2015/54 - Sign. - Guidelines voor het vaststellen van andere systeemrelevante instellingen (ASI’s)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 16 december 2012 heeft EBA definitieve guidelines gepubliceerd waarin zij de criteria uiteenzet die de bevoegde Europese autoriteiten moeten gaan gebruiken om the identificeren wanneer sprake is van een instelling die systeemrelevant is op het niveau van de Unie, dan wel op het niveau van een lidstaat, de zogenaamde ‘andere systeemrelevante instellingen’ (ASI’s). De richtsnoeren vormen uniforme Europese criteria voor de vaststelling van systeemrelevante instellingen anders dan de instellingen die zijn geïdentificeerd als mondiaal systeemrelevante instellingen. De EBA houdt daarbij rekening met de internationale raamwerken voor op nationaal niveau systeemrelevante instellingen en met specifieke aspecten voor de Unie en nationale specifieke aspecten. Dit wil de EBA bewerkstelligen door het hanteren van een tweetraps system voor het identificeren van ASI’s. De guidelines zijn opgesteld in overeenstemming met art. 131(3) van de CRD IV richtlijn (2013/36/EU) dat de EBA het mandaat heeft toegekend guidelines op te stellen voor het identificeren van instellingen als systeemrelevant op ofwel het niveau van de lidstaat, ofwel het niveau van de unie.

FRP 2015/55 - Sign. - Final technical advice on criteria and factors for intervention on structured deposits

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 11 december 2014 heeft de EBA haar definitieve technisch advies gepubliceerd waarin zij aan de Commissie uiteenzet wat de criteria en factoren zijn voor het uitoefenen van de interventiebevoegdheden met betrekking tot gestructureerde deposito’s. Dit advies is opgesteld conform de Verordening 600/2014 betreffende markten in financiële instrumenten (MiFIR) waarin aan de EBA is opgedragen toezicht te houden op de markt voor gestructureerde deposito’s. De Europese Commissie heeft EBA in mei 2014 verzocht de criteria en factoren te specificeren aan de hand waarvan EBA en de bevoegde autoriteiten moeten vaststellen of er reden is voor ernstige zorg als het gaat om de bescherming van beleggers met betrekking tot gestructureerde deposito’s of wanneer het ordelijk functioneren en de integriteit van de financiële markten wordt bedreigd. EBA heeft haar advies opgesteld conform art. 41 en 42 van MiFIR en het naar de Commissie gestuurd.

FRP 2015/57 - Sign. - Update Q&A AIFMD

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 9 januari 2015 heeft ESMA twee Q&A’s gepubliceerd. Deze bevatten een update van de Q&A’s met betrekking tot de toepassing van de AIFMD en van de richtsnoeren over ETF’s en andere issues met betrekking tot icbe’s.

FRP 2015/58 - Sign. - Draft ITS onder de Richtlijn Kapitaalvereisten

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 19 december 2014 heeft ESMA haar eindrapport en haar draft ITS voor het aanwijzen van de belangrijkste indices en erkende beurzen aan de Commissie aangeboden. ESMA is hiertoe krachtens een machtiging in de Verordening Kapitaalvereisten gemachtigd. De Commissie heeft drie maanden om de ITS te onderschrijven.

FRP 2015/59 - Sign. - Investment-based crowdfunding vereist gemeenschappelijke EU-brede aanpak

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
ESMA heeft op 18 december een opinie en advies gepubliceerd met betrekking tot investment-based crowdfunding. In de opinie wordt uiteengezet welke EU regels van toepassing zijn op crowdfunding en in het advies benadrukt een aantal zaken die nader in overweging moeten worden genomen door EU-instellingen zodat grotere convergentie kan worden bereikt op het gebied van regelgeving en toezicht. De opinie richt zich tot de nationale bevoegde autoriteiten en zet uiteen hoe de businessmodellen op het gebied van crowdfunding functioneren binnen het bestaande raamwerk van EU-regelgeving. Het advies is gericht aan de Commissie, het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie en benadrukt de vrees dat er thans een aantal sterke prikkels bestaan businessmodellen voor crowdfunding te ontwikkelen die buiten het bereik van de bestaande regelgeving vallen. Dit vormt een risico voor investeerders en maakt het lastiger voor crowdfundingplatformen om hun onderneming uit te breiden.

FRP 2015/60 - Sign. - Onderzoek credit ratings op gestructureerde financieringen

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 16 december 2014 heeft ESMA een rapport gepubliceerd naar aanleiding van haar onderzoek naar hoe kredietbeoordelaars toezicht houden op hun ratings van gestructureerde financieringen. Het onderzoek vond plaats tussen oktober 2013 en september 2014 en werd ingegeven door het voortdurende belang van gestructureerde financieringsproducten en het hoge volume van de uitgifte. ESMA heeft zich geconcentreerd op de grootste kredietbeoordelaars die genoemde producten in de EU beoordelen, DBRS Ratings, Fitch Ratings, Moody’s Investors Services and Standard & Poor’s. Samen zijn zij verantwoordelijk voor bijna 100% van de uitstaande credit ratings voor gestructureerde financiële instrumenten in de EU. ESMA heeft een aantal gebreken geconstateerd op verschillende onderdelen van het toezicht, die de kwaliteit van de ratings kunnen beïnvloeden. Ook heeft zij een aantal zwakke punten geïdentificeerd wat betreft transparantie, die een negatief effect zouden kunnen hebben op de bescherming van de belegger. Zij heeft nog niet vastgesteld of haar bevindingen een inbreuk op de regels voor kredietbeoordelaars vormen, maar stelt actie te zullen ondernemen indien dit nodig blijkt. ESMA heeft de kredietbeoordelaars verzocht corrigerende maatregelen te nemen om de geconstateerde problemen op te lossen en geeft aan dat zij met ieder van de kredietbeoordelaars nader in overleg zal treden over het onderzoek.

FRP 2015/61 - Sign. - Peer review toezicht op uitvoering gedragsregels MiFID

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
ESMA heeft een peer review uitgevoerd naar de vraag hoe nationale bevoegde autoriteiten toezicht houden op de uitvoering van de gedragsregels uit MiFID die betrekking hebben op het verstrekken aan cliënten van informatie die correct, duidelijk en niet misleidend is. De focus van het onderzoek lag op de organisatie van de toezichthoudende autoriteiten, de benadering van het toezicht, de bewaking en het afhandelen van klachten met betrekking tot informatie en marketingcommunicatie. Over het algemeen is gebleken van een hoge mate van naleving op deze aandachtsgebieden. Er zijn en aantal verbeterpunten gesignaleerd, waaronder de noodzaak voor meer direct toezicht. Er is geen precieze definitie van de term marketingcommunicatie in het recht van de Europese Unie. Een betere definitie zou leiden tot een effectieve convergentie van toezichtspraktijken. Het rapport bevat tenslotte een aantal aanbevelingen.

FRP 2015/62 - Sign. - Symmetrische aanpassing van de aan-delenkapitaalseis onder Solvency II

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
EIOPA heeft op 4 februari 2015 technische informatie gepubliceerd met betrekking tot de symmetrische aanpassing van de aandelenkapitaalseis. Doel is het bieden van ondersteuning aan verzekeraars bij de berekening van hun solvabiliteit vanaf 31 december 2014 en 31 januari 2015. Ook biedt zij templates voor verslaggeving in de voorbereiden de fase voor Solvency II. Vanaf maart 2015 wordt de informatie maandelijks bijgewerkt.

FRP 2015/63 - Sign. - Opinie over verkoop via internet van verzekerings- en pensioenproducten

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 4 februari 2015 heeft EIOPA een opinie gepubliceerd met betrekking tot de verkoop via het internet van verzekerings- en pensioenproducten. Een aanzienlijk deel van de klanten gebruik reeds digitale kanalen en kanalen op afstand, en EIOPA voorziet dat hun aantal nog zal toenemen. Het gebruik van de genoemde kanalen kan leiden tot benadeling van de consument. Daarom roept EIOPA nationale bevoegde autoriteiten op noodzakelijke toezichtmaatregelen te treffen. Ook roept zij de nationale bevoegde autoriteiten op feedback te geven op de opinie en, indien zij maatregelen treffen, EIOPA hiervan op de hoogte te stellen.

FRP 2015/64 - Sign. - Advies Europese Commissie met betrekking tot tegenstrijdige belangen bij de distributie van verzekeringsgerelateerde beleggingen

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
EIOPA heeft de Commissie geadviseerd met betrekking tot de identificatie, het voorkomen, het managen en de openbaarmaking van tegenstrijdige belangen die zich kunnen voordoen bij de distributie van beleggingsverzekeringen Dit advies kan de Commissie gebruiken bij het opstellen van mogelijke toekomstige regelgeving.

FRP 2015/65 - Sign. - Resultaat van de consultatie van de Guidelines on the System of Governance en de ORSA

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
EIOPA heeft op 3 februari 2015 de resultaten gepubliceerd van de consultatie van de Guidelines on the System of Governance en de Own Risk and Solvency Assessment (ORSA) onder Solvency II. De Guidelines on the System of Governance zetten de vereisten uiteen voor een gezonde en prudente bedrijfsvoering van ondernemingen, zonder dat deze op onnodige wijze worden beperkt in de mogelijkheden zichzelf te organiseren. De Guidelines on the ORSA bevatten prikkels waardoor meer inzicht wordt verkregen in de algehele solvabiliteitsbehoeften en allocatie van kapitaal, alsmede de relatie tussen risico en kapitaalmanagement, vanuit een lange termijn perspectief. EIOPA wil de guidelines in april 2015 in alle officiële talen van de Unie publiceren. Zij worden op 1 januari 2016 van kracht.

FRP 2015/67 - Sign. - Common Application Package for Internal Models

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 4 december 2014 heeft EIOPA een Common Application Package (CAP) for Internal Models gepubliceerd. Doel van de CAP is het bewerkstelligen van consistente toezichtspraktijken voor de aanvraagprocessen die gerelateerd zijn aan interne modellen. Solvency II staat verzekeraars toe hun kapitaalvereisten te berekenen met een intern model. Dit model moet worden goedgekeurd door de betrokken toezichthoudende autoriteit. De CAP bevat een Exceltemplate en een Explanatory Note met instructies hoe het template moet worden ingevuld. De CAP biedt verzekeraars ondersteuning bij het begrijpen van de granulariteit van de documentatie en het bewijsmateriaal dat vereist is voor het formele aanvraagproces en kan zowel bij de vooraanvraag als bij de aanvraag worden gebruikt.

FRP 2015/68 - Sign. - Sound principles for crisis prevention management and resolution

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
EIOPA heeft op 1 december 2014 een opinie over Sound principles for crisis prevention management and resolution gepubliceerd. EIOPA heeft vastgesteld dat nationale bevoegde autoriteiten hun kaders voor crisispreventie, -beheer en -afwikkeling hebben aangepast als gevolg van de financiële crisis en initiatieven van internationale instellingen als de Financial Stability Board en de International Association of Insurance Supervisors. Om er zeker van te zijn dat de aanpassingen adequaat blijven, heeft EIOPA veertien principles ontwikkeld waarmee de nationale bevoegde autoriteiten rekening moeten houden bij het ontwikkelen van hun programma’s.

FRP 2015/69 - Sign. - Herziening van het securitisatie raamwerk

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Het Bazels Comité heeft een herziening van het securitisatie raamwerk uitgegeven. Deze herziening is erop gericht een aantal tekortkomingen in het Bazel II securitisatieraamwerk te ondervangen en de kapitaalstandaarden voor securitisatie blootstellingen te versterken. Het nieuwe kader treedt in januari 2018 in werking en maakt onderdeel uit van de Bazel III agenda van het Comité, dat gericht is op het hervormen van de reguleringsnormen voor banken als antwoord op de financiële crisis.

FRP 2015/70 - Sign. - Geen marktmanipulatie bij e-mails over Fortis

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
In 2008 verspreidde medewerker X van een handelshuis twee e-mailberichten dat Fortis slecht voor stond en meer kapitaal nodig had dan zij deed voorkomen. Deze berichten zijn doorgestuurd, ook naar nieuwsmedia. De AFM beschouwt dit als marktmanipulatie omdat van de e-mails een onjuist of misleidend signaal over Fortis uitging. De verzender van de mailberichten kreeg boetes. De boetes zijn later door de rechtbank herroepen, waarna de AFM hoger beroep heeft ingesteld in bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het beroep faalt.

FRP 2015/71 - Sign. - Doorsturen van leads vormt bemiddeling (CBb 26 november 2014, ECLI:NL:CBB:2014:446, «JOR» 2015/12, m.nt. mr. C.W.M. Lieverse)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Wat betreft de vraag of de activiteiten van A kunnen worden aangemerkt als bemiddelen in de zin van art. 1:1 Wft overweegt het College dat op grond van vaste jurisprudentie (onder meer CBb 11 februari 2013, «JOR» 2013/112) sprake moet zijn van inhoudelijke betrokkenheid bij de totstandkoming van een overeenkomst met betrekking tot een financieel product. Op grond van de niet door A betwiste feiten is het College van oordeel dat haar activiteiten gericht waren op het tot stand brengen van overeenkomsten tussen aanbieders van (hypothecair) krediet en consumenten. Die activiteiten behelsden immers het als lead doorsturen van niet alleen de NAW-gegevens van de consumenten, maar ook andere gegevens, waaronder de geboortedatum, die relevant zijn voor het afsluiten van een (hypothecaire) lening.

FRP 2015/72 - Sign. - Geen recht derde op uitkering uit depositogarantiestelsel (CBb 16 juli 2014, ECLI:NL:CBB:2014:284, «JOR» 2014/329, m.nt. mr. E.L.M. van Kranenburg onder «JOR» 2014/330)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Aan de orde is de vraag of de rechtbank terecht het beroep van A ongegrond heeft verklaard omdat uit de stukken waarover DSB beschikte of had kunnen beschikken niet blijkt dat één van de twee op naam van X aangehouden rekeningen is geopend ten behoeve van een derde als bedoeld in art. 19 aanhef en onder c Bbpm. Het College beantwoordt die vraag bevestigend.

FRP 2015/73 - Sign. - Geen recht derde op uitkering uit depositogarantiestelsel (CBb 7 augustus 2014, ECLI:NL:CBB:2014:304, «JOR» 2014/330, m.nt. mr. E.L.M. van Kranenburg, tevens behorend bij «JOR» 2014/329)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
In hoger beroep is de vraag aan de orde of de rechtbank terecht het beroep van A ongegrond heeft verklaard op grond van de overweging dat zij geen aanknopingspunt heeft gevonden voor het oordeel dat DNB A ten onrechte niet als derde in de zin van art. 19 aanhef en onder c Bbpm heeft aangemerkt. Het College beantwoordt die vraag bevestigend. Het hoger beroep is ongegrond.

FRP 2015/75 - Sign. - Informatieplicht en wilsonafhankelijk materiaal (Vrzngr. Rb. Rotterdam 1 oktober 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:8023, «JOR» 2014/331, m.nt mr. S.M.C. Nuijten)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De voorzieningenrechter stelt voorop dat verzoekster op grond van art. 5:20 lid 1 Awb, in samenhang met art. 1:74 lid 1 en 2 Wft, verplicht is DNB ten behoeve van het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Wft gestelde regels inlichtingen te verstrekken. Aangezien het bestreden besluit is gegrond op het niet nakomen van deze wettelijke verplichting, is uitgangspunt dat het besluit rechtmatig is. Daaraan staat art. 6 EVRM, waarin het zwijgrecht impliciet wordt gewaarborgd, niet in de weg. Dat niet kan worden uitgesloten dat de door verzoekster te verstrekken inlichtingen zullen worden gebruikt voor het opleggen van een boete aan haar vormt geen grond voor afwijking van dit uitgangspunt. De vordering van wilsonafhankelijk materiaal op grond van een wettelijke informatieverplichting en het opleggen van een last onder dwangsom ter zake daarvan leveren geen schending van art. 6 EVRM op, dit materiaal mag later mede worden gebruikt voor een eventuele boeteoplegging of strafvervolging. Voor zover sprake is van wilsafhankelijk materiaal geldt de restrictie dat dit materiaal uitsluitend wordt gebruikt voor toezichtdoeleinden en niet voor sanctiedoeleinden. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

FRP 2015/76 - Sign. - Tussentijds beroep in sanctieprocedure (Rb. Rotterdam 16 oktober 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:8382,«JOR» 2014/332, m.nt. mr. S.M.C. Nuijten)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Bij de beantwoording van de vraag of tegen een beslissing in het kader van een sanctieprocedure rechtsmiddelen kunnen worden aangewend, stelt de rechtbank voorop dat bezwaren tegen een tussentijdse beslissing in beginsel aan de orde kunnen en moeten worden gesteld in het kader van bezwaar of beroep tegen de eindbeslissing, in dit geval een eventueel besluit tot het opleggen van een boete. Dit uitgangspunt geldt in beginsel ook voor de vraag op vertaling van welke op de zaak betrekking hebbende stukken een belanghebbende aanspraak heeft. Zelfs in de fase van hoger beroep kan zo nodig nog vertaling van eerder ten onrechte niet vertaalde stukken plaatsvinden om zo de procedure als geheel alsnog te laten voldoen aan art. 6 EVRM.

FRP 2015/77 - Sign. - Bemiddeling in krediet zonder vergunning (CBb 26 november 2914, ECLI:NL:CBB:2014:446)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De AFM heeft appellante een boete van € 96.000 opgelegd wegens het in Nederland bemiddelen in (hypothecair) krediet zonder te beschikken over de daarvoor vereiste vergunning als bedoeld in art. 2:80 lid 1 Wft, terwijl op appellante geen uitzondering van toepassing is en zij ook niet van de vergunningplicht is ontheven. De AFM het bezwaar van appellante tegen het besluit ongegrond verklaard en de rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. A heeft hoger beroep ingesteld.

FRP 2015/78 - Sign. - Feitelijk leidinggevende niet normadressaat boete (CBb 20 november 2014, ECLI:NL:CBB:2014:455)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De AFM heeft A een bestuurlijke boete van €50.000 opgelegd wegens overtreding van art. 4:23 lid 1 Wft, omdat A in alle tien onderzochte dossiers onvoldoende informatie heeft ingewonnen over de financiële positie, kennis en ervaring, doelstellingen en/of risicobereidheid van haar cliënten, zodat A haar advies niet heeft kunnen baseren op de informatie die zij had moeten inwinnen. Bovendien heeft A haar advies in vijf dossiers niet op de juiste wijze gebaseerd op de wel ingewonnen informatie. De AFM het bezwaar tegen het boetebesluit ongegrond verklaard, maar wel bepaald dat wordt afgezien van vroegtijdige publicatie. Tegen dit besluit heeft A beroep bij de rechtbank ingesteld, welk beroep de rechtbank ongegrond heeft verklaard.

FRP 2015/79 - Sign. - Reclamespot (CBb 11 december 2014, ECLI:NL:CBB:2014:456)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De AFM is van oordeel dat X art. 4:19 lid 2 Wft heeft overtreden, omdat X in een reclamespot heeft nagelaten de specifieke risico’s te vermelden die aan haar product zijn verbonden. Dit heeft geleid tot een boeteoplegging van € 62.500 (het primaire besluit) en een besluit tot vroegtijdige openbaarmaking van het boetebesluit (publicatie in de zin van art. 1:97 Wft) en een aankondiging het boetebesluit openbaar te maken zodra dat rechtens onaantastbaar zal zijn geworden (publicatie in de zin van art. 1:98 Wft).

FRP 2015/80 - Sign. - Aanvang termijn voor indienen klacht (CBb 8 december 2914, ECLI:NL:CBB:2014:436)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Zoals het College heeft overwogen in zijn uitspraak van 23 augustus 2013 (ECLI:NL:CBB:2013:135), kan in veel gevallen reeds van een constatering van handelen of nalaten in de zin van artikel 33 Wet RA gesproken worden, voordat de klager beschikt over alle informatie die noodzakelijk is om een klacht aan de tuchtrechter te kunnen voorleggen. Het College voegt hier aan toe dat nu uit genoemde bepaling volgt dat een klacht in vorenbedoelde zijn een klacht is die, gelet op haar formulering, het ontstane vermoeden van het tuchtrechtelijk verwijtbare handelen of nalaten al dan niet nader concretiseert. Ook indien een klacht eerst nader kan worden geconcretiseerd of worden onderbouwd naar aanleiding van of met feiten en omstandigheden, die de klager pas bekend zijn geworden na het ontstaan van het vermoeden, neemt dat niet weg dat de potentiële klager op grond van artikel 22, eerste lid, Wtra niet meer dan drie jaar de tijd heeft om de klacht na de constatering van het feitelijk handelen of nalaten dat aan de basis lag van het vermoeden aanhangig te maken. Hiervan moet worden onderscheiden het geval waarin na de constatering van het feitelijk handelen en het daarop gebaseerde ontstane vermoeden sprake is van een constatering van andere feiten waarop een nieuw zelfstandig ander vermoeden in de zin van artikel 22 Wtra gebaseerd kan worden. Dan vangt de driejaarstermijn voor een klacht die dat andere vermoeden behelst aan op een later moment, namelijk het moment waarop de feiten die ten grondslag liggen aan dat vermoeden zijn geconstateerd.

FRP 2015/81 - Sign. - Aanwijzingsbesluit afbouwen goudportefeuille onrechtmatig (Rb. Rotterdam 11 december 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:10036)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 1 juli 2012 is art. 1:25d Wft in werking getreden, welk artikel de aansprakelijkheid van DNB voor schade vanwege handelen of nalaten in de uitoefening van een op grond van een wettelijk voorschrift opgedragen taak of verleende bevoegdheid beperkt. Gelet op art. III van de Wet aansprakelijkheidsbeperking DNB en AFM en bonusverbod staatsgesteunde ondernemingen is art. 1:25d van de Wft niet van toepassing op een handelen of nalaten van DNB, de leden van haar organen en haar werknemers dat vóór het in werking treden van deze wet heeft plaatsgevonden. Art. 1:25d van de Wft is derhalve niet van toepassing in deze procedure.

FRP 2015/82 - Sign. - Geen vrijstelling verplichte deelname bedrijfstakpensioenfonds (Rb. Rotterdam 16 december 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:10019)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op grond van art. 2 lid 1 Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) kan de minister (van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) op aanvraag van het georganiseerde bedrijfsleven binnen een bedrijfstak, dat naar zijn oordeel een belangrijke meerderheid van de in die bedrijfstak werkzame personen vertegenwoordigt, deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds voor één of meer bepaalde groepen van personen die in de betrokken bedrijfstak werkzaam zijn, verplicht stellen. Op grond van art. 13 lid 1 en 2 Wet Bpf 2000 heeft het bedrijfstakpensioenfonds tot taak het verlenen en het intrekken van vrijstellingen van de verplichtstelling. Het bedrijfstakpensioenfonds kan aan de vrijstelling voorschriften verbinden.

FRP 2015/83 - Sign. - Beëindiging kredietovereenkomst 
(HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929, «JOR» 2015/8, m.nt. mr. R.I.V.F. Bertrams)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Indien een kredietverlener gebruik maakt van een overeengekomen bevoegdheid tot beëindiging van de kredietovereenkomst, moet de rechtsgeldigheid daarvan beoordeeld worden aan de hand van de overeenkomst en de maatstaf van art. 6:248 lid 2 BW. Het hof heeft deze maatstaf niet miskend, maar vooropgesteld en vervolgens, op grond van de door hem in aanmerking genomen feiten en omstandigheden, geoordeeld dat de beëindiging door ING Bank van de rentevaste leningen (ex art. 11.1 ABK), met het gevolg dat V c.s. € 122.125,69 aan boeterente verschuldigd werden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

FRP 2015/84 - Sign. - Aansprakelijkheid toezichthouder achtergestelde deposito’s (HR 21 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3349, «JOR» 2015/11, m.nt. mr. D. van Tilborg)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Tot uitgangspunt is genomen dat de AFM beoordelingsvrijheid toekwam in verband met het zich hier voordoende toezichthouderdilemma, en dat de AFM in dat licht niet onrechtmatig heeft gehandeld, ook niet indien de AFM in de relevante periode aandacht aan de deposito’s met achterstelling zou hebben geschonken, maar zij DSB dan toch niet verplicht zou hebben concrete mededelingen te doen over haar situatie. Met dat oordeel geeft het hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting, gelet op de terughoudende toetsing door de rechter van de aanzienlijke beleids- en beoordelingsvrijheid die een financieel toezichthouder toekomt. Het oordeel is ook niet onbegrijpelijk.

FRP 2015/85 - Sign. - Verbindendverklaring DSB-compensatieregeling – nadere informatie vereist (Hof Amsterdam 13 mei 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:1690, «JOR» 2015/9, m.nt. prof. mr. I.N. Tzankova onder «JOR» 2015/10)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Aan de formele eisen voor toepassing van de WCAM is voldaan. De WCAM-overeenkomst volgt inhoudelijk in grote lijnen een adequate benadering. Voor veel klanten wordt op relatief eenvoudige, snelle en goedkope wijze voorzien in een tegemoetkoming in het door hen ondervonden nadeel als gevolg van de onzorgvuldige handelwijze van DSB Bank. De overeenkomst kent voorzieningen voor klanten die al voor hun contracten met DSB Bank een hoge schuldenlast hadden of anderszins in financiële nood verkeren. Het hof is echter tevens van oordeel is dat de vergoeding die de Compensatie Koopsompolissen biedt voor bepaalde groepen klanten niet redelijk is. Dat geldt ook voor het rentepercentage van 4% waarmee de berekende vergoeding steeds wordt verhoogd. Verder zet het hof bij het onderdeel ‘ingroei’ van de Compensatie Kredieten vraagtekens en acht het hof het gemaakte onderscheid op basis van het tijdstip waarop is geklaagd, niet gerechtvaardigd. Ten slotte verlangt het hof ten aanzien van de rol van de verzekeraars en omtrent de (beleggings)verzekeringen nog enige nadere toelichting.

FRP 2015/86 - Sign. - Verbindendverklaring DSB-compensatieregeling (Hof Amsterdam 4 november 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4560, «JOR» 2015/10, m.nt. prof. mr. I.N. Tzankova, tevens behorend bij «JOR» 2015/9)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Het verzoek tot verbindendverklaring van de aangepaste overeenkomst voldoet aan de daaraan te stellen eisen en er zijn geen gronden aangevoerd of gebleken die tot afwijzing van het verzoek of tot nadere wijziging van de overeenkomst moeten leiden. Daarbij merkt het hof op dat de aard van een WCAM-overeenkomst als de onderhavige meebrengt dat onontkoombaar is dat niet in elk individueel geval een bevredigend resultaat wordt bereikt. Deze specifieke overeenkomst noodzaakt verder tot een zekere mate van inspanning van de zijde van de klanten (als het gaat om het insturen van stukken en het invullen van formulieren), doch ook dat is onvermijdelijk. Het alternatief voor de regeling, het voeren van een gerechtelijke procedure, is doorgaans kostbaar, terwijl een dergelijke procedure vaak een lange duur heeft en de uitkomst onzeker is. Dat de schendingen van de zorgplicht door DSB Bank structureel van karakter waren, maakt dat niet anders. De aangepaste overeenkomst, in haar geheel bezien, biedt aan klanten een relatief eenvoudige, snelle, goedkope en risicoloze weg om een redelijke compensatie te verkrijgen. Ook de klanten die reeds eerder (in het kader van het Akkoord op Hoofdlijnen) aanspraak hebben gemaakt op compensatie zullen, zo hebben verzoekers toegezegd, (alsnog) een compensatie verkrijgen die is berekend aan de hand van de aangepaste overeenkomst. Nu verzoekers zich hebben verbonden om, als de aangepaste overeenkomst verbindend zou worden verklaard, geen cassatie in te stellen moet het ervoor worden gehouden dat de verbindendverklaring vanaf heden onherroepelijk is. Het hof bepaalt de opt-outtermijn, conform het verzoek van verweerders, op zes maanden na de in art. 1017 lid 2 Rv bedoelde aankondiging van deze beschikking. Aldus hebben de klanten een redelijke termijn om zich een beeld te vormen van de consequenties die de compensatieregeling in hun geval heeft en kunnen zij tot een weloverwogen besluit komen om al dan niet een opt-outverklaring af te leggen. Het bezwaar van verzoekers tegen verdere vertraging weegt daartegenover onvoldoende zwaar. Verzoekers dienen kennis te geven van deze beschikking en dienen deze beschikking op door het hof bepaalde wijze aan te kondigen.

FRP 2015/87 - Sign. - Voortdurende zorgplicht jegens borg (Hof Amsterdam 2 december 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:5120)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
A is middellijk bestuurder van R&D en wordt door Rabobank aangesproken uit hoofde van een door R&D niet terugbetaald krediet, waarvoor A zich borg heeft gesteld. A stelt dat Rabobank is tekortgeschoten in de van haar in verband met de borgtocht te vergen zorg. Voor zover dit schending van een waarschuwingsplicht dan wel bijzondere mededelingsplicht bij de totstandkoming van de borgtocht betreft, is deze stelling reeds verworpen.

FRP 2015/88 - Sign. - Ruime belegging in Lehman notes enkel voor bv met zeer defensief profiel in strijd met goed huisvaderschap (Hof Amsterdam 7 oktober 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4128)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
A heeft met twee bv’s vermogensbeheerovereenkomsten gesloten. In de portefeuille van beide bv’s waren een aantal Lehman notes opgenomen. Het faillissement van Lehman in 2008 heeft voor de bv’s een groot verlies met zich gebracht en zij hebben het beheermandaat van A ingetrokken. Een namens de bv’s ingediende klacht bij het KiFID heeft de Ombudsman Financiële Dienstverlening gegrond verklaard. De bv’s hebben zich verder aangesloten bij de Stichting Hulp Gedupeerden die ten doel had de belangen van beleggers die schade hebben geleden door de aankoop bij A van door Lehman uitgegeven notes. De Rechtbank Amsterdam heeft de door de stichting ingestelde vordering in maart 2011 afgewezen. De bv’s hebben A zelf in rechte aangesproken voor de door hen geleden schade.

FRP 2015/89 - Sign. - Hof past verzwaarde NIBUD-toets toe op de vraag of sprake is van overkreditering (Hof ’s-Hertogenbosch 23 december 2015, ECLI:NL:GHSHE:2014:5489)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De stichting treedt op namens tien cliënten die op advies van Wagner & Partners een financiële constructie zijn aangegaan die bestaat uit een door Van Lanschot verstrekte aflossingsvrije hypothecaire geldlening, welke lening werd aangewend ter (her)financiering van hun woonhuis. De (eventuele) overliquiditeit werd aangewend voor beleggingen. Daarbij werd doorgaans ook een separate geldlening afgesloten. De gelden uit deze twee leningen werd gebruikt voor de aanschaf van een beleggingsdepot. In een aantal gevallen werd ook een kapitaalverzekering afgesloten. De rentelasten over de leningen en de premieverplichtingen zouden worden voldaan uit maandelijkse of jaarlijkse onttrekkingen uit het beleggingsdepot en/of de kapitaalverzekeringen. De koersen van de via W&P gekochte effecten daalden in 2001, waardoor een aantal cliënten de constructie in de periode 2001–2003 hebben moeten beëindigen.

FRP 2015/90 - Sign. - ABN Amro niet verzekerd voor schade die gevolg is voor effectenfraude Madoff (Hof Amsterdam 25 november 2014, JUR ECLI:NL:GHAMS:2014:4906)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Vraag is of de verzekeraars ABN Amro dekking moeten bieden voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van effectenfraude opgezet door Madoff en uitgevoerd door zijn vennootschap (X). Die dekking zou moeten volgen uit de Bankers Blanket Bond, Computer Crime and Professional Indemnity Insurance (Bond).

FRP 2015/92 - Sign. - Super de Boer heeft overnameplannen Jumbo te laat gemeld (Hof Arnhem-Leeuwarden 11 november 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8609)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Het hof heeft in de zaak tussen de VEB en de Stichting Procedure SdB bij twee deskundigen expertise ingewonnen over de vraag of de ontwikkelingen in de koers en/of omzet van het aandeel SdB na 4 september 2009 zo significant en onverklaarbaar waren dat zij SdB tot de conclusie hadden moeten brengen dat de vertrouwelijkheid van de informatie over het overnamebod van Jumbo niet meer was gewaarborgd.

FRP 2015/94 - Sign. - Bank heeft zorgplicht jegens derden, obligatiehouders van een rekeninghouder, niet geschonden 
(Rb. Amsterdam 10 september 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:8484)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Voor het aannemen van een schending van de (maatschappelijke) zorgplicht van de bank jegens een partij met wie zij geen (pre)contractuele relatie onderhoudt, is in ieder geval subjectieve wetenschap vereist (van medewerker(s)) van de bank ten aanzien van, in het onderhavige geval, een ongebruikelijk verloop van de rekening van de frauderende rekeninghouder. Voorts is, gelet op de omvang van het betalingsverkeer en de daarmee gepaard gaande geautomatiseerde verwerking daarvan, voorwaarde dat de bank kennis draagt van de potentiële risico’s voor derden. Gesteld, noch gebleken is dat (medewerker(s) van) de bank geweten heeft/hebben van een ongebruikelijk verloop op de rekening van X BV vóórdat het onderzoek naar aanleiding van de melding van begin augustus is uitgevoerd. Integendeel, de verantwoordelijke accountmanager heeft op 21 juni 2007 verklaard dat hij na bestudering van het verloop van de rekening van X BV uitsluitend crediteringen door de obligatiehouders en overmakingen naar Turkije voor de bouw en uitkeringen ten gunste van de obligatiehouders heeft waargenomen. Het wantrouwen richtte zich, volgens zijn verklaring, niet op X BV.

FRP 2015/96 - Sign. - Pensioenfonds aansprakelijk voor schade deelnemer als gevolg van onjuiste informatieverstrekking 
(Rb. Amsterdam 3 maart 2014 en 
16 december 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:8771 en ECLI:NL:RBAMS:2014:8770)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Informatie verstrekken hoort ook bij de taken van het pensioenfonds. Eiser heeft informatie bij het pensioenfonds PME ingewonnen over de mogelijkheden voor vervroegd pensioen. In een persoonlijke brief van 26 juli 2011 heeft PME echter onjuiste informatie verstrekt (een te hoog pensioen genoemd). Op basis van die onjuiste informatie heeft eiser ontslag genomen om met vervroegd pensioen te gaan. Toen hij vervolgens zijn pensioen in november 2011 heeft aangevraagd, heeft PME aangegeven dat de berekening van 26 juli 2011 onjuist was en dat hij een lager pensioen zou ontvangen. De centrale vraag is of PME hiermee haar zorgverplichtingen heeft geschonden en daarvoor aansprakelijk is.

FRP 2015/97 - Sign. - Geen zorgplichtschending of churning door bank die warehousing faciliteit aanbood (Rb. Amsterdam 19 november 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:8410)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Eiser maakt Theodoor Gillissen Bankiers (TGB) een aantal verwijten, waaronder: (i) schending van de saldi-bewakings- en margin-verplichtingen en, in het verlengde daarvan, het sluiten van de effectenposities, (ii) overtreding van het verbod op churning en (iii) onjuiste advisering ter zake van de door hem gehouden aandelen.

FRP 2015/98 - Sign. - Geen aansprakelijkheid voor aanbieding misgelopen belegging in Turks vastgoed (Rb. Amsterdam 17 december 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:8286)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Eisers hebben winstdelende leningen verstrek aan Turkse Ltd’s, die met dat geld de bouw en ontwikkeling van vakantiewoningen in Turkije zouden financieren. De aflossing van de leningen en de daarover verschuldigde vergoeding zou betaald worden uit de verkoop van de vakantiewoningen. De Turkse Ltd’s zijn niet in staat de leningen aan eisers terug te betalen. Beoordeeld moet worden of gedaagden (Planparticipaties, PP Holding en hun bestuurders) daarvoor aansprakelijk kunnen worden gehouden, omdat zij een te risicovolle belegging hebben aangeboden of omdat zij tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen jegens eisers. Eisers betogen dat Planparticipaties en PP Holding willens en wetens zonder gedegen kennis van de situatie ter plekke (in Turkije) een (beleggings)product hebben ontwikkeld dat grote risico’s met zich bracht voor de deelnemers. Dit betoog gaat naar oordeel van de rechtbank niet op.

FRP 2015/99 - Sign. - Vordering VEB tegen functionarissen Landis niet verjaard (Rb. Amsterdam 22 oktober 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:7689) – 19 november

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 8 juli 2002 is Landis failliet verklaard. Gedaagden in deze procedure zijn drie oud-bestuurders en een oud-lid van de raad van commissarissen. De VEB en de Stichting VEB-Actie Landis vorderen een verklaring voor recht dat de jaarrekeningen over 1999 en 2000 en het halfjaarbericht 2001 misleidend waren (ex art. 2:139 en/of art. 2:150 BW), dat dit te wijten is aan gedaagden, dat ook een aantal persberichten een misleidende voorstelling gaven van de toestand van Landis, dat deze misleidende informatie tot beleggingsbeslissingen heeft geleid en dat gedaagden dienaangaande onrechtmatig hebben gehandeld jegens de gedupeerde aandeelhouders, althans dat hen een ernstig verwijt kan worden gemaakt van onbehoorlijke taakvervulling. Ook menen zij dat D een ernstig verwijt kan worden gemaakt van onbehoorlijk toezicht. Ter zake van al deze verwijten vorderen zij een verklaring voor recht dat de aandeelhouders die als gevolg van dit handelen schade hebben geleden, wat betreft deze schade rechtstreeks een vordering tegen gedaagden in kunnen stellen.

FRP 2015/100 - Sign. - A-G HvJ EU: begrenzing bonus bankier tot percentage basisloon, is geldig (Conclusie A-G HvJEU 20 november 2014, C-507/13)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Het Verenigd Koninkrijk (VK) heeft bij het hof een beroep tot nietigverklaring van de bepalingen in de Capital Requirments Directive (2013/36/EU) en de daarbij behorende verordening (575/2013) ingesteld, die de variabele beloning voortaan maximeren tot een bepaald deel van de vaste beloning voor personen die met hun beroepsactiviteiten invloed hebben op het risicoprofiel van de financiële instelling waarvoor zij werken en die financiële instellingen verplichten de verhouding de in de richtlijn bedoelde verhouding en het aantal mensen waarvan de vergoeding een bepaalde drempel overschrijdt, openbaar te maken. In zijn conclusie van 20 november 2014, (C-507/13) stelt A-G Jääskinen voor het beroep te verwerpen.

FRP 2015/102 - Sign. - Zorgplicht jegens klant vermogensbeheerder zonder vergunning (Rb. Amsterdam 8 oktober 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:6318)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Eiser heeft vier keer geld overgemaakt naar een beleggingsrekening die X bij Binckbank aanhield. Dat geld heeft X voor eiser belegd. Bij de vierde overmaking vermeldt eiser ook het doel van de overmaking, waarop Binckbank eiser en X uitnodigt voor een gesprek, waar blijkt dat X zonder vergunning vermogensbeheer uitvoert. Binckbank beëindigt de bankrelatie met X. Eiser krijgt echter slechts een deel van zijn vordering op X vergoed, nu X zijn eigen faillissement aanvraag. Eiser spreekt daarop Binckbank aan, op grond van schending van haar bijzondere zorgplicht. De rechtbank is van oordeel dat Binckbank haar bijzondere zorgplicht jegens eiser niet heeft geschonden.

FRP 2015/103 - Sign. - Tuchtrecht voor banken – een (compliance) risico? (TvCo 2014, nr. 6, p. 336, mr. A.J.J.P.B.M. Kersten)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 1 januari 2015 geldt voor banken met zetel in Nederland de verplichting de naleving door natuurlijke personen van integriteits- en zorgvuldigheidsnormen te waarborgen in een ‘tuchtrechtelijke regeling’(art. 17c Wft). Gelet op dit spoedig geldende bankentuchtrecht bespreekt de schrijver twee punten van aandacht: i) er moet rekening gehouden worden met de mogelijkheid dat tuchtrechtprocedures gebruikt worden als opstap naar civiele aansprakelijkstelling, en ii) de uit de Gedragsregels voortvloeiende toetsingsnorm in het tuchtrecht wordt een norm voor bestuurders door een met de voor banken geldende zorgplicht. Er kan onzekerheid ontstaan over de normenkaders. De praktijk heeft behoefte aan zekerheid, nu het erop lijkt dat aan bankbestuurders minder beleidsvrijheid is gegeven dan aan bestuurders van andere ondernemingen.

FRP 2015/104 - Sign. - Strafbare manipulatie van derivatenmarkten (TvCo 2014, nr. 6, p. 397, mr. D.M. van de Linde)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
In art. 5:58 Wft is het verbod op marktmanipulatie neergelegd. In 2010 merkte Hoff over art. 5:58 Wft op dat deze bepaling, ondanks dat de verschillende voorbeelden hieraan kleur geven, erg abstract blijft. Een van de belangrijkste oorzaken hiervoor is dat art. 5:58 Wft zeer ruime delictsomschrijvingen met open normen kent en daardoor weinig delictafbakenend is. Vanwege de onduidelijkheid die de delictsomschrijving met zich meebrengt, is het in de praktijk lastig te bepalen wanneer de grens tussen het toelaatbare en ontoelaatbare wordt overschreden. Hoff stelt dan ook dat op goede gronden kan worden betoogd dat de wettekst op gespannen voet staat met het lex certa-beginsel. In juni 2014 is de herziene Richtlijn marktmisbruik gepubliceerd. Deze is herzien als gevolg van het betrekken van OTC-derivaten in de Europese wetgeving. De schrijver bespreekt de vraag of met de herziening en de uitbreiding van het marktmisbruikregime, de constatering van Hoff blijft staan. Hij beperkt zich daarbij tot de bewijsbaarheid. Zijn stelling is dat de onzekerheid groter wordt en dat de mogelijkheid om te bewijzen dat er sprake is van strafbare marktmanipulatie, beperkter.

FRP 2015/105 - Sign. - Privacy compliance voor Big Data (TvCo 2014, nr. 5, p. 270, ir. J.J. Lowijs CIPP/E CISSP)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De schrijver bespreekt de privacy vragen die spelen rond Big Data, zoals de vraag of bij de krachtige data analyse technieken die bij Big Data een rol spelen, binnen de kaders van privacy wet- en regelgeving te blijven. Deze vragen moeten worden beantwoord voordat Big Data echt een succes kan worden. De schrijver zet eerst uiteen wat Big Data precies is en wat de risico’s zijn die met het inzetten ervan verbonden zijn. Dan schetst hij het wettelijk kader aan de hand van de toepasselijke bepalingen uit de toepasselijke bepalingen uit de Wet bescherming persoonsgegevens. Verder stipt hij kort toekomstige regelgeving aan. Naast het niet overtreden van de wet, is het ook van belang dat de creepy line niet wordt overschreden, wat gebeurt wanneer de gegevensverwerking door het publiek niet langer gewenst, verantwoordelijk en toelaatbaar wordt geacht. Ten slotte geeft de schrijver een aantal oplossingen voor de praktijk, waarvoor de kern ligt bij het toepassen van Privacy-by-Design.

FRP 2015/106 - Sign. - Privacyaspecten bij het klantbelang centraal stellen (TvCo 2014 nr. 5, p. 277, mr. D.V. Smit en mr. J.E.J. Jansen)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Financiële instellingen moeten het klantbelang centraal stellen, wat zij onder andere kunnen doen door het verzamelen van informatie over klanten om zo te kunnen bepalen wat de klant nodig heeft en het advies of de verkoop van een product hierop af te stemmen. Het verzamelen van deze data raakt aan de privacywetgeving. De schrijvers onderzoeken aan de hand van de toepasselijke privacyregelgeving wat wel en niet mag worden gevraagd, vastgelegd, bewerkt en gebruikt worden in het belang van de klant.

FRP 2015/107 - Sign. - Big Financials, Big Data? Over wetstoepassing en morele oordeelsvorming (TvCo 2014, nr. 5, p. 285, mr. J.P. van Soonhoven BBA CCO)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De schrijver bespreekt de aan de hand van praktijkvoorbeelden de verschillende toepassing van Big Data, in het bijzonder de toepassingen waar een compliance officer op bedacht moet zijn. Hij gaat daarbij onder meer in op het plan dat ING in maart jl. presenteerde om aan de hand van de klantdata waarover zij beschikte aan haar klanten, indien zij dat wensten, aanbiedingen te doen die passen bij hun bestedingspatroon. Bij zijn bespreking gaat de schrijver niet alleen in op de toepasselijke wettelijke regels, maar ook op praktische problemen die zich met betrekking tot klantgegevens voor kunnen doen en de noodzaak van morele oordeelsvorming.

FRP 2015/108 - Sign. - (Cyber)security en compliance – een passend beveiligingsniveau (TvCo 2014, nr. 5, p. 292, mr. J.A.N. Baas)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Door organisaties beheerde informatie is verplaatst naar digitale opslagmedia die veelal verbonden zijn met het internet. Niet alleen de verwerking van (persoons)gegevens , maar bijna ieder proces dat voor de organisatie van belang is wordt gedigitaliseerd. Dit brengt een aantal veiligheidsrisico’s met zich, die zich ook al hebben gemanifesteerd, door bijvoorbeeld onbevoegde kennisneming en verspreiding van persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegeven of zelfs het platleggen van websites en fraude. De schrijver geeft een overzicht van een aantal bestaande en toekomstige verplichtingen waar organisaties rekening mee moeten houden, waarbij hij ook kort het risico van civielrechtelijke aansprakelijkheid aanstipt. Verder doet hij een aantal aanbevelingen.

FRP 2015/110 - Sign. - Een klokkenluidersregeling in het financiële toezicht; point of no return? (TvCo 2014, nr. 5, p. 312, mr. A.B. Schoonbeek)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Dat er een klokkenluidersregeling in het financiële toezicht zal komen staat wel vast. Hoe deze er uit zal komen te zien nog niet. Aan een dergelijke regeling kleven een aantal privacy aspecten. De schrijfster bespreekt het huidige regime voor het melden van misstanden aan DNB en de AFM en gaat vervolgens in op de verplichting tot het invoeren van een klokkenluidersregeling op grond van de op 14 april 2014 aangenomen Market Abuse Regulation (596/2014/EU) en het advies daarover van de European Securities en Markets Authority (ESMA). Ook gaat zij kort in op het advies van het College bescherming persoons-gegevens uit 2006 over een klokkenluiderregeling en de klokkenluidersregelingen die gelden voor meldingen aan de financiële toezichthouders in het Verenigd Koninkrijk en in de Verenigde Staten.

FRP 2015/111 - Sign. - Wijzigingswet financiële markten 2015: wat verandert er voor concernfinancieringsmaatshcappijen? (FR 2015, nr. 1/2, p. 5, mr. L.H.R. Smit en mr. A.I. Gospodinov)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Art. 2:11 Wft, het bankverbod, kent een uitzondering voor concernfinancieringsmaatschappijen. Met de inwerkingtreding van de Wijzigingswet financiële markten 2015 wijzigen de voorwaarden voor deze uitzondering. De schrijvers beschrijven de problemen van de huidige regeling en het effect van de nieuwe regeling op deze problemen. Zij constateren dat van de uitzondering oneigenlijk gebruik is gemaakt, door (vastgoed)beleggingsondernemingen en dat ook kanttekeningen zijn te plaatsen bij het gebruik van de uitzondering door (internationale) bankenconcerns. De nieuwe regeling komt deels wel en deels niet tegemoet aan de bestaande problematiek. Dit geldt met name voor de gesignaleerde problemen met betrekking tot het gebruik van de uitzondering door bankenconcerns.

FRP 2015/112 - Sign. - Mededeling voorwetenschap bij verkoop van bankleningen: normale bedrijfsuitoefening? (FR 2015, nr. 1/2, mr. C.A. Rooke, mr. ing. M. Mouthaan en mr. S. van Gerrevink)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Mededeling doen van voorwetenschap is verboden, tenzij dit geschiedt in de normale uitoefening van werk, beroep op functie. Deze uitzondering moet restrictief worden uitgelegd. Bovendien moet bij toepassing van deze uitzondering de nodige zorgvuldigheid worden betracht en het evenredigheidsbeginsel worden geëerbiedigd. Vanwege deze restrictieve benadering is de vraag gerezen of een bank die een lening wil verkopen die zij heeft verstrekt aan een beursgenoteerde kredietnemer, gebruik kan maken van de uitzondering als zij voorwetenschap meedeelt aan een potentiële koper. De schrijvers betogen dat dit het geval is, onder bepaalde voorwaarden. Eén van deze voorwaarden is het treffen van voorzorgsmaatregelen. Daarvoor doen de schrijvers enkele aanbevelingen.

FRP 2015/113 - Sign. - Territoriale of nationale werking van de Wwft-meldplicht? (FR 2015, nr. 1/2, mr. N. Smeets)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Instellingen die kennis krijgen van ongebruikelijke transacties, moeten deze onverwijld melden bij de Financial Intelligence Unit (FIU). Deze meldplicht is volgens de wetstekst niet gelimiteeerd tot in Nederland gevestigde instellingen, of in Nederland uitgevoerde transacties. Aannemelijk is dat de wet een stilzwijgende beperking van het toepassingsbereik kent. De schrijver onderzoekt hoe deze beperking luidt. Is sprake van een territorialiteits- of nationaliteitsbeginsel, of geldt het Home Member state Principle? De bestaande onduidelijkheid is onwenselijk. De schrijver pleit voor een eenduidige, kenbare norm.

FRP 2015/114 - Sign. - De parallel debt in Curaçao (FR 2015, nr. 1/2, mr. D.S. Mansur)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Sinds 1 januari 2012 bepaalt art. 3:231 lid 3 van het Curaçaose BW dat een vordering waarvoor pand of hypotheek wordt verstrekt, kan toekomen aan een ander dan de pand- of hypotheekhouder. De schrijfster onderzoekt de vraag of, na de invoering van deze bepaling, een parallel-debt-constructie achterwege kan blijven wanneer Curaçaose zekerheidsrechten aan een zekerheidsagent worden verstrekt die namens een syndicaat van banken als zekerheidsnemer optreedt. Zij meent dat dit het geval is. De praktijk lijkt tot nu toe echter sterker dan de leer.

FRP 2015/115 - Sign. - UCITS V and beyond (FR 2015, nr. 1/2, J.E. de Klerk en R. Slange)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 28 augustus 2014 is Richtlijn 2014/91/EU gepubliceerd. Deze UCITS V-richtlijn wijzigt de huidige richtlijn op drie onderwerpen: bewaarders, beloningen en sancties van toezichthouders. De schrijvers bespreken de belangrijkste wijzigingen en voorzien dat de nieuwe bewaarregels de grootste impact zullen hebben. De nieuwe regels lijken voor een groot deel op de AIFMD-regels met betrekking tot de genoemde onderwerpen, maar zijn op een aantal punten uitgebreider. Het lijkt er vooralsnog niet op dat er al een UCITS VI komt, maar de schrijvers bespreken al wel vast een aantal onderwerpen die in deze richtlijn zouden kunnen worden opgenomen.

FRP 2015/116 - Sign. - Ontwikkelingen met betrekking tot herstel en afwikkeling van verzekeraars en de toepassing van de BRRD op verzekeraars (FR 2015, nr. 1/2, mr. A.J.A.D. van den Hurk)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De schrijver bespreekt de betekenis van de (implementatie van de) BRRD voor verzekeraars. Hoewel verzekeraars niet rechtstreeks onder de regels vallen, kunnen zij, indien zij deel uitmaken van een groep waarvan een bank of beleggingsonderneming deel uitmaakt, wel met de BRRD te maken krijgen. De schrijver zet uiteen wanneer dit het geval is. Ook gaat hij in op de internationale en Europese ontwikkelingen met betrekking tot herstel en afwikkeling van verzekeraars en op de toepasbaarheid van het middel van de bail-in op verzekeraars.

FRP 2015/117 - Sign. - Blijft de Minister van Financiën bevoegd tot nationalisatie van systeembanken? (FR 2014, nr. 12, p. 493, prof. mr. D. Busch)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De Minister van Financiën is bevoegd tot nationalisatie van onder meer systeemrelevante banken. De schrijver vraagt zich af of dit in de toekomst zo zal blijven. Twee recente Europese ontwikkelingen doen die vraag rijzen. Het gaat om de op 1januari 2015 geïmplementeerde Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) en om de invoering van het Single Resolution Mechanism (SRM), in welk kader per 1 januari 2016 de verantwoordelijkheid voor de ordentelijke afwikkelingen van de grootste en meest internationale banken binnen de Eurozone in handen wordt gelegd van de Single Resolution Board. De schrijver bespreekt beide ontwikkelingen kort. Blijkens het concept wetsvoorstel voor de implementatie van de BRRD en het SRM is het Ministerie van Financiën van mening dat de nationalisatiebevoegdheid van de minister kan blijven bestaan. De schrijver vraagt zich echter af of dit een goed idee is.

FRP 2015/118 - Sign. - De vormgeving van het Single Resolution Mechanism: de introductie van een Single Resolution Board en nationale afwikkelingsautoriteiten (FR 2014, nr. 12, p. 495, mr. drs. A.D.S. Hoeblal en mr. M. Meijer Timmerman Thijssen)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Het Single Resolution Mechanism (SRM) vormt de tweede pijler van de Europese Bankenunie. Het vormt een pan-Europees regime met als doel de ordentelijke afwikkeling van banken en bepaalde beleggingsondernemingen die in moeilijkheden verkeren. Beoogd is te verzekeren dat deze afwikkeling efficiënt kan plaatsvinden, met zo min mogelijk kosten voor de belastingbetaler en de reële economie. De schrijvers geven op hoofdlijnen een beschrijving van de manier waarop het SRM zal gaan functioneren. Zij schetsen eerst het juridisch kader en gaan daarna kort in op hoe het huidige crisisinstrumentarium wordt aangevuld met de komst van de Europese regelgeving. Daarna gaan zij in op het toepassingsgebied van het SRM en geven zij een overzicht van de voorziene taakverdeling tussen de Europese afwikkelingsautoriteit (de Single Resolution Board) en de nationale afwikkelingsautoriteit (DNB). De grootste uitdaging waar het SRM in de beginperiode voor zal komen te staan ligt op het gebied van het verder uitwerken van de samenwerking tussen de SRB en de verschillende Europese en nationale instanties waar zij voor het goed functioneren van het SRM van afhankelijk is.

FRP 2015/119 - Sign. - Provisieverbod beleggingsondernemingen: Een blik terug en een blik vooruit (FR 2014, nr. 12, p. 502, mr. R.E. Labeur)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De schrijfster bespreekt het provisieverbod. Zij gaat eerst in op de totstandkomingsgeschiedenis en op het provisieverbod zoals we dat nu kennen. Vervolgens kijkt zij naar toekomstige ontwikkelingen. Het lijkt erop dat het Nederlandse provisieverbod in het kader van de MiFID II-implementatie zal moeten worden uitgebreid tot beleggingsdienstverlening aan professionele beleggers, in ieder geval voor zover het onafhankelijk advies en individueel vermogensbeheer betreft. Het is niet ondenkbaar dat de wetgever bij die wijziging van het provisieverbod ook een kennelijke onredelijkheidsnorm zal introduceren om ook provisies die rechtstreeks door de klant worden betaald enigszins aan banden te leggen. Het strikte provisieverbod voor beleggingsondernemingen is pas krap één jaar oud, maar versie 2.0 is alweer in aantocht.

FRP 2015/120 - Sign. - Het handhavingsregime onder MiFID II (FR 2014, nr. 12, p. 508, mr. A.A. van Gelder en mr. J. Dinant)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
In de zomer van 2014 is MiFID II gepubliceerd, welke richtlijn MiFID I in belangrijke mate herziet. De nieuwe regels moeten vanaf 2017 worden nageleefd. Tegelijk met MiFID II zal MiFIR in werking treden, een verordening die rechtstreeks in alle lidstaten van toepassing is. MiFID II en MiFIR zullen belangrijke gevolgen hebben voor marktpartijen en voor de financiële regelgeving in Nederland. De schrijvers geven een overzicht van enkele belangrijke wijzigingen die betrekking hebben op de bevoegdheden van de AFM onder MiFID II. Ze beschrijven op hoofdlijnen een aantal nieuwe bevoegdheden waar de AFM over komt te beschikken naast haar huidige bestuursrechtelijke bevoegdheden op grond van de Wft. Voor zij hierop ingaan, bespreken zij eerst de aanleiding voor en doelstellingen van MiFID II.

FRP 2015/121 - Sign. - Regeling integere bedrijfsvoering Wet toezicht trustkantoren 2014; nieuwe verplichtingen voor trustkantoren en de introductie van de auditfunctie (Sanctierecht & Compliance 2014, nr. 5/6, p. 201, 
dr. M.T. van der Wulp en mr. G.P. Roth)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 1 januari 2015 is de regeling integere bedrijfsvoering Wet toezicht trustkantoren 2014 (Rib Wtt 2014) in werking getreden. Met de regeling wordt beoogd een nieuw kader te schetsen voor integere bedrijfsvoering van trustkantoren. De Rib Wtt 2014 stelt hierbij niet alleen eisen aan de bedrijfsvoering, maar is ook gericht op de diensten die het trustkantoor verleent en de risico’s die hieraan zijn verbonden. Nu de Rib Wtt 2014 geen overgangsrecht bevat, zijn de verplichtingen uit deze regeling per 1 januari 2015 onverkort van toepassing geworden. De schrijvers behandelen welke verplichtingen de Rib Wtt 2014 heeft geïntroduceerd en welke bestaande verplichtingen zijn uitgebreid.

FRP 2015/122 - Sign. - De vierde witwasrichtlijn en haar gevolgen voor de Nederlandse trustsector (Sanctierecht & Compliance 2014, nr. 5/6, p. 205, mr. R.J. de Doelder en mr. dr. M.T. van der Wulp)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Vermoed wordt, dat de vierde witwasrichtlijn begin 2015 in werking zal treden. De inwerkingtreding van deze nieuwe richtlijn zal gevolgen hebben voor de wet- en regelgeving waaraan trustkantoren moeten voldoen. Het gaat hierbij met name om de Wwft, maar daarnaast moeten trustkantoren op grond van de Wtt en de Rib Wtt 2014 in hun bedrijfsvoering voorzien in procedures omtrent de naleving van de Wtt. Ook deze procedures zullen opnieuw tegen het licht gehouden moeten worden. De schrijvers zetten uiteen in hoeverre de vierde witwasrichtlijn voor de Nederlandse trustsector daadwerkelijk gevolgen zal hebben. Welke (nieuwe) verplichtingen brengt de inwerkingtreding met zich? Zij richten daarbij de focus op de trustsector.

FRP 2015/123 - Sign. - Trustkantoren en PEP’s: risico’s en mitigerende maatregelen (Sanctierecht & Compliance 2014, nr. 5/6, p. 210, mr. K.J. van Beekum)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Om haar rol adequaat te kunnen vervullen moet een trustkantoor kennis hebben van de cliënt en de uiteindelijke belanghebbende of ultimate beneficial owner (UBO), de structuur en haar doel. Het trustkantoor moet de reden van haar dienstverlening kennen en het trustkantoor zal mitigerende maatregelen moeten nemen om de risico’s verbonden aan die dienstverlening te kunnen beheersen. Daarbij moet het trustkantoor vanwege haar poortwachtersfunctie, uitdrukkelijk kijken naar het bredere spectrum van de integriteit. Dit komt naar voren bij cliënten of UBO’s die een inherent hoog risico met zich brengen doordat zij afkomstig zijn uit een land dat bekend staat als een hoog risicojurisdictie of omdat de cliënten of UBO’s zelf een bepaalde status hebben: politiek prominente personen of politically exposed persons (PEP). DNB heeft recent een onderzoek verricht naar de wijze waarop PEP’s uit hoog risicolanden door Nederlandse trustkantoren worden bediend. Naar aanleiding van dit onderzoek schetst de schrijver de risico’s verbonden aan PEP’s en de bijzondere rol die trustkantoren in dit kader vervullen.

FRP 2015/124 - Sign. - De sanctieregelgeving en trustkantoren – dilemma’s bij de naleving (Sanctierecht & Compliance 2014, nr. 5/6, p. 216, mr. drs. M.J. Bokkerink)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De Sanctiewet 1977 en de Sanctieverordeningen van de EU zijn absoluut. Zij moeten uitgevoerd worden. De EU Sanctieverordeningen richten zich tot elke persoon die onderdaan is van een EU-lidstaat en elke rechtspersoon die volgens het recht van een lidstaat is opgericht, ongeacht waar ter wereld zij zich bevindt of zaken doet. Overtreding is een economisch delict. Daarnaast staan financiële instellingen onder toezicht van de DNB en de AFM voor compliance met de SW en bijbehorende sanctieregelgeving. Zo vallen ook trustkantoren die zijn ingeschreven in het register van DNB voor al hun dienstverlening onder de sanctieregelgeving. Vraag is echter of trustkantoren bij al hun dienstverlening de sancties kunnen naleven. De schrijver zet uiteen dat hoewel trustkantoren de sanctieregelgeving moeten uitvoeren, het gezien sommige dienstverlening van trustkantoren en de diversiteit en complexiteit van de diverse sanctieregelingen, veel inspanningen van hen zal vergen om te beoordelen wanneer en hoe de sanctieregelgeving nageleefd moet worden.

FRP 2015/125 - Sign. - Trustkantoren, vennootschappen en hun eigenaren (Sanctierecht & Compliance, nr. 5/6, p. 221, mr. T.J. van Koningsveld en mr. R. Ceulen)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Recentelijk zijn twee nieuwe rapporten verschenen over de transparantie van rechtspersonen en de identiteit van de UBO: Transparency and Beneficial Ownership (oktober 2014) en Standard of the Regulation of Trust and Corporate Service Providers (gepubliceerd de Group of International Finance Centre Supervisors). De schrijvers bespreken een kernelement van deze rapporten, namelijk de vraag of het identificeren van de UBO haalbaar is en de vraag of in dit verband een productieve rol is weggelegd voor trustkantoren.

FRP 2015/127 - Sign. - Enkele strafprocessuele aspecten bij een nieuwe richtlijn marktmisbruik (Sanctierecht & Compliance 2014, nr. 4, p. 155, mr. M. Jurgens)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op 12 juni 2014 zijn de nieuwe Richtlijn Marktmisbruik en de verordening Marktmisbruik gepubliceerd (2014/57/EU en 596/2014). Met de nieuwe richtlijn is voor het eerst gebruik gemaakt van de bevoegdheid uit art. 83 lid 2 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat bepaald dat bij richtlijnen minimumvoorschriften kunnen worden vastgesteld met betrekking tot de bepaling van strafbare feiten en sancties. De schrijver bespreekt aan de hand van een beperkt aantal procesrechtelijke aspecten, met onder meer een verwijzing naar het Spector-Photo-arrest (HvJEG 23 december 2009, «JOR» 2010/70), de betekenis van de nieuwe richtlijn en verordening voor de rechtspraktijk. In dat kader bespreekt hij eerst de nieuwe verordening en richtlijn, waarna hij het Nederlands perspectief toelicht. Daarna gaat hij in op het Europese perspectief. Vervolgens gaat hij in op het weerlegbare bewijsvermoeden, de beperking van de mogelijkheid het bewijsvermoeden te weerleggen. Ten slotte gaat hij in op de strafrechtelijke sancties.

FRP 2015/128 - Sign. - Het voorspellen van de toekomst: een uitdaging bij het bestrijden van marktmisbruik (Sanctierecht & Compliance 2014, nr. 4, p.164, mr. P.D. Duyx)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Het hof van Justitie heeft op 28 juni 2012 (C-19/11) inzake koersgevoelige informatie bevestigd dat het mogelijk is dat een openbaarmakingsplicht voor instellingen ook geldt voor bepaalde tussenstappen in een proces. Deze tussenstappen gaan over het realiseren van toekomstige situaties of gebeurtenissen. Indien het reëel is dat zo’n situatie of gebeurtenis wordt gerealiseerd en aan de overige voorwaarden van koersgevoelige informatie is voldaan, dan geldt een openbaarmakingsplicht voor instellingen en een transactieverbod voor insiders. De schrijver analyseert de simultane verplichting tot handelen en het verbod om toe handelen. Dit samengaan leidt zijns inziens tot onwenselijke consequenties. De schrijver doet een aantal aanbevelingen.

FRP 2015/129 - Sign. - De Ontwerpregeling ter bescherming van derivatenbeleggers tegen faillissement van de tussenpersoon nader beschouwd (O&F 2014, nr. 4, .11, mr. E.W. Kuijper)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De schrijver bespreekt het consultatiedocument voor een ontwerpregeling voor de bescherming van derivatenbeleggers, welke regeling zal worden opgenomen in de Wijzigingswet financiële markten 2016. Het voorstel beoogt beleggers die handelen in derivaten via een bank, beleggingsonderneming of clearinginstelling, te beschermen tegen intermediary risk. De schrijver geeft achtergrondinformatie over derivaten, schetst de aanleiding voor de ontwerpregeling en haar essentie en bespreekt vervolgens de belangrijke onderdelen uit de ontwerpregelingen. Hoewel de schrijver de potentie onderschrijft van een afgescheiden vermogen als mechanisme om de vereiste bescherming te realiseren, betwijfelt hij de effectiviteit van de voorgestelde regeling. Specifieke aandachtspunten zijn dat invoering van de ontwerpregeling in de Wge verwarring kan veroorzaken, dat de reikwijdte niet helder is afgebakend, dat de rechtsgevolgen van het aanmerken van het derivatenvermogen als afgescheiden vaag zijn en dat het de vraag is of het voorgestelde derivatenvermogen ook uitkomst biedt ten aanzien van gestelde zekerheden.

FRP 2015/130 - Sign. - Crowdfunding, mede mogelijk gemaakt door de wetgever? (O&F 2014, nr.4, p. 38, J.M. van Poelgeest)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Crowdfunding is een steeds belangrijker manier geworden om bedrijven te financieren en om consumenten van kredietmogelijkheden te voorzien. Er is niet een juridisch kader voor crowdfunding, nu dit afhankelijk is van de manier waarop de crowdfunding is vormgegeven; welke opzet en welk platform worden gebruikt. De schrijfster bespreekt de verschillende vormen van crowdfunding en de bijbehorende regels. Zij gaat daarbij in op Europese en nationale ontwikkelingen. Naar oordeel van de schrijfster is het hoog tijd dat een duidelijk kader wordt gecreëerd voor crowdfunding, zodat het speelveld kenbaar is voor toezichthouders en marktpartijen. Een Europees kader heeft haar voorkeur, nu crowdfunding online plaatsvindt en grensoverschrijdend kan werken. Ze doet een aantal suggesties.

FRP 2015/131 - Sign. - Het beloningsbeleid van financiële ondernemingen: van een governancevraagstuk naar een bonuscap (TvOB 2014, nr. 5, p. 164, mr. T.C.A. Dijkhuizen MPhil)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
In twee delen bespreekt de schrijver het beloningsbeleid van financiële ondernemingen. Eerder heeft hij de ontwikkelingen op het gebied van het beloningsbeleid tot 2011 besproken. In dit tweede deel bespreekt hij het regulatoire kader dat is ontstaan na de introductie van de Capital Requirements Directive III. Ook staat hij stil bij de actuele wetgevingsinitiatieven. Er zijn twee trends zichtbaar bij de aanpak van de beloningsproblematiek. De eerste is dat de focus van de regelgeving lijkt te verschuiven van beloningsgovernance naar de inhoudelijke vormgeving van het beloningsbeleid. De tweede trend is dat wordt gekozen voor formele wet- en regelgeving in plaats van zelfregulering.

FRP 2015/132 - Sign. - Enige opmerkingen over overdrachtsbeperkingen en selling restritions naar aanleiding van HR 21 maart 2014 (Coface/Intergamma) (Ondernemingsrecht 2015, 2, mr. V.P.G. de Serrière)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Aan de hand van recente arresten van de Hoge Raad bespreekt de schrijver niet-overdraagbaarheidsbedingen met betrekking tot vorderingen, in het bijzonder in met het oog op de huidige eisen en verlangens van de financiële sector en de wens alternatieve financieringen aan te boren. Wat zijn de voor- en nadelen van goederenrechtelijke werking van niet-overdraagbaarheidsbedingen? De schrijver gaat bovendien in op de vermogensrechtelijke betekenis van selling restrictions in de context van aanbiedingen van effecten. Hij concludeert dat het aan te bevelen is het burgerrechtelijke regime voor niet-overdraagbaarheidsbedingen minder restrictief te maken, zodat het eenvoudiger wordt om in het bijzonder handelsvorderingen in te zetten voor het aantrekken van bedrijfsfinancieringen.

FRP 2015/133 - Sign. - Van ESA’s, SSM en SRM: rechtsbescherming in een labyrint van Europese regels voor het financiële toezicht (Ondernemingsrecht 2015, 3, mr. B.J. Drijber en mr. A. van Toor)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De schrijvers geven een schets van de complexe Europese toezichtstructuren die zijn ingevoerd naar aanleiding van de bankencrisis. Banken hebben niet alleen meer te maken met nationale toezichthouders, maar ook met de European Supervisory Authorities (ESA’s) en , in toenemende mate, de ECB. Bovendien zijn de toezichtmaatregelen die deze toezichthouders kunnen nemen, ingrijpender geworden. Dit roept de vraag op of daartegen een effectieve rechtsbescherming mogelijk is voor banken. De schrijvers onderzoeken deze vraag. Daarbij bespreken zij eerst hoe de rechtsbescherming tegen de handelingen van de ESA’s is geregeld, waarna het Single Supervisory Mechanism (SSM) aan de orde komt en tegen welke handelingen van de ECB en op welk niveau rechtsbescherming openstaat. Daarna gaan zij in op de rechtsbescherming in het Single Resolution Mechanism (SRM). Afhankelijk van wie uiteindelijk het besluit neemt, zal een bank terecht kunnen bij de Europese of nationale rechter. Of in alle gevallen sprake zal zijn van effectieve rechtsbescherming, betwijfelen zij.

FRP 2015/134 - Sign. - Het FTK en de Nationale Pensioendialoog. Of: hoe alles met elkaar samenhangt (Ondernemingsrecht 2014, 138, prof. mr. R.H. Maatman)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Het vertrouwen in het pensioenstelsel moet worden versterkt door een nieuw solvabiliteitskader voor pensioenfondsen en door een algehele herziening van het pensioenstelsel. Met het oog daarop is het wetsvoorstel tot aanpassing van het financieel toetsingskader aanhangig. Doelstelling van het voorstel is het creëren van een nieuw solvabiliteitskader voor pensioenfondsen en het reduceren van systeemrisico’s. Ook wordt de Nationale Pensioendialoog gevoerd, een door de regering verordonneerde brede maatschappelijke discussie die aan het begin van dit jaar moet uitmonden in een samenhangende regeringsnota. De schrijver vat het nieuwe financieel toetsingskader samen en voorziet dit van commentaar. Vervolgens bespreekt hij drie wezenlijke punten die aan de orde moeten komen in de pensioendialoog.

FRP 2015/135 - Sign. - ‘Freaky Thursday’ voor accountants – veranderingen in de wet- en regelgeving voor de accountantssector aangekondigd (Ondernemingsrecht 2014, 139, mr. S. Hijink)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Op donderdag 25 september 2014 verschenen drie belangwekkende rapporten over de (toekomst van) de accountantssector: het onderzoeksrapport ‘In het publiek belang. Maatregelen ter verbetering van de kwaliteit en onafhankelijkheid van de accountantscontrole’ van de Werkgroep Toekomst accountantsberoep, het AFM-rapport ‘Uitkomsten onderzoek kwaliteit wettelijke controles Big 4-accountantsorganisaties en de door de Erasmus School of Law uitgevoerde evaluatie van de Wet toezicht accountantsorganisaties ‘Bouwen aan vertrouwen’. De schrijver staat kort stil bij de belangrijkste conclusies van, met name, de eerste twee rapporten. Vervolgens plaatst hij enige kanttekeningen bij de (opzet van) de rapportages en becommentarieert hij enkele van de – op onderdelen verstrekkende – voorstellen en conclusies.

FRP 2015/136 - Sign. - De Wijzigingswet financiële markten 2015: een nieuwe regeling voor de concernfinancieringsmaatschappij (Ondernemingsrecht 2014, 140, mr. K. Lieverse)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
De Wijzigingswet financiële markten 2015 geeft een nieuwe regeling voor de zogenaamde concernfinancieringsmaatschappij, een onderneming die onderdeel uitmaakt van een concern en die technisch kwalificeert als kredietinstelling. De concernfinancieringsmaatschappij heeft ondanks deze kwalificatie geen vergunning nodig en valt niet onder het prudentieel toezicht, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. De Wijzigingswet scherpt deze voorwaarden aan. Daarnaast worden concernfinancieringsmaatschappijen die deel uitmaken van een bankengroep uitgesloten, tenzij sprake is van Europees of ander adequaat bankentoezicht. De schrijfster bespreekt de nieuwe regeling.

FRP 2015/137 - Sign. - Het (nieuwe) Europese bankentoezicht en de uitdagingen in een gemengde rechtsorde (SEW 2015, nr. 1, p. 4, mr. L. 
Wissink)

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Het Europees toezichtlandschap voor banken is de laatste jaren sterk veranderd. De schrijver bespreekt deze ontwikkelingen in Europa en specifiek het bankentoezicht in de eurozone. Met het recentelijk ingevoerde Single Supervisory Mechanism moet het toezicht beter aan gaan sluiten op de sector. Het is echter de vraag of de gecreëerde complexe vormgeving van het bankentoezicht binnen Europa geen afbreuk doet aan de effectiviteit van het toezicht. De schrijver onderzoekt of dit het geval is. Daarbij gaat hij eerst in op de ontwikkelingen in de afgelopen jaren, de rol van de European Banking Authority (EBA) en hoe de EBA zich verhoudt tot het SSM. Ook bespreekt hij de problematiek rondom de zogenaamde gemengde rechtsorde. Daarna gaat hij dieper in op het SSM en het effect van de vormgeving daarvan op de effectiviteit van het toezicht, waarbij hij achtereenvolgens de bevoegdheden, het toepasselijke recht, de rechtsbescherming, de onafhankelijkheid en het afleggen van verantwoording bespreekt.

FRP 2015/141 - Sign. - Feedback met betrekking tot de centrale clearing van contant vereffende termijncontracten

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015
Naar aanleiding van de consultatie over de clearingverplichting voor contant vereffende termijncontracten (non-deliverable forwards of NDF’s), die de ESMA onder EMIR moest uitvoeren, heeft de ESMA een feedback statement gepubliceerd. Onder EMIR is ESMA verplicht technische standaarden op te stellen met betrekking tot de clearingverplichting van verschillende derivaten. ESMA heeft besloten vooralsnog geen clearingverplichting voor te stellen met betrekking tot NDF’s. Naar haar oordeel is nog enige tijd vereist om passende oplossingen te vinden voor de belangrijkste vragen die naar aanleiding van de consultatie dienen te worden beantwoord.

FRP 2015/142 - Art. - Helpt gedeeltelijke terugkeer van provisie de consument met (voorzienbare) betalingsachterstanden op zijn hypotheek?

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015 geschreven door Brand, Mr. J.B.
De op 1 januari 2015 in werking getreden uitzondering op het provisieverbod biedt consumenten met (voorzienbare) betalingsachterstanden op hun hypotheek weer de mogelijkheid van een gratis advies bij zowel de aanbieder als bij een tussenpersoon. De nieuwe wettelijke norm en de nadere eisen van de toezichthouder leveren echter nog vragen en praktische bezwaren op.

FRP 2015/143 - Art. - De sanctieregelgeving – knelpunten in de praktijk

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015 geschreven door Bökkerink, Mr. Drs. M.J.
De Sanctiewet 1977 (Sanctiewet) en de Regeling Toezicht Sanctiewet 1977 (RTSW) lijken op het eerste gezicht eenvoudige wet- en regelgeving. Soms wordt deze regelgeving voor financiële instellingen uitgelegd als niet meer dan het controleren van het klantenbestand tegen de personen en entiteiten op de diverse sanctielijsten. Maar dat is een verkeerd beeld.

FRP 2015/144 - Art. - Informatiestromen bij resolutie

Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015 geschreven door Kuile, Ter LL.M, Dr. G.
De tweede pijler van de bankenunie, het Single Resolution Mechanism, krijgt gestaag gestalte. De nationale resolutie-autoriteiten en de Europese, het Single Resolution Board, schrijven vanaf 2015 plannen om wanneer nodig banken ‘in resolutie’ te plaatsen. Bij het opstellen van deze resolutieplannen beoordelen de resolutie-autoriteiten of een bank ‘afwikkelbaar’ is en slechten zij potentiële belemmeringen voor deze afwikkelbaarheid. Hiertoe is informatie van de banken vereist.