FRP 2015/86 - Sign. - Verbindendverklaring DSB-compensatieregeling (Hof Amsterdam 4 november 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4560, «JOR» 2015/10, m.nt. prof. mr. I.N. Tzankova, tevens behorend bij «JOR» 2015/9)
Aflevering 1, gepubliceerd op 21-04-2015 Het verzoek tot verbindendverklaring van de aangepaste overeenkomst voldoet aan de daaraan te stellen eisen en er zijn geen gronden aangevoerd of gebleken die tot afwijzing van het verzoek of tot nadere wijziging van de overeenkomst moeten leiden. Daarbij merkt het hof op dat de aard van een WCAM-overeenkomst als de onderhavige meebrengt dat onontkoombaar is dat niet in elk individueel geval een bevredigend resultaat wordt bereikt. Deze specifieke overeenkomst noodzaakt verder tot een zekere mate van inspanning van de zijde van de klanten (als het gaat om het insturen van stukken en het invullen van formulieren), doch ook dat is onvermijdelijk. Het alternatief voor de regeling, het voeren van een gerechtelijke procedure, is doorgaans kostbaar, terwijl een dergelijke procedure vaak een lange duur heeft en de uitkomst onzeker is. Dat de schendingen van de zorgplicht door DSB Bank structureel van karakter waren, maakt dat niet anders. De aangepaste overeenkomst, in haar geheel bezien, biedt aan klanten een relatief eenvoudige, snelle, goedkope en risicoloze weg om een redelijke compensatie te verkrijgen. Ook de klanten die reeds eerder (in het kader van het Akkoord op Hoofdlijnen) aanspraak hebben gemaakt op compensatie zullen, zo hebben verzoekers toegezegd, (alsnog) een compensatie verkrijgen die is berekend aan de hand van de aangepaste overeenkomst. Nu verzoekers zich hebben verbonden om, als de aangepaste overeenkomst verbindend zou worden verklaard, geen cassatie in te stellen moet het ervoor worden gehouden dat de verbindendverklaring vanaf heden onherroepelijk is. Het hof bepaalt de opt-outtermijn, conform het verzoek van verweerders, op zes maanden na de in art. 1017 lid 2 Rv bedoelde aankondiging van deze beschikking. Aldus hebben de klanten een redelijke termijn om zich een beeld te vormen van de consequenties die de compensatieregeling in hun geval heeft en kunnen zij tot een weloverwogen besluit komen om al dan niet een opt-outverklaring af te leggen. Het bezwaar van verzoekers tegen verdere vertraging weegt daartegenover onvoldoende zwaar. Verzoekers dienen kennis te geven van deze beschikking en dienen deze beschikking op door het hof bepaalde wijze aan te kondigen.