Aflevering 2

Gepubliceerd op 13 juni 2015

WetgevingsoverzichtBijgewerkt op: 04-09-2024

FRP 2015/147 - Sign. - Wet toezicht kredietunies aangenomen door Eerste Kamer (KST I 2014 – 2015, 33949)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Op 28 april 2015 heeft de Eerste Kamer het Wetsvoorstel toezicht kredietunies aangenomen. Deze wet moet heldere kaders scheppen waarbinnen kredietunies in Nederland kunnen worden opgericht en werkzaam zijn. Een kredietunie is een coöperatie waarvan de leden op grond van hun beroep of bedrijf zijn toegelaten tot het lidmaatschap van de coöperatie, die haar bedrijf maakt van het bij haar leden aantrekken van opvorderbare gelden en van het voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen aan haar leden ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsuitoefening van die leden. Met de wet moeten nieuwe initiatieven met betrekking tot ondernemingsfinanciering, in het bijzonder voor het MKB, de ruimte krijgen.

FRP 2015/148 - Sign. - Wetsvoorstel uitvoeringswet verordening bankentoezicht aangenomen door Eerste Kamer (Stb. 2015, 184)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Op 28 april 2015 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel voor de uitvoeringswet verordening bankentoezicht aangenomen. In het wetsvoorstel wordt in de noodzakelijke wijzigingen voorzien van de Wft ter uitvoering van de Verordening Bankentoezicht (1024/2013/EU), waarin aan de ECB specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen. Met de verordening is het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme (SSM) geïntroduceerd, dat bestaat uit de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten. Het SSM moet zorgen voor een coherente en doeltreffende toepassing en uitvoering van Uniebeleid en –wetgeving op het gebied van bankentoezicht. Daarnaast zal het moeten leiden tot een zo hoogwaardig mogelijk toezicht op de banken in alle betrokken lidstaten. De wet is op 12 juni 2015 in werking getreden.

FRP 2015/149 - Sign. - Goedkeuring overeenkomst overdracht en mutualisatie bijdragen gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (34155)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Op 17 februari 2015 is het voorstel voor de goedkeuringswet overdracht en mutualisatie bijdragen gemeenschappelijk afwikkelingsfonds ingediend bij de Tweede Kamer. Ter uitvoering van de regels uit de BRRD (2014/59/EU) over herstel en afwikkeling van instellingen die in onomkeerbare problemen verkeren, is voor de eurozone een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme (SRM) opgericht. Het SRM heeft zijn grondslag in twee instrumenten, de SRM-verordening (806/2014/EU) en de Overeenkomst betreffende de overdracht en mutualisatie van de bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds (Trb. 2014, 146). De onderhavige wet dient tot goedkeuring van deze overeenkomst. Inmiddels heeft de Tweede Kamer het voorstel aangenomen.

FRP 2015/150 - Sign. - Minister informeert Tweede Kamer over raad van toezicht AFM

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De AFM, de raad van toezicht van de AFM en het ministerie van Financiën hebben maatregelen uitgewerkt voor de verdere professionalisering van het interne toezicht door de raad van toezicht. De regels voor nevenactiviteiten en financiële privébelangen voor leden van de raad van toezicht zijn aangescherpt en worden vastgelegd in de statuten. De rol en positie van de compliance officer is versterkt. Dat hebben de AFM en het ministerie 21 april 2014 bekendgemaakt. Minister Dijsselbloem heeft de Tweede Kamer hierover per brief geïnformeerd. De AFM en de raad van toezicht hebben, in nauwe samenspraak met Financiën, maatregelen opgesteld ter versterking van gedrag en cultuur binnen de raad van toezicht. De minister en de AFM hebben hierbij invulling gegeven aan aanbevelingen uit het rapport ‘Raad van Toezicht Autoriteit Financiële Markten (AFM); Compliance en integriteit herijkt’. De maatregelen moeten bijdragen aan de verdere professionalisering van het interne toezicht binnen de AFM. De waarnemend voorzitter van de raad van toezicht van de AFM heeft aangegeven dat de aandacht nu wordt gericht op de vervulling van de openstaande vacatures. Voor de zomer verwacht men nieuwe leden, onder wie de voorzitter, te kunnen presenteren.

FRP 2015/151 - Sign. - Brief Minister aan Tweede Kamer over crowdfunding

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Minister Dijsselbloem van Financiën wil crowdfunding meer ruimte bieden. Daarom neemt hij knelpunten weg die de groei belemmeren van deze rechtstreekse financiering van ondernemingen door het publiek. Dijsselbloem heeft hier op 31 maart 2015 een brief over gestuurd naar de Tweede Kamer.

FRP 2015/152 - Sign. - Advies over hypotheken verbeterd, advieskwaliteit arbeidsongeschiktheidsverzekeringen blijft achter

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Er is een aanzienlijk verschil tussen de kwaliteit van adviezen over hypotheken en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen. De kwaliteit van advies over hypotheken is gemiddeld goed. Bij advies over arbeidsongeschiktheidsverzekeringen aan zelfstandigen gaan adviseurs nog te vaak onzorgvuldig te werk. Dit blijkt uit een marktbreed onderzoek dat de AFM in 2014 heeft verricht naar de kwaliteit van advies en dat zij op 23 april jl. op haar website heeft gepubliceerd. De uitkomsten van dit onderzoek doen vermoeden dat de algemene lessen over advies uit leidraden en andere publicaties, niet worden doorgetrokken naar andere adviezen. De tegenvallende kwaliteit van advies over arbeidsongeschiktheidsverzekeringen heeft deels te maken met slechte vastlegging door adviseurs. Hoewel adviseurs vaak over meer relevante informatie beschikken dan zij in het dossier vastleggen, is dit in de meeste gevallen te weinig om tot een zorgvuldig advies te komen. De AFM gaat gerichte acties ondernemen om de kwaliteit van advies over arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen te verhogen.

FRP 2015/153 - Sign. - Interview Gerben Everts

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Gerben Everts, bestuurslid van de AFM, heeft in een interview met het VBA Journaal aandacht gevraagd voor het belang van goede transparantie en goed advies. Hij ging daarbij in op de prospectusplicht, het provisieverbod en de rol van de AFM daarbij. Ook gaf hij aan dat het op de weg ligt van accountants om de aangereikte informatie kritisch en onafhankelijk te toetsen. Hij concludeert dat bestaande incentives onvoldoende op kwaliteit staan afgesteld. De hervormingen waaraan de sector zich heeft verbonden om de kwaliteit van controles te verbeteren zijn dan ook cruciaal voor het behoud van de ‘license to operate’ van accountants. Tot slot ging hij in op de geschiktheidstoets waaraan bestuurders en commissarissen in de financiële sector zijn onderworpen, een belangrijk hulpmiddel om de toon aan de top en de aandacht voor integere en beheerste bedrijfsvoering scherp te krijgen. Ook komt kort de recente rechterlijke uitspraak over binaire opties aan de orde (Rb. Rotterdam 16 januari 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:174, zie nr. 230.

FRP 2015/154 - Sign. - Handvatten inventarisatie klantinformatie en risicobereidheid beleggers

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De AFM biedt beleggingsondernemingen een handreikingsdossier waarin zij een aantal best practices heeft gebundeld. Hiermee wil de AFM handvatten bieden bij het verder optimaliseren van de beleggingsdienstverlening. De AFM komt tegemoet aan de behoefte bij beleggingsondernemingen aan meer ondersteuning bij het verbeteren van de kwaliteit van beleggingsdienstverlening. In 2013 heeft de AFM een marktbreed onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van beleggingsdienstverlening, waaruit is gebleken dat de kwaliteit van de beleggingsdienstverlening van beleggingsondernemingen nog niet altijd optimaal is.

FRP 2015/155 - Sign. - Beoordelingskader klantbelang centraal voor deposito’s

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De AFM heeft op 16 april 2015 haar beoordelingskader gepubliceerd voor aanbieders van deposito’s. Hierin staat een aantal aandachtspunten die vooral zien op het meer centraal stellen van het klantbelang. Punten waar de AFM bijzondere aandacht voor vraagt zijn de wijze van boeteberekening bij het voortijdig opnemen van het tegoed en specifieke situaties waarbij deze boete in rekening wordt gebracht. De AFM wijst erop dat bij onvoorziene en impactvolle gebeurtenissen, hun tegoeden kosteloos of tegen beperkte kosten moeten kunnen opnemen.

FRP 2015/156 - Sign. - Meer kans op fouten pensioenuitvoering bij complexe pensioenregeling

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De complexiteit van pensioenregelingen maakt deze moeilijk uit te voeren, daardoor vaak duur en niet goed uit te leggen aan deelnemers. Ook wordt de kans op fouten in de pensioenuitvoering groter. Bij het ABP ontstond onlangs bijvoorbeeld onduidelijkheid over het doorbetalen van de aanvulling AOW-partnertoeslag. Dit zorgde, mede door de late en verwarrende communicatie hierover, voor onrust onder deelnemers. De AFM pleit daarom voor meer eenvoud in pensioenregelingen, waardoor deze beter uitvoerbaar, uitlegbaar en kosteneffi-ciënter worden. Daarnaast is het belangrijk dat deelnemers duidelijk, evenwichtig en tijdig op de hoogte worden gesteld van wijzigingen, zodat zij weten wat hen te wachten staat en zij zich daar op kunnen voorbereiden. Dit is zeker het geval wanneer er directe financiële gevolgen zijn voor verschillende groepen deelnemers. Met de invoering van de nieuwe Wet Pensioencommunicatie moet alle communicatie tussen pensioenuitvoerder en deelnemers voldoen aan deze algemene eisen.

FRP 2015/157 - Sign. - Jaarverslag 2014

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Op 9 april 2015 heeft de AFM haar jaarverslag over 2014 gepresenteerd. Het jaarverslag biedt per thema (aandachtsgebied) een overzicht van wat de AFM in 2014 heeft gedaan om haar doelstellingen te realiseren en wat hier de effecten van waren. 2014 laat een verbetering richting eerlijke en transparante markten zien.

FRP 2015/158 - Sign. - Voortgang herbeoordeling rente-derivaten MKB valt tegen

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Zes banken moeten ongeveer 17.600 rentederivaten, die lopen bij 14.316 MKB-ondernemingen, herbeoordelen om te zien of de dienstverlening passend en zorgvuldig is geweest. Ze hadden op 31 december 2014 55% van de dossiers van kwetsbare klantgroepen herbeoordeeld en ongeveer 15% van het totaal. De AFM vindt dat banken verder hadden moeten en kunnen zijn. De vertraging is opgelopen omdat de kwaliteit aanvankelijk te wensen overliet. Na bijsturing door de AFM is kwaliteit over het algemeen voldoende. Het aantal afgeronde herbeoordelingen waarover banken bevindingen hebben gerapporteerd, is nog beperkt. Daarom vindt de AFM het te vroeg om conclusies te trekken over de uitkomsten. De AFM heeft de belangrijkste wettelijke normen die de banken bij de herbeoordeling moeten toepassen, toegelicht in haar leidraad ‘aanbevelingen rentederivatendienstverlening’. Banken moeten indien nodig oplossingen bieden aan klanten. De uitkomsten van de herbeoordeling door banken vormen de basis daarvoor.

FRP 2015/159 - Sign. - Uitkomst onderzoek DNB en AFM naar vermogensbeheerkosten pensioenfondsen

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
DNB en de AFM hebben samen onderzoek gedaan naar de gerapporteerde vermogensbeheerkosten van pensioenfondsen. De uitkomsten daarvan zijn op 31 maart 2015 gepubliceerd. Pensioenfondsen hebben in 2014 veel beter over die kosten gerapporteerd dan in 2013. De rapportage is op onderdelen echter nog voor verbetering vatbaar. DNB en de AFM verwachten dat pensioenfondsen hun kostenrapportages toetsen op juistheid en volledigheid en eventuele aanpassingen ook doorvoeren in het jaarverslag. Ook vinden DNB en de AFM dat pensioenfondsen de vermogensbeheerder(s) jaarlijks zouden moeten evalueren, onder meer op de kosten van de dienstverlening. Meer informatie hierover is te vinden in de ‘Guidance uitbesteding door pensioenfondsen’ op Open Boek Toezicht van DNB.

FRP 2015/160 - Sign. - Belangrijke laatste stappen naar een passende volmachtsbeloning

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Sinds 1 januari 2012 is de norm voor passende volmachtbeloning van kracht. Die moet voorkomen dat gevolmachtigd agenten zich laten sturen door de beloning van verzekeraars bij de verkoop van verzekeringspolissen aan consumenten, zzp’ers en zakelijke klanten. Ook moet de norm een zogenaamd waterbedeffect tegengaan als gevolg van het bonus- en provisieverbod. De AFM is voorstander van een nominale beloning omdat deze, in tegenstelling tot een waarde gerelateerde beloning, een duidelijke relatie legt tussen de beloning en de werkzaamheden. Dit verkleint het risico op een niet-passende beloning. De AFM roept alle partijen op in de volmachtmarkt het nominale beloningsmodel over te nemen en rekent erop dat binnen afzienbare termijn de gehele markt volgens dit model zal werken. Zij zal de voortgang van de implementatie van het model nauwlettend volgen.

FRP 2015/161 - Sign. - Coco’s niet geschikt voor particuliere beleggers

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De AFM acht contingent convertible obligaties, ook wel coco’s, niet geschikt voor het overgrote deel van de particuliere beleggers omdat zij kenmerken en risico’s hebben die moeilijk te begrijpen zijn. Beleggers kunnen hun inleg verliezen en het is mogelijk dat de belegger (tijdelijk) geen rente ontvangt. Bovendien zal de particuliere belegger een eventuele prijsdaling waarschijnlijk als laatste opmerken, met als gevolg dat hij een groot deel van zijn inleg verliest. Daarom is het onwenselijk als banken en beleggingsondernemingen deze producten zonder advies aanbieden en verkopen aan particuliere beleggers.

FRP 2015/162 - Sign. - Betere communicatie nodig bij bijzonder beheer

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De AFM heeft een verkennend onderzoek gedaan bij de bijzonder beheerafdelingen van banken, die kredieten voor het midden- en kleinbedrijf behandelen. Uit deze verkenning komen geen aanwijzingen naar voren dat banken mkb’ers in bijzonder beheer structureel benadelen. Wel schiet de informatie over het bijzonder beheertraject van banken vaak tekort, waardoor ondernemers onvoldoende weten wat hen te wachten staat. Het is mkb’ers niet altijd duidelijk hoe een bank rekening houdt met hun belangen bij het nemen van maatregelen. De verwachtingen van de klant en de bank over het doel van bijzonder beheer lopen uiteen. Aanleiding voor de verkenning waren de vele signalen die de AFM van ondernemers heeft ontvangen. Zij zijn ontevreden over de overdracht naar bijzonder beheer, de maatregelen die bijzonder beheer neemt, de manier waarop ze worden benaderd en de mate waarin de bank bereid is financiering te (blijven) verstrekken, zo blijkt uit deze meldingen.

FRP 2015/163 - Sign. - Rapport effect standaardproducten op keuzegedrag

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De AFM heeft op 13 maart 2015 op verzoek van de minister van Financiën onderzoek gedaan naar het effect van financiële standaardproducten op het keuzegedrag van consumenten. Op basis van de resultaten ziet de AFM weinig reden om aan te nemen dat standaardproducten het vergelijkingsgedrag van consumenten bevorderen. Onder bepaalde voorwaarden kunnen standaardproducten wel keuzes sturen in maatschappelijk gewenste richting of onderconsumptie tegengaan. Voor verder inzicht in de effectiviteit van standaardproducten is aanvullend onderzoek noodzakelijk.

FRP 2015/164 - Sign. - Nazorg beleggingsverzekeringen: meer consumenten bereikt door verzekeraars

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De AFM ziet bij de meeste verzekeraars in het tweede halfjaar van 2014 een duidelijke verbetering in het bereiken van consumenten met een beleggingsverzekering, zo blijkt uit het Rapport Nazorg beleggingsverzekering dat de AFM op 9 maart 2015 heeft gepubliceerd. De meeste verzekeraars hebben een aanzienlijke vooruitgang geboekt in het vinden van een oplossing voor klanten met een niet opbouwende beleggingsverzekering. Daarnaast hebben zij goede voortgang gemaakt met het activeren van klanten met een hypotheekgebonden beleggingsverzekering. Nu moeten zij ook aan de slag met het activeren van klanten met pensioengebonden beleggingsverzekeringen. Onder activeren verstaat de AFM het aanzetten tot en ondersteunen van klanten, zodat zij inzicht krijgen in het mogelijke verschil tussen de verwachte eindwaarde van de polis en het doelkapitaal, overzicht krijgen van hun verbetermogelijkheden en, indien nodig, stappen ondernemen om hun situatie te verbeteren.

FRP 2015/165 - Sign. - Toezichtactiviteiten 2015

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De AFM heeft woensdag 4 maart de nadere invulling van haar plannen voor 2015 gepubliceerd. Per toezichtthema geeft de toezichthouder aan welke concrete activiteiten ze zal uitvoeren, wat de beoogde resultaten zijn en wat de planning is. Op 13 januari heeft de AFM reeds haar agenda bekend gemaakt, waarin op hoofdlijnen de speerpunten voor dit jaar staan. Met beide publicaties wil de AFM bijdragen aan meer transparantie over haar toezicht en de prioriteiten die ze daarin stelt. Dit jaar kent negen toezichtthema’s, die gelijk zijn gebleven aan de thema’s uit 2014. Dit zijn klantbelang centraal; kwaliteit financiële dienstverlening; vermogensopbouw; zakelijke dienstverlening; pensioentransparantie; governance, verslaggeving en accountantscontrole; eerlijke en efficiënte effectenmarkten, stabiliteit financiële stelsels en afname financiële criminaliteit. Op de thema’s financiële dienstverlening aan zakelijke partijen, accountantsorganisaties en kapitaalmarkten zet de AFM extra in. Ook besteedt de AFM bijzondere aandacht aan de brede onderwerpen zoals technologische ontwikkelingen, inzicht in consumentengedrag en ‘gedrag en cultuur’.

FRP 2015/166 - Sign. - Beter inzicht in kosten beleggingen door provisieverbod

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Door het provisieverbod zijn de kosten van beleggingsdienstverlening zichtbaar voor de klant nu deze direct worden betaald. Particuliere beleggers zijn sinds de invoering vaker op de hoogte van deze kosten. Ook is het nu gemakkelijker om kosten van beleggingsdienstverlening te vergelijken. Dat blijkt uit marktonderzoek dat in opdracht van de AFM is uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn neergelegd in de Consumentenmonitor 2014. Sinds de invoering van het provisieverbod zeggen meer beleggers informatie te hebben gezien over de kosten van beleggingsdienstverlening.

FRP 2015/167 - Sign. - DNB biedt meer transparantie met publicatie kerncijfers banken

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Conform haar voornemen in de Visie op Toezicht 2014-2018, vraagt DNB elke bank in te stemmen met het publiceren van een geselecteerde set kerncijfers van deze bank op de website van DNB. Dit draagt bij aan meer transparantie en daarmee aan meer vertrouwen in de financiële sector. Het publiceren van de cijfers kan alleen met instemming van de banken. Daarom krijgt elke bank begin mei een brief met het verzoek aan de directie om hiermee akkoord te gaan. DNB verwacht voor eind juni een reactie. DNB vertrouwt erop dat banken positief reageren, temeer nu het voorstel voor publicatie tot stand is gekomen in nauw overleg met de NVB en verschillende banken.

FRP 2015/168 - Sign. - Beoordelingskader IT-complexiteit

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Financiële instellingen kunnen hun dienstverlening verbeteren door vermindering van de complexiteit in de IT-omgeving. In 2014 heeft DNB daarom een beoordelingskader ontwikkeld, waarmee financiële instellingen de complexiteit van de IT-omgeving kunnen identificeren en de beheersing kunnen beoordelen. Dit beoordelingskader is onder andere ontwikkeld op basis van bevindingen uit eerdere themaonderzoeken. Meerdere pilots zijn uitgevoerd bij uiteenlopende instellingen om het beoordelingskader te toetsen. Inmiddels is het klaar voor gebruik en gepubliceerd in Open Boek Toezicht. Het beoordelingskader is primair bedoeld voor verzekeraars en pensioenfondsen. Voor banken geldt een Europees beoordelingskader waarin veel vergelijkbare vragen worden gesteld.

FRP 2015/169 - Sign. - Implementatie EBA-richtsnoeren voor funding plans

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
DNB implementeert de EBA-richtsnoeren voor funding plans in de reguliere rapportagevereisten voor de zeven Nederlandse significante banken. Op 19 juni 2014 presenteerde EBA de richtsnoeren (EBA/GL/2014/04) voor geharmoniseerde definities en sjablonen voor funding plans. Dit in het kader van aanbeveling A4 (ECSR/2012/2) van het Europees Comité voor Systeemrisico’s. Deze richtsnoeren zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat het toezicht op en de beoordeling van funding plans in de Unie consistent en efficiënt plaatsvindt. De sjablonen gaan uit van prognoses voor de balans, specifieke financieringsafhankelijkheden, prijsstelling, valutamismatches en herstructurering voor een periode van drie jaar. EBA bepaalde dat de gegevens moeten worden opgevraagd bij instellingen die samen minstens 75% van het balanstotaal van het bankwezen uitmaken. DNB heeft besloten om vanaf medio 2015 de EBA-richtsnoeren voor funding plans te implementeren. Dit doet DNB voor de reguliere rapportagevereisten die gelden voor de zeven Nederlandse instellingen die onder direct toezicht van de ECB staan. Hoewel de overige instellingen volgens de EBA-richtsnoeren niet verplicht zijn om funding plans in te dienen, onderzoekt DNB de mogelijkheden om dit als verplichting op te nemen in het SREP en het ILAAP voor de overige instellingen.

FRP 2015/170 - Sign. - Nieuw Financieel Toetsingskader: Q&A’s

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
DNB heeft naar aanleiding van vragen uit de sector een aantal Q&A’s over het nieuwe FTK op haar website geplaatst. De nieuwe Q&A’s gaan onder meer over de eenmalige vergroting van het risicoprofiel, berekening van de (gedempte) kostendekkende premie, de maximale toeslagverlening en het fondsspecifieke kortingsbeleid. De Q&A’s zijn te vinden op de speciale pagina Open Boek over het nieuwe FTK.

FRP 2015/171 - Sign. - Aangepast handhavingsbeleid rapportage pensioenfondsen

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Tot voor kort kon DNB als een pensioenfonds in een aaneengesloten periode van dertien maanden twee keer te laat rapporteerde, een bestuurlijke boete opleggen. Vanwege het nieuwe FTK zijn pensioenfondsen nu ook verplicht om maandelijks de beleidsdekkingsgraad te rapporteren aan DNB. Door de toename van het aantal verplichte rapportagemomenten heeft DNB besloten om het handhavingsbeleid aan te passen. DNB gaat over tot beboeten nadat een pensioenfonds drie keer te laat heeft gerapporteerd binnen een aaneengesloten periode van dertien maanden.

FRP 2015/172 - Sign. - Aandachtspunten beheersing volmachtportefeuille verzekeraars

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
DNB heeft een vervolgonderzoek gedaan naar de risicobeheersing van verzekeraars op de volmachtportefeuille. Uit eerder onderzoek van DNB bleek dat deze risicobeheersing beter kan en moet. De bevindingen leiden tot drie aandachtspunten voor de sector: op het gebied van migratie van de verzekeringsportefeuilles, datakwaliteit en poolvorming. Wat betreft datakwaliteit kunnen veel volmachtkantoren informatie nog niet in voldoende kwaliteit leveren voor compliance van de verzekeraar aan Solvency II. Wat betreft poolvorming geldt dat verzekeraars binnen een verzekeringspool verzekeraars individueel doorgaans minder invloed hebben op de risicobeheersing.

FRP 2015/174 - Sign. - Toezichtthema’s 2015 voor betaalinstellingen

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Voor het toezicht op betaal- en elektronisch geldinstellingen selecteert DNB ieder jaar thema’s voor onderzoek. Voor 2015 staat drie thema’s op de toezichtagenda: waarborging van derdengelden, kwaliteit rapportages en de liquiditeit. DNB wil wat betreft het eerste thema verifiëren of betaalinstellingen zich houden aan de regels voor vermogensscheiding. Wat betreft de kwaliteit van de rapportages draait het om twee vragen: voldoet de huidige rapportage nog aan de informatiebehoefte van DNB en in hoeverre geven de ingediende rapportages een adequaat beeld van de werkelijkheid? Het thema liquiditeit is van belang omdat de potentiële impact van het niet tijdig en volledig kunnen doorbetalen, groot kan zijn. Daarom is besloten tot nader onderzoek, aan de hand waarvan DNB beter de omvang van de liquiditeitsrisico’s en de vereiste beheersing kan inschatten. Verder is aandacht voor integriteitsrisico’s. DNB verwacht van iedere betaalinstelling een gedegen integriteitsrisicoanalyse en een aantoonbare vertaling hiervan in het integriteitsbeleid.

FRP 2015/175 - Sign. - DNB start themaonderzoek integriteitsrisicoanalyses

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
In maart 2015 heeft DNB ten aanzien van betaalinstellingen, banken, verzekeraars en trustkantoren aangekondigd dat zij een integriteitsrisicoanalyse moeten gaan maken en dat zij deze zullen moeten vertalen in hun integriteitsbeleid. De instellingen moeten in hun analyse aandacht besteden aan integriteitsrisico’s in hun specifieke sector, zoals witwassen, corruptie, belangenverstrengeling, fraude of fiscaliteit. Door een adequate analyse van deze integriteitsrisico’s zijn zij in staat een gericht integriteitsbeleid op te stellen en passende maatregelen en procedures in te voeren om deze risico’s te beheersen.

FRP 2015/176 - Sign. - Naleving sanctiewet door trustkantoren moet beter

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
DNB stelt dat de trustsector de nodige stappen moet zetten om de naleving van de Sanctiewet 1977 te waarborgen. De resultaten van een eerder onderzoek bij banken, trustkantoren en verzekeraars, waren voor DNB aanleiding tot vervolgonderzoek bij zes instellingen, waaronder een aantal trustkantoren. Hierbij is vooral gekeken naar de naleving van de sanctieverordeningen die de EU in 2014 vaststelde vanwege de situatie in Oekraïne. Voor de trustsector ziet DNB de volgende verbeterpunten: (i) een aantal trustkantoren controleren onvoldoende of er sprake is van embargogoederen bij de activiteiten van de relaties, (ii) sommige trustkantoren schuiven de verantwoordelijkheid voor de naleving van de Sanctiewet door naar andere professionele partijen, en lopen zodoende het risico de sanctiewet te overtreden, en (iii) de bewustwording en de concrete naleving van sancties is in een deel van de sector nog onvoldoende. Het is zaak de feitelijke kennis en naleving van maatregelen te versterken.

FRP 2015/177 - Sign. - Slechte beheersing risico’s buitenlandse branches

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Trustkantoren beheersen de integriteitsrisico’s van het bedienen van doelvennootschappen met buitenlandse branches zo slecht dat de vraag rijst of de sector deze dienst nog wel zou moeten verrichten. DNB heeft eerder aandacht gevraagd voor de dienstverlening aan doelvennootschappen met buitenlandse branches. Nu signaleert DNB dat deze dienstverlening bij vijf van de zes onderzochte kantoren nog steeds ontoereikend is om aan de wettelijke verplichtingen uit de Wtt en de Rib Wtt te kunnen voldoen. DNB gaat daarom handhavend optreden tegen verschillende trustkantoren. Voor een goede beheersing van integriteitsrisico’s is het cruciaal dat trustkantoren de geldstromen monitoren én zicht hebben op de rechten en verplichtingen zoals aangegaan door de branche. De vraag is hoe een trustkantoor dat op afstand staat (remote office risk) voldoende op de hoogte kan zijn van de dagelijkse activiteiten van de branche, de rechten en verplichtingen, en de geldstromen. In het licht van de toenemende zorg over de aard van de integriteitrisicobeheersing neemt DNB het onderwerp branches verder onder de loep en gaat in gesprek met betrokkenen over de houdbaarheid van deze dienstverlening door de sector. DNB verwacht dat trustkantoren zeer kritisch zijn bij de acceptatie van nieuwe cliënten met branches en afscheid nemen van dienstverlening, klanten en doelvennootschappen waarvan ze de risico’s niet kunnen overzien of beheersen.

FRP 2015/178 - Sign. - Verschillen tussen banken, verzekeraars en pensioenfondsen rechtvaardigen verschillen in toezicht

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Banken, verzekeraars en pensioenfondsen begeven zich soms op dezelfde markten. De toezichtkaders voor deze aanbieders lopen echter uiteen. Deze verschillen in toezichtregels hebben invloed op de buffers die banken, verzekeraars en pensioenfondsen moeten aanhouden. Dit leidt soms tot de klacht dat het speelveld is verstoord.

FRP 2015/179 - Sign. - Eigen beoordeling risico belangenverstrengeling

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Uit het onderzoek naar belangenverstrengeling bij pensioenfondsen kwam naar voren dat de beheersing van dit risico voor verbetering vatbaar is. Om fondsen te helpen bij de aanpak van dit risico, heeft DNB het self-assessment, de good practices en het beoordelingskader dat DNB in het onderzoek heeft gebruikt op haar website geplaatst. Aan de hand van het beoordelingskader, het self-assessment en de good practices kunnen pensioenfondsen een goed oordeel vormen over de beheersing van het risico op belangenverstrengeling bij het eigen pensioenfonds. Specifiek aandachtspunt is dat pensioenfondsen beschikken over een risicoanalyse van het risico op belangenverstrengeling dan wel een systematische analyse van alle integriteitsrisico’s. Deze risicoanalyse is een wettelijke verplichting (art. 143 PW en art. 19 besluit FTK).

FRP 2015/181 - Sign. - AIFMD

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Bij de Alternative Investment Fund Management Directive (2011/61/EU): Gedelegeerde verordening (EU) 2015/514 van de Commissie van 18 december 2014 betreffende de overeenkomstig artikel 67, lid 3, van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad door de bevoegde autoriteiten aan de Europese Autoriteit voor effecten en merkten te verstrekken informatie.

FRP 2015/182 - Sign. - Raad van de Europese Unie neemt nieuwe regels aan voor ELTIFS

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De Raad heeft op 20 april 2015 een regels aangenomen voor zogenaamde long-term investment funds (ELTIFs). ELTIFs vormen een nieuw raamwerk voor investeringen in ondernemingen en projecten die een behoefte hebben aan kapitaal op de lange termijn. Het raamwerk is bedoeld voor beheerders van beleggingsfondsen die lange termijn investeringen willen bieden aan institutionele beleggers en private partijen in Europa. Om van het Europees paspoort gebruik te kunnen maken, moeten de nieuwe fondsen voldoen aan regels die bedoeld zijn voor de bescherming van zowel de investeerders, als de ondernemingen en projecten waarin zij investeren.

FRP 2015/183 - Sign. - Raad van de Europese Unie neemt strengere anti-witwasregelgeving aan

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De Raad heeft op 20 april 2015 zijn standpunt in eerste lezing bepaald over nieuwe regels die witwassen en financiering van terrorisme moeten voorkomen. De richtlijn en verordening zullen de Europese regels versterken en consistentie waarborgen bij de benadering op internationaal niveau. Meer in het bijzonder richt de verordening zich op bij geldovermakingen te voegen informatie. Met dit besluit kan het Europees Parlement, waarmee op 16 december 2014 overeenstemming was bereikt, het pakket in tweede lezing goedkeuren.

FRP 2015/184 - Sign. - Verordening die vergoedingen voor betalingen met kaart limiteert aangenomen

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De Raad heeft op 20 april 2015 een verordening aangenomen die interbancaire vergoedingen limiteert voor betalingen die worden verricht met debet- en kredietkaarten. Het doel is de kosten te verlagen voor zowel de detailhandel als de consument en een EU-brede betalingsmarkt te creëren. De verordening moet de gebruiker verder in staat stellen geïnformeerde keuzes te maken met betrekking tot betaalinstrumenten. Het Europees parlement heeft de verordening reeds in eerste lezing goedgekeurd op 10 maart 2015.

FRP 2015/185 - Sign. - De commissie Economische en monetaire zaken steunt nieuwe regels voor stellen benchmarks

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De commissie Economische en Monetaire zaken van het Europees Parlement heeft zich op 31 maart 2015 uitgesproken voor de voorgestelde regels die de transparantie voor gebruikers van benchmarks in de EU moeten waarborgen. Het voorstel beoogt een duidelijk onderscheid te maken tussen kritische, of systemisch belangrijke en minder belangrijke benchmarks, zodat er geen grote administratieve last komt voor de beheerders van kleinere indices. Het vaststellen van de kritische benchmarks zal worden overzien door een college van toezichthouders, waaronder ESMA. De gegevens voor het vaststellen van de benchmarks moet verifieerbaar zijn en afkomstig van betrouwbare partijen, die zich moeten houden aan een gedragscode voor iedere benchmark. Zij moeten ook een transparantie organisatorische structuur kennen, om belangenverstrengeling te voorkomen en zijn verplicht zich te onderwerpen aan controleprocedures.

FRP 2015/186 - Sign. - ECB-Bankentoezicht stelt toezichtsvergoeding voor 2014-2015 vast

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Voor de door haar gemaakte kosten van prudentieel toezicht op de bankensector in het eurogebied brengt de ECB voor de periode 2014-2015 een totale vergoeding van EUR 326 miljoen in rekening. Daarvan heeft EUR 30 miljoen betrekking op de kosten van de laatste twee maanden van 2014 (vanaf het moment waarop de ECB de operationele verantwoordelijkheid voor het toezicht op zich nam), zoals die zijn verantwoord in de jaarrekening van de ECB over 2014, en EUR 296 miljoen op voorziene kosten voor het volledige jaar 2015. EUR 289,7 miljoen, ofwel 89% van het totaalbedrag, wordt opgebracht door de 123 belangrijke banken die onder direct toezicht van de ECB staan, omdat bij hen het zwaartepunt van het ECB-toezicht ligt. De resterende EUR 36,3 miljoen, ofwel 11%, wordt opgebracht door de ongeveer 3500 minder belangrijke banken die onder indirect toezicht van de ECB staan. De door elke afzonderlijke bank te betalen vergoeding wordt berekend aan de hand van het belang en het risicoprofiel van de bank. Alle banken van het eurogebied moeten de gegevens voor de berekening van hun bijdrage uiterlijk 1 juli 2015 hebben aangeleverd. Vervolgens wordt voor elke bank de totale vergoeding berekend en worden eind 2015 de factureren verstuurd. Het is mogelijk dat het ECB-Bankentoezicht, naarmate het meer inzicht krijgt in de onder toezicht staande banken, constateert dat op bepaalde gebieden aanvullend toezicht nodig is. Dit zou gevolgen kunnen hebben voor de totale kosten.

FRP 2015/187 - Sign. - De ECB publiceert Verordening betreffende financiële toezichtinformatie

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
De ECB heeft op 26 maart 2015 de ECB-Verordening betreffende de rapportage van financiële toezichtinformatie gepubliceerd. In de Verordening zijn de regels en procedures vastgelegd voor de rapportage van financiële toezichtinformatie door onder toezicht staande entiteiten aan de nationale bevoegde autoriteiten en de ECB. Instellingen die de International Financial Reporting Standards (IFRS) op geconsolideerd niveau toepassen zijn reeds verplicht financiële toezichtsverslagen in te dienen. In de Verordening wordt de verplichte rapportage uitgebreid tot:

FRP 2015/188 - Sign. - Het Gerecht: centrale tegenpartij hoeft niet in Eurozone gevestigd te zijn

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Het Verenigd Koninkrijk heeft in de zaak die zij tegen de Europese Centrale Bank aanhangig heeft gemaakt voor het Gerecht, op 4 maart 2015 haar gelijk behaald. De ECB wilde centrale tegenpartijen die transacties van meer dan € 5 miljoen verwerken, verplichten zich binnen de Eurozone te vestigen. Het gerecht heeft geoordeeld dat de ECB niet over de bevoegdheid beschikte om de activiteiten van centrale tegenpartijen voor de effectenhandel te reguleren, nu haar bevoegdheid beperkt is tot betaalsystemen. Het Gerecht heeft het toezichtkader dat de ECB op 5 juli 2011 heeft bekendgemaakt, nietig verklaard voor zover de centrale tegenpartijen die betrokken zijn bij de vereffening van effecten, gevestigd moeten zijn in een lidstaat van de Eurozone.

FRP 2015/189 - Sign. - ECB maakt notulen openbaar

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Voor het eerst in de geschiedenis heeft de Governing Council van de ECB op 19 februari 2015 haar notulen openbaargemaakt. Het gaat om de notulen van de monetaire vergadering van 22 januari, waarin de ECB besloot haar opkoopprogramma uit te breiden tot € 1.140 miljard. Voortaan publiceert de ECB de notulen van iedere raadsvergadering exact vier weken na dato. Zij beoogt zo de transparantie te vergroten.

FRP 2015/190 - Sign. - Rapport over convergentie toezichtspraktijken

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
EBA heeft op 9 april 2015 een jaarlijkse rapport, waarin zij de convergentie van de toetsing van de toezichtspraktijken in de bankensector in de EU uiteenzet gepubliceerd. Het rapport is opgesteld voor het Europees Parlement en de Raad en gaat in op de resultaten van een assessment dat over de afgelopen 3 jaren is uitgevoerd met de focus op SREP (Supervisory Review and Evaluation Process and assessment of risks), stresstests voor toezichtdoeleinden, het doorlopend toezicht op interne modellen, en maatregelen en bevoegdheden in het kader van het toezicht. Uit het rapport blijkt dat de toezichthouders in de Unie significante vooruitgang hebben geboekt met betrekking tot de convergentie van hun toezichthoudende activiteiten sinds 2011. Niettemin blijven er verschillen bestaan in methodiek, praktijken en maatregelen.

FRP 2015/192 - Sign. - Aanbeveling over equivalence van niet-EU autoriteiten voor deelname in toezichthoudende colleges

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
EBA heeft op 1 april 2015 een aanbeveling gepubliceerd waarin zij haar opinie uiteenzet wat betreft de geheimhoudingsplicht die moet rusten op toezichthoudende autoriteiten van buiten de EU, zodat zij kunnen deelnemen aan door EU toezichthouders geleide colleges die toezicht houden op internationale banken. In de aanbeveling wordt uiteengezet aan welke voorwaarden moet worden voldaan wat betreft geheimhouding en wordt een overzicht gegeven van equivalence met EU standaarden. De aanbeveling is opgesteld in het kader van art. 116 (6) CRD.

FRP 2015/193 - Sign. - Standaardisering termen voor kosten voor betaalrekeningen in de EU

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
EBA heeft haar Final Guidelines gepubliceerd met betrekking tot gestandaardiseerde terminologie voor kosten voor betaalrekeningen in de Europese Unie. Deze guidelines, gericht aan de nationale bevoegde autoriteiten (NCA’s), zijn opgesteld conform de Richtlijn Betaalrekeningen (2014/92/EU) en vormen de eerste stap naar een gestandaardiseerde terminologie in de Unie. De richtlijn vereist standaardisering van de termen voor de in de meerderheid van de lidstaten veel voorkomende dienstverlening.

FRP 2015/194 - Sign. - TS on supervisory reporting for institutions

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
EBA heeft op 18 maart 2015 final draft Implemting Technichal Standards (ITS) gepbuliceerd die de Implementing Regulations van de Europese Commissie Nummer 680/2014 on supervisory reporting (opgesteld ter uitvoering van de CRR (575/2013)) amenderen. Het gaat om kleine aanpassingen van templates en instructies. Verwacht wordt dat de wijzigingen vanaf Juni 2015 van toepassing zullen zijn.

FRP 2015/196 - Sign. - Advies aan Commissie over afwikkelingsprocedures voor banken in de EU

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
EBA heeft op 6 maart 2015 een advies aan de Europese Commissie gezonden over het afwikkelingsraamwerk voor banken in de EU. Op verzoek van de Commissie heeft EBA een uitputtende reeks van criteria ontwikkeld voor het testen van de kritieke functies van instellingen in afwikkeling, van kernbedrijfsonderdelen van banken en de uitsluiting van aansprakelijkheid bij de toepassing van een bail-in en het uitstel van achteraf te betalen bijdragen. EBA heeft daarbij herinnerd aan het achterliggende principe van de bail-in, het beginsel dat aandeelhouders en schuldeisers van een failliete instelling zelf de verliezen dragen. Uitzonderingen op de bail-in moeten dan ook met terughoudendheid worden aangenomen. De Commissie heeft het advies verzocht in het kader van het opstellen van gedelegeerde regelgeving in het kader van de BRRD (2014/59/EU).

FRP 2015/197 - Sign. - Resultaten Basel III monitoring

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
EBA heeft op 3 maart 2015 haar zevende rapport van de Basel III test met betrekking tot het Europese bankensysteem gepubliceerd. Deze test wordt tegelijkertijd uitgevoerd met de test die het Basels Comité zelf wereldwijd uitvoert. Met de test wordt nagegaan wat de impact is van de overgang naar de vereisten van Basel III op de banken binnen de Unie. In het bijzonder wordt nagegaan wat de effecten zijn van een volledige implementatie van de Richtlijn en Verordening Kapitaalvereisten op kapitaal- en risicogewogen activa (RWA) en de impact van een volledige implementatie van Basel III op liquiditeit ratios (LCR en NSFR) en de leverage ratio (LR).

FRP 2015/198 - Sign. - Geen stress test maar een transparantietest

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Op 24 februari jl. heeft de raad van toezichthouders van EBA besloten geen EU-wijde stress test uit te voeren in 2015 en met de voorbereidingen voor de test in 2016 te zullen beginnen. In plaats van de stresstest zal de EBA een transparantietest uitvoeren, conform de test die in 2013 is uitgevoerd. Dit zal gedetailleerde informatie op moeten leveren over de balansen en portfolio’s van de banken in de Unie.

FRP 2015/199 - Sign. - Benchmarking package CRD IV

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
EBA heeft op 2 maart final draft RTS en ITS gepubliceerd voor het benchmarken van de interne regels die instellingen in de EU gebruiken voor het berekenen van het vereiste eigen vermogen voor blootstelling aan krediet- en marktrisico’s. De RTS en ITS zetten in detail het raamwerk uiteen voor EU-instellingen en bevoegde autoriteiten voor het uitvoeren van de jaarlijkse benchmarking van toezicht conform CRD IV (2013/36/EU). De RTS en ITS zijn opgesteld conform art. 78 CRD. De eerste benchmarking zal worden gebaseerd op cijfers uit Q4 van 2015. Instellingen moeten de informatie uiterlijk op 11 april 2016 hebben verstrekt.

FRP 2015/200 - Sign. - Convergentie lending-based crowdfunding regels

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
In haar opinie van 26 februari 2015, geadresseerd aan de Europese Commissie, het Parlement en de Raad, heeft EBA aanbevolen dat de regelgevers in de EU uiteenzetten hoe de bestaande EU-regelgeving van toepassing is op lending-based crowd-funding, om het vertrouwen van de deelnemers in deze nieuwe markt te vergroten. In de opinie worden een aantal risico’s met betrekking tot crowdfunding geïdentificeerd en wordt uiteengezet hoe deze met de bestaande regelgeving kunnen worden geadresseerd. EBA is van oordeel dat de convergentie van regulering in dit vroege stadium van de ontwikkeling van crowdfunding, moet worden gebaseerd op reeds bestaande EU-regelgeving.

FRP 2015/201 - Sign. - Opinion, calculation of own funds requirement for Credit Valuation Adjustment risk

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
EBA heft op 25 februari 2015 een Opinion gepubliceerd met betrekking tot het berekenen van het eigenvermogensvereiste voor Credit Valuation Adjustment (CVA) risk. De beleidsaanwijzingen in de Opinion zijn gebaseerd op een uitgebreide technische analyse door EBA, aan de hand waarvan een rapport en een review zijn opgesteld. Dit rapport en de review zijn eveneens gepubliceerd. Op basis van deze stukken kan de Commissie een delegated act aannemen. Het rapport is opgesteld conform art. 456(2) CRR, de review conform art. 382 (5) CRR.

FRP 2015/203 - Sign. - Centralisatie gegevens voor MiFIR en EMIR

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
ESMA is op verzoek van een aantal nationale bevoegde autoriteiten twee projecten gestart. De NCA’s hebben ESMA verzocht: (i) te voorzien in een centrale faciliteit voor informatie over instrumenten en handel en voor de berekening van de drempels voor transparantie en liquiditeit, het Instrument Data Project, en (ii) te voorzien in een centraal toegangspunt voor informatie van transactieregisters onder EMIR, het Trade Repositories Project.

FRP 2015/204 - Sign. - Revised Regulatory Work programme 2015

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
ESMA heeft op 25 maart 2015 een Revised Regulatory Work Programme voor 2015 gepubliceerd. Dit programma bevat meer informatie met betrekking tot ESMA’s activiteiten in het kader van het Single Rulebook. Ook is het werkprogramma aangepast aan de budgettaire beperkingen die in 2015 op ESMA van toepassing zullen zijn, nu de deadlines voor een aantal richtlijnen zijn overschreden.

FRP 2015/205 - Sign. - Guidelines voor periodieke rapportage door ratingbureaus

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
ESMA heeft op 23 maart 2015 guidelines gepubliceerd met betrekking tot de informatie die periodiek moet worden overgelegd aan ESMA door ratingbureaus. De guidelines zetten uiteen welke informatie zij periodiek moeten verstrekken en de informatie die zij moeten verstrekken ten behoeve van het berekenen van de kosten van het toezicht en de berekening van het marktaandeel. De guidelines zijn enkel van toepassing op geregistreerde, en niet op gecertificeerde ratingbureaus.

FRP 2015/206 - Sign. - Meer convergentie toezicht geautomatiseerde handel

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
ESMA heeft onderzocht hoe de 30 NCA’s in de Unie haar Guidelines met betrekking tot geautomatiseerde handel in hun dagelijkste toezichtspraktijk hebben geïmplementeerd en heeft vastgesteld dat het toezicht op geautomatiseerde handel in de EU meer convergent is geworden. ESMA rapporteert niet enkel over de toezichtspraktijk van de NCA’s, maar zet ook uiteen wat de uitdagingen zijn met betrekking tot geautomatiseerde handel. Die bevinden zich onder meer op het terrein van de complexiteit van de markt, IT-kennis, de noodzaak van on-site toezicht bij de handelsplatformen en cybercrime. De Guidelines voorzien in systemen en controlevoorschriften voor beleggingsondernemingen en handels-platformen. NA implementatie en inwerkingtreding van MiFID II/MiFIR zullen de belangrijkste bepalingen uit de Guidelines worden geïncorporeerd op richtlijnniveau.

FRP 2015/209 - Sign. - Peer review best execution MiFID

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
ESMA heeft een peer review uitgevoerd over de vraag hoe NCA’s toezicht houden op de bepalingen uit MiFID die betrekking hebben op de op beleggingsondernemingen verplichting te voorzien in best execution. ESMA heeft vastgesteld dat zowel het niveau van implementatie van de best execution-regels, als het niveau van convergentie van het toezicht, relatief laag is. ESMA heeft een aantal maatregelen voorgesteld: (i) het prioritiseren van best execution bij de bedrijfsvoering als kernpunt van toezicht, (ii) het uittrekken van voldoende financiële middelen voor het toezicht op best execution en (iii) een meer pro-actieve benadering te hanteren bij het voeren van toezicht op compliance met best execution vereisten, welk toezicht mede on-site moet gaan plaatsvinden.

FRP 2015/211 - Sign. - Update technische informatie relevante risicovrije rentetermijnstructuren

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Op 28 februari 2015 heeft EIOPA de relevante risicovrije rentetermijnstructuren voor Solvency II gepubliceerd. Deze informatie is belangrijk voor de beoordeling van de solvabiliteit en financiële positie van (her)verzekeringsmaatschappijen. Het gebruik van geharmoniseerde risicovrije rentetermijnstructuren waarborgt de consistentie van de berekeningen van de technische voorzieningen voor (her)verzekeringsmaatschappijen in de Europese Unie. EIOPA heeft de informatie ruim voor de implementatiedatum van Solvency II gepubliceerd, zodat vroeg gestart kan worden met de voorbereidingen op het nieuwe toezichtsraamwerk in 2016. De technische informatie zal maandelijks worden bijgewerkt.

FRP 2015/212 - Sign. - Coördinatieafspraken getekend voor colleges van toezichthouders van verzekeringsgroepen met interne modellen

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Leden van de raad van toezicht houders van EIOPA en de voorzitter Gabreil Bernardino hebben coördinatieafspraken getekend, voor alle colleges van toezichthouders van verzekeringsgroepen met interne modellen. Deze afspraken zijn van belang voor het succesvol introduceren van Solvency II. Zij leggen de basis voor de toekomstige samenwerking binnen colleges, met inbegrip van hun besluitvormingsprocedures.

FRP 2015/213 - Sign. - Advies over herstelmaatregelen, financieringsregelingen en toezichtsbevoegdheden bij verslechtering financiële omstandigheden

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
EIOPA heeft op 27 maart 2014 een Technical Advice (TA) uitgebracht aan de Europese Commissie met betrekking tot Regultatory Technical Standards (RTS) voor herstelmaatregelen en financieringsregelingen waarin verzekeraars moeten voorzien in geval van non-compliance met Solvency and Minimum Capital Requirements (SCR, MCR) onder Solvency II. EIOPA heeft voorts een aantal toezichtsmaatregelen opgenomen die kunnen worden getroffen door toezichthouders in geval van een verslechtering van de financiële omstandigheden bij ondernemingen.

FRP 2015/214 - Sign. - Geschillencommissie Kifid: CFD’s niet passend

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Als houder van een beleggingsrekening op basis van execution only maakte de klant gebruik van het online handelsplatform van RBS. Gedurende 3 jaar en negen maanden handelde hij daarop in zgn. Contracts of Difference (CFD’s), die gezien worden als zeer risicovolle beleggingsproducten. Daarbij leed de klant een verlies van ruim € 45.000.

FRP 2015/215 - Sign. - Bankierseed: DSI ondersteunt Tuchtrecht Banken

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Vanaf 1 april biedt DSI ondersteuning aan de werkzaamheden van de onafhankelijke stichting Tuchtrecht Banken, die toeziet op de naleving van de gedragsregels behorend bij de bankierseed. DSI vervult de rol van aanklager en biedt administratieve en logistieke ondersteuning. De stichting Tuchtrecht Banken werd opgericht als onderdeel van een pakket aan maatregelen die het herstel van vertrouwen in de financiële sector moet bevorderen. De bankierseed was al langer van kracht, maar is per 1 april van dit jaar verplicht voor alle ongeveer 90.000 werknemers bij bancaire instellingen. Banken hebben tot 1 april 2016 de tijd al hun zittende werknemers de eed te laten afleggen. Beëdigden verbinden zich aan de bijbehorende gedragsregels. De Nederlandse Vereniging van Banken en de politiek vonden dat deze regels niet vrijblijvend konden blijven en verbonden er tuchtrecht aan.

FRP 2015/216 - Sign. - IOSCO en Basels Comité herzien implementatieschema marginvereisten voor niet centraal geclearde derivaten

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Op 18 maart 2015 hebben IOSCO en het Basels Comité een herzien raamwerk voor marginvereisten voor niet centraal geclearde derivaten gepubliceerd. Het raamwerk is gepubliceerd in september 2013. IOSCO en het Basels Comité hebben de complexiteit van de implementatie van het raamwerk onderkend en besloten (i) de implementatie van de vereisten voor zowel de initiële als de variatiemarge 9 maanden uit te stellen en (ii) de implementatie van de variatiemarge in fases te laten plaatsvinden.

FRP 2015/217 - Sign. - Nationale discretionaire bevoegdheden en FAQ over aanpassing van financieringsstatus

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Het Basels Comité heeft op 21 april 2015 op haar website vermeld dat zij een aantal nationale discretionaire bevoegdheden uit het Basels kapitaalkader verwijderd, met betrekking tot de volgende onderwerpen: de behandeling van achterstallige leningen, de definitie van retail exposures, overgangsregelingen voor corporate, sovereign, bank en retail exposures, tarievenstructuur voor wholesale exposures, interne en externe audit, en re-ageing. Ook beantwoordt het Comité veel gestelde vragen met betrekking tot de het herwaarderen van een financieringsstatus.

FRP 2015/218 - Sign. - Monitoring rapport Basel III

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door mw. mr. D. van Strien
Het Basels Comité heeft op 3 maart 2015 de resultaten van haar meest recente Basel III monitoring exercise gepubliceerd. Het Comité voert de monitoring uit om de gevolgen van de Basel III standaarden voor banken te beoordelen. In totaal hebben 224 banken meegedaan, waarvan 98 large internationally active banks (Group 1 banks, met een Tier 1 kapitaal van meer dan EUR 3 miljard) en 126 Group 2 banks (representatief voor alle andere banken).

FRP 2015/219 - Sign. - IOSCO consulteert

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Op 7 april 2015 heeft IOSCO twee consultatiedocumenten gepubliceerd die erop zijn gericht het vermogen van financiële markten en tussenpersonen om risico’s te managen en het hoofd te bieden aan catastrofale gebeurtenissen verder te vergroten, alsmede hun vermogen snel hun diensten te hervatten in geval van verstorende gebeurtenissen. Het gaat om het rapport ‘Mechanisms for Trading venues to effectively Manage Electronic Trading Risks and Plans for Business Continuity’ en ‘Market Intermediary Business Continuity and Recovery Planning’. De consultaties lopen tot 6 juni 2015.

FRP 2015/221 - Sign. - Kwantitatieve openbaarmakingsnormen voor centrale tegenpartijen

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
IOSCO heeft op 26 februari 2015 met de Committee on Payments and Market Infrastructures (CPMI) ‘Public quantitative disclosure standards for central counterparties’ gepubliceerd. In 2012 hebben de Committee on Payment and Settlement Services (CPSS) en IOSCO een openbaarmakingsraamwerk gepubliceerd om de transparantie met betrekking tot infrastructuren op de financiële markten te vergroten. De te publiceren gegevens in dit raamwerk moeten op relatief minder frequente momenten worden bijgewerkt. De thans gepubliceerde standaarden moeten dit raamwerk aanvullen, met gegevens die centrale tegenpartijen op meer regelmatige basis moet publiceren.

FRP 2015/222 - Sign. - Onvoldoende informatie ingewonnen en niet geadviseerd op grond van klantenprofiel (CBb 20 februari 2015, ECLI:NL:CBB:2015:49)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De AFM heeft X een boete opgelegd van € 50.000 omdat X bij advisering over consumptief krediet en betalingsbeschermers art. 4:23 lid 1 aanhef en onder a en b Wft heeft overtreden. X zou onvoldoende informatie hebben ingewonnen om daarop haar advisering te mogen baseren. De AFM heeft de bezwaren van X ongegrond verklaard en de rechtbank het beroep.

FRP 2015/223 - Sign. - AFM had geen openbare waarschuwing op website mogen plaatsen (Rb. Rotterdam 23 december 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:10583)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De AFM heeft consumenten op haar website meegedeeld dat zij oplettend moeten zijn bij het oversluiten van beleggingsverzekeringen. De AFM wijst erop dat op deze markt verschillende partijen actief zijn die adviezen geven die mogelijk niet passend zijn voor de consument. Daarbij vermeldt de AFM dat zij momenteel onderzoek doet bij GFH Giro en dat zij opvallend veel meldingen heeft ontvangen over de wijze waarop deze partij klanten met een woekerpolis benadert. GFH Giro verzoekt de voorzieningenrechter de AFM op te dragen het bericht te verwijderen en te rectificeren. Zij betoogt naar het oordeel van de voorzieningenrechter terecht dat deze mededelingen van de AFM zijn aan te merken als een openbare waarschuwing. Door te wijzen op het onderzoek bij GFH Giro en de vele meldingen die over haar zijn ontvangen, geplaatst tegen de achtergrond van de waarschuwing van de AFM oplettend te zijn bij het oversluiten van beleggingsverzekeringen, wordt bij de gemiddelde consument onmiskenbaar de indruk gewekt dat het niet verstandig is om gebruik te maken van de diensten van verzoekster. De consument wordt hiermee in het openbaar gewaarschuwd voor verzoekster. Art. 1:94 lid 1 Wft bepaalt in welke situaties een openbare waarschuwing mogelijk is. Uit de tekst van de openbare waarschuwing van de AFM volgt niet dat één van deze situaties hier aan de orde is. De AFM heeft ter zitting verklaard de consument in algemene zin te willen waarschuwen voor de praktijken van verzoekster en niet zozeer voor overtreding van een verbodsbepaling uit de Wft door verzoekster. Voor het geven van een dermate algemene waarschuwing, zonder daarbij te concretiseren welke in art. 1:94 lid 1 Wft vermelde bepaling(en) verzoekster overtreedt, is art. 1:94 Wft naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet bedoeld. De verwijzing van de AFM naar art. 1:25 lid 2 Wft, art. 8 Wob en art. 1 lid 1 van het Eerste Protocol van het EVRM maakt dit niet anders, nu uitsluitend art. 1:94 van de Wft de wettelijke grondslag vormt voor het geven van een openbare waarschuwing als hier aan de orde. De AFM was dan ook niet bevoegd tot het geven van deze waarschuwing. Overigens heeft de AFM evenmin aannemelijk gemaakt dat, zou zij daartoe wel bevoegd zijn, het geven van de openbare waarschuwing dermate spoedeisend was dat toepassing van art. 1:96 lid 3 Wft aangewezen was.

FRP 2015/224 - Sign. - AFM heeft terecht last onder dwangsom opgelegd aan aanbieder flitskrediet (CBb 3 maart 2015, ECLI:NL:CBB:2015:62)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De AFM heeft A een last onder dwangsom opgelegd om het aanbieden van krediet aan consumenten in Nederland zonder daartoe verleende vergunning te staken. A heeft haar werkwijze aangepast, echter naar oordeel van de AFM niet op zodanige wijze dat zij de vergunningsplichtige activiteiten heeft gestaakt. Bij besluit van 7 juni 2012 heeft de AFM € 32.000 ingevorderd nu A haar activiteiten niet heeft gestaakt. De daaropvolgende bezwaren heeft de AFM ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van A ongegrond verklaard. Het CBb bevestigt.

FRP 2015/225 - Sign. - Belang verzoekster bij schorsing dwangsombesluit is enkel financieel (Rb. Rotterdam 19 december 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:10396)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Op grond van art. 8:81 Awb kan, indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

FRP 2015/226 - Sign. - Boete voor feitelijk leidinggeven aan trustkantoor zonder vergunning (Rb. Rotterdam 12 maart 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:1716, inmiddels geannoteerd verschenen in «JOR» 2015/168)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De rechtbank is met DNB van oordeel dat de door A verrichte diensten zijn aan te merken als diensten in de zin van art. 1 aanhef en onder d sub 3 Wtt. Klanten namen met A contact op als zij een rechtspersoon wilden aanschaffen. Eiser had vanuit de vestiging in Den Haag toegang tot een geautomatiseerd computersysteem, met behulp waarvan B formeel de oprichting van de ltd’s uitvoerde. Bij de oprichting van een ltd werden de aandelen op naam van B gezet. De aandelen werden bij verkoop van de ltd direct door B overgedragen aan de klant van A. Eiser, handelend namens B, ondertekende samen met de koper deze overeenkomst. In de periode in geding heeft deze handelwijze in ieder geval 550 keer plaatsgevonden.

FRP 2015/227 - Sign. - Hypotheekbemiddelaar heeft onvoldoende informatie over klanten ingewonnen (CBb 23 januari 2015, ECLI:NL:CBB:2015:16)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Art. 4:23 Wft bepaalt dat de financiële onderneming, die een consument dan wel cliënt adviseert, de daarvoor redelijkerwijs relevante informatie inwint en het advies mede op die informatie baseert. Deze ‘ken uw klant’-bepaling verplicht de financiële onderneming zich in de financiële positie, kennis, ervaring, doelstellingen en risicobereidheid van de consument of cliënt te verdiepen en haar advies vervolgens af te stemmen op het aldus verkregen profiel. De mate waarin informatie wordt ingewonnen, zal afhangen van de complexiteit van het product of de dienst waarover advies wordt gegeven. Om te kunnen bepalen welke en hoeveel informatie relevant is, is het derhalve van belang te bezien ‘wie’ de adviseur voor zich heeft, welk (financieel) product het betreft, welke financiële beslissing de consument gaat nemen, en welke impact die beslissing mogelijk op zijn financiële positie kan hebben. In beginsel geldt dat voor een zwaarwegende, complexe beslissing meer informatie moet worden ingewonnen dan voor eenvoudige, tot het normale uitgavenpatroon behorende beslissingen. Aangenomen mag worden dat de aankoop van een woning, in welke juridische vorm ook, en de (wijze van) financiering daarvan, voor een beginnend student een complexe beslissing van gewicht vormt. Voor de ouders van de student, die voor die financiering garant staan, zal veelal hetzelfde gelden.

FRP 2015/228 - Sign. - Inkomsten uit verhuur betaalautomaten vormen geen provisie- en commissie-kosten (CBb 13 januari 2015, ECLI:NL:CBB:2015:12)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De berekeningsfactoren voor heffing van kosten van toezicht gehouden in 2012 zijn door de minister van Financiën vastgelegd in de Regeling tot vaststelling voor 2012 van de bedragen, bandbreedtes, verdeelsleutels en tarieven van de Wet op het financieel toezicht (de Vaststellingsregeling 2012). In art. 2 lid 2 aanhef en onder m Vaststellingsregeling 2012 is voor betaaldienstverleners als heffingsmaatstaf vastgesteld: de provisie- en commissie-inkomsten. De tarieven en bandbreedtes voor het variabele deel van de heffing voor doorlopende toezichtkosten zijn neergelegd in de bijlage bij de Vaststellingregeling.

FRP 2015/229 - Sign. - Marktmanipulatie (Rb. Rotterdam 17 oktober 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:9268)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Bij besluit van 7 juli 2014 heeft de AFM aan verzoeker een bestuurlijke boete van € 500.000 opgelegd wegens overtreding van art. 5:58 lid 1 aanhef en onder a en b Wft. De AFM heeft besloten het besluit openbaar te maken ex art. 1:97 Wft. Tegen dat besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

FRP 2015/230 - Sign. - MiFID laat geen ruimte vergunning te weigeren wegens strijd met Wet op de kansspelen (Rb. Rotterdam 16 januari 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:174, inmiddels geannoteerd verschenen in «JOR» 2015/166)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De AFM heeft bij het bestreden besluit de weigering van de gevraagde vergunning gehandhaafd, omdat eiseres niet zou hebben aangetoond dat zal worden voldaan aan art. 2:99 lid 1 aanhef en onder c Wft (met betrekking tot het beleid inzake de integere bedrijfsuitoefening), gelezen in samenhang met art. 4:11 lid 1 aanhef en onder b, c en d, Wft. De AFM meent dat het aanbieden van binaire opties met een korte looptijd, zoals die van eiseres, in strijd is met de Wet op de kansspelen (Wok). Het aanbieden van deze opties kwalificeert als het aanbieden van een kansspel. Hiervoor is een vergunning op grond van de Wok vereist, waarover eiseres niet beschikt. Een beleggingsonderneming die de Wok overtreedt, schaadt volgens de AFM het vertrouwen in de financiële markten. Daarnaast beschouwt de AFM het aanbieden van binaire opties aan consumenten als een gedraging die indruist tegen hetgeen volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, ook nu het belang van de klant hierbij niet centraal staat. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. Dit beroep slaagt.

FRP 2015/231 - Sign. - Geen ontheffing voor beleggersgiro voor aanhouden opvorderbare gelden (CBb 3 februari 2015, ECLI:NL:CBB:2015:15)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
NPEX beschikt over een vergunning van de AFM op grond van art. 2:96 Wft. Om te voldoen aan het vereiste van vermogensscheiding van art. 4:87 Wft, heeft NPEX Stichting Bewaarbedrijf NPEX opgericht, die de activiteiten van een beleggersgiro ten behoeve van NPEX verricht (art. 6:17 Nrgfo). DNB heeft NPEX een aantal keren ontheffing ex art. 3:5 lid 4 Wft. Bij besluit van 28 maart 2013 heeft DNB geoordeeld dat de gelden op de door de stichting gevoerde rekeningen zijn aan te merken als opvorderbare gelden, waarmee de stichting valt onder het verbod van art. 3:5 lid 1 Wft. Nu volgens DNB niet kan worden vastgesteld dat de belangen die het prudentieel toezicht beoogt te beschermen voldoende worden beschermd, wijst DNB het verzoek om ontheffing af. DNB ziet geen aanleiding de geboden overgangstermijn van een jaar te verlengen. De rechtbank heeft het beroep tegen deze beslissing deels gegrond verklaard. Het CBb bevestigt.

FRP 2015/232 - Sign. - Geen sprake van marktmanipulatie bij e-mailberichten over Fortis (CBB 22 januari 2015, ECLI:NL:CBB:2015:6, «JOR» 2015/108, m.nt. prof. mr. D.R. Doorenbos)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De mededelingen in de e-mails van X bevatten grotendeels subjectieve elementen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat het om zijn mening ging. Niet aannemelijk is geworden dat de positie van X binnen handelshuis MF Global zeer gezaghebbend was, in die zin dat er van zijn meningen zonder meer een groot vertrouwen uitging binnen de sector. Dat tevens de naam van MF Global werd vermeld, wordt op zichzelf van onvoldoende gewicht beschouwd om te kunnen zeggen dat van deze berichten wel degelijk een groot vertrouwen kon uitgaan. Er was dan ook geen sprake van als feiten gepresenteerde meningen, die misleidende informatie opleverden. Bovendien kan niet in redelijkheid worden staande gehouden dat de beleggers voor wie deze informatie bestemd was, niet in staat zouden zijn om onderscheid te maken tussen feiten en meningen. Hierbij is mede van belang dat de berichten zijn verspreid in een periode waarin meer kritische berichten over Fortis zijn verschenen. Er is daarom niet voldoende komen vast te staan dat van de door X verstrekte informatie een misleidend of onjuist signaal is uitgegaan, dan wel te duchten was. Hiermee is marktmanipulatie niet aangetoond. De AFM is er niet in geslaagd aan te tonen dat er sprake was van een overtreding van art. 5:58 lid 1 aanhef en onder d Wft en was niet bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen.

FRP 2015/233 - Sign. - Schorsing publicatiebesluit (Vrzngr. Rb. Rotterdam 29 januari 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:618, «JOR» 2015/75, m.nt. mr. S.M.C. Nuijten)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Op grond van art. 1:97 lid 1 aanhef en onder b Wft maakt DNB een boetebesluit op grond van die wet na bekendmaking openbaar indien de bestuurlijke boete is opgelegd voor overtreding van een bepaling die bij het Besluit bestuurlijke boetes financiële sector (Bbbfs) beboetbaar is gesteld met tariefnummer 3. Gelet op het belastende karakter van de openbaarmaking op grond van vermelde bepaling, moet deze bepaling in overeenstemming met het rechtszekerheidsbeginsel zo worden begrepen dat die verwijst naar het Bbbfs zoals dat luidt ten tijde van het begaan van de betreffende overtreding. Daar bestaat in dit geval temeer aanleiding toe nu tussen het beweerdelijk begaan van de overtredingen en de wijziging van art. 10 Bbbfs, waarbij die overtredingen beboetbaar zijn gesteld met tariefnummer 3, ruim twee jaren liggen. Nu ten tijde van het beweerdelijk begaan van de overtredingen van art. 3:10 lid 1 onderscheidenlijk art. 3:17 lid 1 Wft die overtredingen op grond van art. 10 Bbbfs beboetbaar waren gesteld met tariefnummer 2, biedt art. 1:97 lid 1 aanhef en onder b Wft geen grondslag voor het publicatiebesluit. Het publicatiebesluit zal bij heroverweging in bezwaar moeten worden herroepen, zodat de gevraagde schorsing van dat besluit voor toewijzing in aanmerking komt.

FRP 2015/235 - Sign. - EHRM: effectenbezitters SNS niet oneerlijk benadeeld door procedure bij nationalisatie (EHRM 9 april 2015, 119(2015))

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
The Court found in particular that the time constraints imposed on the bond holders in the proceedings to decide on the lawfulness of the expropriation had not placed them at an unfair disadvantage and that their restricted access to financial reports concerning the bank and its assets had been necessary (art. 6 EVRM). The case did not address the issue of compensation. Compensation proceedings are still pending in the Netherlands.

FRP 2015/236 - Sign. - Beantwoording prejudiciële vragen Woekerpolis (HvJEU 29 april 2015 inmiddels geannoteerd verschenen in «JOR» 2015/172, C-51/13)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De Rechtbank Rotterdam, waar de zaak aanhangig is, wenst in hoofdzaak te vernemen of de bepalingen van de levensrichtlijn (992/96/EEG) zich ertegen verzetten dat een verzekeringsmaatschappij op grond van algemene beginselen van Nederlands recht, zoals de “open en/of ongeschreven regels”, aan de verzekeringnemer aanvullende informatie dient te verstrekken naast de informatie die de richtlijn opsomt. Het Hof brengt allereerst in herinnering dat volgens de bewoordingen van de betrokken bepaling van de richtlijn, bijlage II bij deze laatste en de considerans ervan de aanvullende informatie waarvan de lidstaten mogen verlangen dat de verzekeraar ze verstrekt, duidelijk en nauwkeurig moet zijn en nodig moet zijn voor een goed begrip van de wezenlijke bestanddelen van de aan de verzekeringnemer aangeboden verzekeringsproducten. De verstrekking van aanvullende informatie kan dus slechts verplicht worden gesteld voor zover zij noodzakelijk is ter bereiking van het doel en voor zover de vereiste informatie voldoende duidelijk en nauwkeurig is om dat doel te bereiken en dus onder meer de verzekeraar een voldoende niveau van rechtszekerheid te waarborgen. In dit verband beklemtoont het Hof dat de lidstaten de verzekeraar niet hoeven te verplichten, aanvullende informatie te verstrekken. Het betreft hier een mogelijkheid waar de lidstaten al dan niet gebruik van kunnen maken. Het Hof merkt daarbij echter op dat de lidstaat weliswaar de toepassingsvoorschriften betreffende de verplichting tot verstrekking van aanvullende informatie als voorzien in de nationale wetgeving vaststelt, maar dat de richtlijn die verplichting nader invult door te preciseren dat die informatie de verzekeringnemer in staat moet stellen, de wezenlijke bestanddelen van de verbintenis daadwerkelijk te begrijpen, en daartoe noodzakelijk moet zijn. Het is derhalve aan de betrokken lidstaat, afhankelijk van de kenmerken van zijn rechtsorde en de specifieke situatie waarvoor hij regels wenst uit te vaardigen de rechtsgrondslag van de verplichting tot het verstrekken van aanvullende informatie te bepalen ten einde zowel een daadwerkelijk begrip door de verzekeringnemer van de belangrijkste kenmerken van de verzekeringsproducten die hem worden aangeboden als een toereikend niveau van rechtszekerheid te waarborgen. De rechtsgrondslag van een dergelijke mededelingsplicht, meer in het bijzonder de vraag of die verplichting voortvloeit uit algemene beginselen van intern recht, zoals de “open en/of ongeschreven regels”, is in beginsel irrelevant. De rechtsgrondslag moet wel overeenkomstig het beginsel van rechtszekerheid de verzekeringsmaatschappij in staat stellen met een voldoende mate van voorspelbaarheid vast te stellen, welke aanvullende informatie hij moet verstrekken en de verzekeringnemer kan verwachten. De nationale rechter kan bij de beoordeling welke vereisten moeten worden gesteld met betrekking tot de voorspelbaarheid van een dergelijke mededelingsplicht, in de beschouwing betrekken dat het aan de verzekeraar is, de aard en de kenmerkende eigenschappen van de door hem aangeboden verzekeringsproducten te bepalen, en dat deze dan ook in beginsel zou moeten kunnen vaststellen welke kenmerkende eigenschappen van die producten rechtvaardigen dat de verzekeringnemer aanvullende informatie moet worden verstrekt. Het is hoe dan ook aan de nationale rechter om te beoordelen of de “open en/of ongeschreven regels” aan die vereisten voldoen.

FRP 2015/237 - Sign. - Prejudiciële vraag over rechterlijke bevoegdheid bij schade na emissie (HvJ EU, 28-01-2015, ECLI:EU:C:2015:37, «JOR» 2015/109, m.nt. mr. T.M.C. Arons)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
In antwoord op een aantal prejudiciële vragen die de Weense rechter heeft gesteld in een kwestie waarin een in Wenen wonende belegger uitgevende instelling Barclays heeft gedagvaard wegens het schenden van informatieverplichtingen bij het aanbieden van certificaten, antwoordt het hof als volgt:

FRP 2015/238 - Sign. - HR beantwoordt prejudiciële vraag over ingangsdatum wettelijke rente over inleg bij effectenlease (HR 1 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1198, inmiddels geannoteerd verschenen in «JOR» 2015/173)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Het hof heeft bij arrest van 17 juni 2014 («JOR» 2014/240) de volgende prejudiciële vraag aan de Hoge Raad gesteld: “Wat is de ingangsdatum van de wettelijke rente over de door de aanbieder van effectenleaseovereenkomsten aan de afnemer te ver-goeden inleg? Het gaat hierbij om termijnbetalingen en eventuele aflossingen (minus dividenduitkeringen) die de afnemer voorafgaande aan de beëindiging van de effectenleaseovereenkomst(en) uit hoofde van die effectenleaseovereenkomst(en) heeft betaald.”

FRP 2015/239 - Sign. - Exhibitieincident in procedure Finidaf tegen Ernst & Young (Rb. Rotterdam 8 april 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:2707)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Ernst & Young (E&Y) vordert ex art. 843a en art. 22 Rv overlegging van een aantal documenten door de stichting Finidaf, die opkomt voor de belangen van obligatiehouders van het in 1993 gefailleerde DAF. Het gaat om stukken waaruit kan volgen wanneer de in de procedure betrokken obligatiehouders hun obligaties hebben verkregen. Finidaf vordert in de hoofdzaak een verklaring voor recht dat de afgifte van de goedkeurende verklaring bij de jaarrekening van 1991 van DAF door E&Y onrechtmatig was jegens de obligatiehouders van DAF, dat E&Y aansprakelijk is voor de schadelijke gevolgen daarvan, en dat de schade bestaat uit de gevolgen van de vermindering van het verhaalsvermogen vanaf 1 april 1992 tot aan de surseance van betaling op 2 februari 1993 bij DAF. De rechtbank wijst de vorderingen af, nu Ernst & Young op dit moment in de procedure geen belang bij haar vordering heeft.

FRP 2015/240 - Sign. - Fibonacci wint kort geding tegen Binck Bank (Rb. Amsterdam 6 maart 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:1246)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Beleggersvereniging Fibonacci belegde het geld dat door haar leden was ingelegd tot januari van dit jaar in opties via een ‘zelf-beleggen-rekening’ van Binck Bank. Op 26 januari heeft Binck Bank de gehele beleggingsportefeuille van Fibonacci in enkele uren tijd geliquideerd. Fibonacci spande daarop een kort geding aan tegen Binck Bank en heeft van de rechter gelijk gekregen. Binck Bank stelde dat zij tot de liquidatie was overgegaan om de leden van Fibonacci te beschermen. Volgens haar spiegelde Fibonacci aan haar leden te positieve verwachtingen en te rooskleurige resultaten voor. Ook zou Fibonacci in strijd met de Wft handelen doordat zij geen vergunning van de AFM had. Dit alles zou Binck Bank in januari jongstleden hebben ontdekt. Na twee gesprekken daarover met de penningmeester van Fibonacci, op 19 en 22 januari 2015, achtte de bank de liquidatie geboden in het belang van de leden.

FRP 2015/241 - Sign. - Dexia heeft belang bij “Waiver” zaak (Rb. Gelderland 25 maart 2015, ECLI:NL:RBGEL:2015:2194)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Dexia vordert een verklaring voor recht dat zij ten aanzien van de tussen haar en gedaagde gesloten lease-overeenkomsten aan al haar verplichtingen heeft voldaan. Gedaagde stelt dat Dexia geen belang heeft bij de vordering en dat zij door het instellen daarvan misbruik maakt van haar bevoegdheid daartoe.

FRP 2015/242 - Sign. - Waiver zaak: ‘Dexia zal nog wel enige tijd in de benen blijven’ (Rb. Overijssel 7 april 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:1871)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Dexia wenst dat aan haar geschil met X definitief een einde komt. Zij wenst zekerheid over haar rechtspositie ten opzichte van X en niet tot in lengte van dagen te wachten of hij nog een schadeclaim bij haar zal indienen. X voert aan er belang bij te hebben de (verdere) ontwikkelingen in de rechtspraak af te wachten wat betreft de aansprakelijkheid van Dexia in relatie tot de effectenleaseovereenkomst, mogelijk ook op grond van een tekortkoming aan de kant van Dexia.

FRP 2015/244 - Sign. - Hof onderzoekt of aan vereisten opeisbaarheid consumentenkrediet is voldaan (Hof ’s-Hertogenbosch 27 mei 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1491, 11 november 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:4665 en 3 februari 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:293)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Met ingang van 25 mei 2011 is de Wet van 19 mei 2011 ter implementatie van richtlijn nr. 2008/48/EG inzake kredietovereenkomsten voor consumenten in werking getreden. Met deze wet is onder in Boek 7 BW na titel 2 een nieuwe titel 2A is ingevoegd inzake consumentenkredietovereenkomsten. Op grond van het overgangsrecht (art. 211a lid 1 OW) is titel 2A niet van toepassing op kredietovereenkomsten met een bepaalde looptijd die vóór het inwerkingtreden van deze titel zijn gesloten. Op kredietovereenkomsten met onbepaalde looptijd die op het tijdstip van het inwerkingtreden van titel 2A reeds liepen, zijn vanaf dat tijdstip de art. 62, 63, 65, 69 en 70 lid 2 van toepassing (aldus art. 211a lid 2 OW).

FRP 2015/245 - Sign. - Bank moet gegevens cliënt verwijderen uit extern incidentenregister (Rb. Midden-Nederland 18 februari 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:1707)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Eiser vordert in kort geding een gebod aan Rabobank de op hem betrekking hebbende gegevens te verwijderen uit het externe gedeelte van het incidentenregister, zoals dat is te toetsen door de financiële instellingen die zijn aangesloten bij de NVB en de Vereniging van Financieringsinstellingen in Nederland.

FRP 2015/247 - Sign. - Klant heeft gevolgen niet uitvoeren order geaccepteerd (Hof Amsterdam 1 april 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2491)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
G stelt dat ABN Amro jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten in de op haar rustende zorgplicht. Door hem is op vrijdag 19 september 2008 een stop loss order (op een koers van € 19,50) gegeven die niet door ABN is uitgevoerd. Later die dag heeft G een (bestens) order gegeven om de aandelen te verkopen tegen een koers van circa € 19,52. Ook deze opdracht is niet uitgevoerd. Toen de koers van de aandelen de week daarop weer het niveau van € 19,50 bereikte, heeft ABN de stop loss order volgens G ten onrechte (wederom) niet uitgevoerd.

FRP 2015/248 - Sign. - Aegon niet verder aansprakelijk voor schade afnemers Sprintplan dan al eerder vastgesteld (Hof Amsterdam 7 april 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:1229)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De Vereniging Consument & Geldzaken had een procedure tegen Aegon aangespannen als collectieve actie van deelnemers aan het beleggingsproduct Sprintplan. Het hof heeft vastgesteld dat Aegon onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de personen die met Aegon een Sprintplanovereenkomst hebben gesloten en die daardoor schade hebben geleden. Deze aansprakelijkheid gaat echter niet verder dan al eerder is vastgesteld in een vergelijkbare procedure.

FRP 2015/249 - Sign. - Bank heeft onvoldoende gewaarschuwd voor risico’s short straddles (Hof ’s-Hertogenbosch 10 maart 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:841)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Van Lanschot had A hetzij schriftelijk, hetzij mondeling uitdrukkelijk en in niet voor misverstand vatbare bewoordingen moeten waarschuwen voor de specifieke risico’s van short straddles. Dat A reeds vanaf 1994 handelde in opties en van de risico’s van het enkelvoudig schrijven van call- en putopties op de hoogte was en verliezen heeft gelden op opties en optieconstructies, betekent niet dat sprake was van deskundigheid ter zake de aan de short straddles verbonden specifieke risico’s. Van Lanschot heeft niet op de vereiste wijze gewaarschuwd en is dan ook haar zorgplicht jegens A tekort geschonden. Het niet naleven van de zorgplicht door een bank, is niet een onderzoeksplicht met betrekking tot de vraag of de bank de zorgplicht jegens hem heeft nageleefd, indien hij van die zorgplicht op de hoogte is en gerede aanleiding heeft te veronderstellen dat de bank daarin kan zijn tekortgeschoten. De omstandigheid dat de beleggingen een tegenvallend rendement hebben of tot verliezen leiden, wijst niet zonder meer op een tekortschieten van de bank. Deze enkele omstandigheid behoeft voor de cliënt dan ook in beginsel niet een reden voor onderzoek te zijn. Dat geldt des te meer indien de bank als oorzaak voor tegenvallende rendementen of verliezen omstandigheden noemt die niet in haar risicosfeer liggen, zoals de heersende marktomstandigheden, of indien de bank geruststellende mededelingen doet. De cliënt mag immers in beginsel afgaan op dergelijke mededelingen van de bank als de in de onderlinge verhouding deskundige partij. Indien de cliënt, eventueel na (deskundig) onderzoek, bekend is geworden met het tekortschieten door de bank in haar zorgplicht, of daarmee redelijkerwijs bekend had moeten zijn, moet hij binnen bekwame tijd protesteren. Daarbij moet hem een redelijke termijn voor beraad worden gegund. Ten slotte komt groot gewicht toe aan de vraag of de bank door het tijdsverloop tussen het moment van ontdekking van de tekortkoming en het moment waarop is geprotesteerd nadeel lijdt, zoals een benadeling in haar bewijspositie of een aantasting van haar mogelijkheden de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken. A werd pas in 2008, toen de waarde van de beleggingsportefeuille nagenoeg halveerde, met aanzienlijke verliezen geconfronteerd. De beleggingsrelatie eindigde in augustus 2010 en A heeft in november 2010 onderzoek laten doen naar een eventueel gebrek in de prestatie van Van Lanschot. Bij brief van 23 maart 2011 heeft A Van Lanschot aansprakelijk doen stellen. Dit is op tijd.

FRP 2015/251 - Sign. - Verboden beleggingsconstructie niet door Staal voorgesteld - bank mocht relatie opzeggen (Hof Den Haag 3 maart 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:332)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
23 April BV heeft bij Staalbankiers via een constructie gehandeld in aandelen VHS. Bij brief van 13 januari 2004 heeft Staalbankiers de bestuurder en enig aandeelhouder van 23 April, B, bericht dat het handelen via 23 April in strijd is met de Wft en dat zij de bancaire relatie met B en 23 April per direct opzegt. Zowel de directeur groot aandeelhouder van VHS, X als B zijn onderwerp geweest van een strafrechtelijk onderzoek en hun zaken zijn voor de strafrechter gebracht. B is uiteindelijk door de Hoge Raad vrijgesproken van handel met voorwetenschap (ECLI:NL:HR:2013:5). 23 April vordert nu diverse verklaringen voor recht dat Staalbankiers tekort is geschoten in haar bijzondere zorgplicht jegens 23 April.

FRP 2015/252 - Sign. - Faillissement Lehman niet te voorzien; zorgplicht jegens belegger niet geschonden (Hof Den Haag 16 december 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:4102)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
G heeft bij Staalbankiers belegd in Staalbankiers Garantiebeheer (SGB), dat belegde in een note uitgegeven door Lehman Brothers Treasury Co. Na het faillissement van Lehman heeft G Staal aansprakelijk gesteld voor zijn verliezen. Het hof buigt zich over drie specifieke vragen: (1) of Staalbankiers een (adequaat) cliëntprofiel heeft opgesteld voor de belegging in SGB, (2) een passend beleggingsbeleid heeft gevoerd door die belegging te adviseren en (3) G in de zomer van 2008 nader had moeten informeren/waarschuwen voor de risico’s van de belegging in SGB.

FRP 2015/253 - Sign. - Overname Super de Boer (Hof Amsterdam 10 juli 2012, ECLI:NL:GHAMS:2012:BX0488, «JOR» 2015/70, m.nt. mr. G.T.J. Hoff)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Van een in de statuten specifiek omschreven groep personen, waar de onderhavige beleggers buiten vallen, is geen sprake. Ook degenen die aandelen in SdB hebben gehad, maar deze inmiddels hebben verkocht, kunnen als effectenbezitters worden beschouwd, op de behartiging van wier belangen VEB zich richt.

FRP 2015/254 - Sign. - Vertrouwelijkheid niet langer gewaarborgd (Hof Amsterdam 11 november 2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:8609, «JOR» 2015/71, m.nt. mr. G.T.J. Hoff)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Het hof heeft in de zaak tussen de VEB en de Stichting Procedure SdB bij twee deskundigen expertise ingewonnen over de vraag of de ontwikkelingen in de koers en/of omzet van het aandeel SdB na 4 september 2009 zo significant en onverklaarbaar waren dat zij SdB tot de conclusie hadden moeten brengen dat de vertrouwelijkheid van de informatie over het overnamebod van Jumbo niet meer was gewaarborgd.

FRP 2015/255 - Sign. - Ook voor verlenging is toestemming vereist (HR 9 januari 2015, ECLI:NL:HR:2015:41, «JOR» 2015/72)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De hier aan de orde zijnde overeenkomsten houden in dat de looptijd van de eerder aangegane leaseovereenkomsten wordt verlengd, met handhaving van de voorwaarden daarvan. De ratio van art. 1:88 lid 1 BW is om echtgenoten, in hun belang en dat van het gezin, tegen elkaar te beschermen, onder meer wat betreft het verrichten van rechtshandelingen die kunnen ingrijpen in hun financiële positie, zoals die tot het aangaan van de in het artikellid onder d genoemde koop op afbetaling (waaronder ook valt die tot het aangaan van een huurkoop). Deze ratio brengt mee dat ook voor verlengingsovereenkomsten zoals hier aan de orde, de toestemming van de andere echtgenoot is vereist. Aan die overeenkomsten is immers hetzelfde bezwaar verbonden als aan de oorspronkelijk aangegane overeenkomsten, namelijk dat deze leiden tot de verplichting om maandelijks (nieuwe) termijnbetalingen te verrichten voor de duur van de (nieuwe) looptijd.

FRP 2015/256 - Sign. - Afwijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor onteigening SNS (Rb. Amsterdam 15 januari 2015, «JOR» 2015/73, m.nt. mr. K. Frielink)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De Stichting Beheer SNS Reaal verzoekt een voorlopig getuigenverhoor om informatie in te winnen over het besluit tot onteigening van de effecten SNS Reaal, het aanbod tot schadeloosstelling van de minister en het SREP besluit. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af vanwege gebrek aan belang.

FRP 2015/257 - Sign. - Schending zorgplicht rentederivaten (Rb. Den Haag 14 januari 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:272, «JOR» 2015/74, m.nt. mr. E.L.A. van Emden)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Rabobank heeft haar zorgplicht geschonden jegens A nu zij bij het afsluiten van de renteproducten met A (i) niet is nagegaan of A zich bewust was van de risico’s die hij in privé liep en deze overzag; (ii) niet is nagegaan of A zich bewust was van de risico’s die hij in privé liep en deze overzag bij het aangaan van de garantiestellingen voor de verplichtingen van A-Holding; (iii) bij het afsluiten van de cancellable swap en de extendable swap niet ondubbelzinnig met A de afwijkingen van de uitgangspunten van deze renteproducten heeft besproken en zich er niet van heeft vergewist a) dat A deze renteproducten desalniettemin wilde afsluiten en b) of A de uitgangspunten wenste aan te passen.

FRP 2015/258 - Sign. - Betaling in bitcoins: geld of ruilmiddel, betaling of inbetalinggeving? (AA 2015, nr. 3, p. 177, prof. mr. W.A.K. Rank)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De schrijver bespreekt de vraag of bitcoins kwalificeren als geld. Aan de hand van de uitspraak van de Rechtbank Overijssel gaat hij in op de vraag wat de voorwaarden daarvoor zijn. Daarna bespreekt hij wat de plaats is van de bitcoin in het huidige BW en een aantal toezichtsrechtelijke aspecten.

FRP 2015/259 - Sign. - Toezicht en handhaving door (financiële) toezichthouders: een jurisprudentieoverzicht (FR 2015, nr. 3, p. 64, mr. A.J. Boorsma en mr. F.E. de Bruin)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De schrijvers bespreken een aantal interessante en voor de praktijk relevante uitspraken op het gebied van toezicht en handhaving. Zij gaan in op: (i) nieuwe ontwikkelingen in de rechtspraak over de reikwijdte van de (informatie)vorderingen van toezichthouders, (ii) de juridische ruimte en grenzen voor de mogelijkheden voor toezichthouders om prioriteiten te stellen, (iii) verschillende (rechts)vragen die spelen in het kader van de procedure die voorafgaat aan het nemen van een boetebesluit , (iv) de jurisprudentie op het gebied van bewijs dat aan geconstateerde overtredingen ten grondslag ligt (v) de ontwikkelingen op het gebied van het ne bis in idem-beginsel, (vi) de jurisprudentie die op het gebied van het feitelijk leiding geven is verschenen, (vii) de verschillende aspecten die een rol spelen bij het bepalen van de hoogte van de boete en (viii) de publicatiebevoegdheden van AFM en DNB ten aanzien van boetebesluiten tot een voortdurende stroom van jurisprudentie.

FRP 2015/260 - Sign. - Compliance in de recente literatuur (FR 2015, nr. 3, p. 75, mr. R.J. de Doelder)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Na het uitbreken van de wereldwijde financiële crisis is de aandacht voor compliance verder toegenomen. Er is veel gepubliceerd over de vermeende oorzaken van de crisis en over andere misstanden in de financiële sector. De wetgever en toezichthouders hebben niet stilgezeten en overladen de sector met nieuwe en gewijzigde regelgeving. Compliance-afdelingen hebben er de handen vol aan. In ‘het compliance-veld’ en ver daarbuiten gelooft echter bijna niemand dat nieuwe regels het gewenste effect hebben en dat een teveel aan regels en procedures zelfs een averechts effect heeft. Toch versterkt ieder incident de roep om meer regels, meer toezicht en strengere procedures. Op basis van met name de twee belangrijkste publicaties op het gebied van compliance in Nederland het afgelopen jaar, bespreekt de schrijver deze problematiek en zijn ideeën voor een oplossing. Het gaat om de tweede, geheel herziene, druk van ‘Compliance in het financieel toezichtrecht’ en het ‘Jaarboek Compliance 2015’. Hij gaat ook kort in op de congressen waar de boeken zijn gepresenteerd.

FRP 2015/262 - Sign. - Rondom het nieuws, Scio Nescio 
(FR 2015, nr, 3, p. 97, mr. G.W. Kastelein)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De recente confrontatie tussen de nieuwe Griekse regering en de Eurogroep over de noodfinancieringsvoorwaarden en de dreiging van een Grexit, onderstrepen de fragiliteit van de Europese Monetaire Unie (EMU). De schrijver bespreekt de vraag hoe het Single Resolution Mechanism (SRM) zou functioneren bij een dreigende of aanstaande exit uit de EMU, in het bijzonder de vraag of de falende banken van een (mogelijk) uittredende lidstaat nog kunnen profiteren van het gemeenschappelijke Europese Resolutiefonds (Single Resolution Fund). Daar zal op enig moment circa € 51 miljard in zitten. Het SRM is ingericht om banken objectief en neutraal af te wikkelen, zonder politieke inmenging, in het belang van de interne markt. Er is geen rekening gehouden met een exit, zodat er geen expliciete grond bestaat om in bij of na een exit steun uit het Fonds te blokkeren. De schrijver betoogt dat het tijd is deze blinde vlek aan te pakken.

FRP 2015/263 - Sign. - Doet u ons maar uniformiteit; hoe niet-medewerking met verschillende boetehoogtes kan worden bestraft (Sanctierecht & Onderneming 2015, nr. 1, p. 6, mr. R.P.A. Kraaijeveld en mr. C.M.M. van Mil)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Art. 5:20 lid 1 Awb bevat de plicht om aan een toezichthouder alle medewerking te verlenen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. Vanwege de weigering tot het verlenen van medewerking kan een boete worden opgelegd. Art. 5:20 Awb zelf behelst hiervan geen sanctionering. De opzettelijke weigering van medewerking is strafbaar gesteld in art. 184 lid 1 Sr en kan op grond hiervan worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie (€ 4.050). Bij veroordeling van een rechtspersoon kan, op grond van art. 23 lid 7 Sr een geldboete worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag van de naast hogere categorie. In dat geval zou het boetebedrag uitkomen op € 6.700. De medewerkingsplicht zoals opgenomen in de Awb met bijbehorende strafbaarstelling in het Sr, wordt daarnaast in een aantal bijzondere wetten expliciet benoemd. Het (opzettelijk) niet verlenen van medewerking kan op grond hiervan bestuurlijk worden beboet. Daarbij wordt weliswaar verwezen naar art. 5:20 van de Awb, maar de strafmaat loopt nogal uiteen voor wat betreft de boetehoogte. De schrijvers bespreken deze ongelijkheid en pleiten voor uniformiteit.

FRP 2015/264 - Sign. - Bespreking van de kenmerken van de Rabo Participaties en de Rabo Certificaten (Ondernemingsrecht 2015, 15, mr. G.C. van Eck, mr. L.A. Lutz en mr. drs. A.N. Krol)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De schrijvers bespreken de vennootschapsrechtelijke kenmerken van de participaties en de (verhandelbare) certificaten daarvan die in januari vorig jaar zijn uitgegeven door Rabobank Nederland en de Stichting AK Rabobank Certificaten. Alhoewel de wet niet voorziet in een regeling met betrekking tot participaties, wordt een coöperatie met participatiebewijzen rechtens toelaatbaar geacht. De participaties zijn in de geconsolideerde jaarrekening van Rabobank Nederland onder het eigen vermogen opgenomen. De schrijvers gaan in op de classificatie van de instrumenten in de jaarrekening, de fiscale kwalificatie en de kwalificatie onder de Capital Requirements Directive (2013/36/EU, CRD IV) en de Capital Requirements Regulation (575/2013, CRR). Vanwege recente ontwikkelingen rond hybride instrumenten bespreken de schrijvers tot slot de capital securities van Rabobank Nederland.

FRP 2015/265 - Sign. - Credit rating agencies: van overmatig vertrouwen tot toezicht (Ondernemingsrecht 2015, 16, mr. G.P. Pover)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Credit Rating Agencies (CRAs) zouden de kredietcrisis hebben verergerd door het afgeven van te optimistische ratings die vervolgens op grote schaal naar beneden werden bijgesteld. Naar aanleiding hiervan is wereldwijd wet- en regelgeving aangenomen die als doel heeft de kwaliteit, onafhankelijkheid en transparantie van ratings te verbeteren. Daarnaast hebben wetgevers en beleidsmakers maatregelen genomen om overmatig vertrouwen in ratings te verminderen. In de EU zijn sinds 2009 drie verordeningen opgesteld voor CRAs. De schrijver bespreekt de bevoegdheden van de European Securities and Markets Authority (ESMA), die toezicht houdt op CRAs, de EU wet- en regelgeving en de vormgeving van de CRA toezicht in de EU en de ontwikkelingen hierin. Ook gaat de schrijver kort in op de rol van CRAs en ratings op de financiële markten.

FRP 2015/266 - Sign. - De AFM is niet tekortgeschoten als toezichthouder op DSB (Ondernemingsrecht 2015, 23, prof. mr. H.M. Vletter-van Dort)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
De schrijfster bespreekt het arrest van de Hoge Raad van 21 november 2014 («JOR» 2015/11), waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de AFM – die aansprakelijk was gesteld door een houdster van een achtergesteld deposito bij DSB - niet is tekortgeschoten als toezichthouder op DSB bank. Zij wijst daarbij ook op de zaak die de curatoren van DSB tegen DNB hebben ingesteld, een eerste zaak waarin de onder toezicht staande instelling zelf de toezichthouder aansprakelijk houdt. Verder lijkt het erop dat er recentelijk een kentering heeft plaatsgevonden in het procederen tegen toezichthouders, terwijl dergelijke vorderingen tot op heden slechts zelden werden ingesteld. De schrijfster noemt enkele procedures. De wettelijke aansprakelijkheidsbeperking van financiële toezichthouders verschaft helderheid over de aansprakelijkheid van de toezichthouder. AFM en DNB zouden ook zelf het verwachtingspatroon van het publiek kunnen managen door actiever uit te dragen wat hun taak precies omvat en welke beperkingen deze kent. De schrijfster wijst erop dat als financiële consumenten schade lijden, de financiële instellingen zelf vrijwel altijd de werkelijke schuldigen zijn. Echter, omdat zij bij een deconfiture geen verhaal bieden, ligt een vordering tegen de toezichthouder snel voor de hand, met name als deze niet uitdrukkelijk wijst op de eigen verantwoordelijkheid van de financiële consument en de beperkte macht die zij heeft om deconfitures te voorkomen. In dat verband is het goed zich te realiseren dat als een toezichthouder inderdaad een hoge schadevergoeding moet betalen, het uiteindelijk de belastingbetaler is bij wie de rekening terechtkomt.

FRP 2015/267 - Sign. - Het wetsvoorstel algemeen pensioenfonds (APF) (Ondernemingsrecht 2015, 31, prof mr. R.H. Maatman en mr. A. Steneker)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Op 18 december 2014 is het Wetsvoorstel algemeen pensioenfonds (APF) ingediend bij de Tweede Kamer. Een APF is een nieuw type pensioenfonds in de zin van de Pensioenwet. Na invoering van het wetsvoorstel APF kunnen de volgende pensioenuitvoerders naar Nederlands recht worden opgericht: het APF, het ondernemingspensioenfonds, het bedrijfstakpensioenfonds, het beroepspensioenfonds de premiepensioeninstelling, (PPI) en de verzekeraar. Het APF wordt gekenmerkt doordat het afgescheiden vermogens kan vormen, bestemd voor de verschillende pensioenregelingen die het uitvoert. Daarmee aanvaardt de wetgever een uitzondering op het “verbod op ringfencing”, bedoeld in art. 123 lid 1 PW. Dit verbod kent thans reeds uitzonderingen voor de PPI en het zogenoemde multi-opf. De schrijvers bespreken enkele hoofdlijnen van het wetsvoorstel APF en de daarin voorgestelde wijze van ringfencing. Hun artikel is deels ontleend aan een Netspar-paper over de wijze waarop ringfencing wordt geregeld bij de verscheidene pensioenuitvoerders.

FRP 2015/268 - Sign. - Toezicht op banken in (inter)nationaal perspectief – impressies van een symposium (Ondernemingsrecht 2015, 38, mr. M. Bosman-Schouten en mr. dr. R. Stijnen)

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Vanaf 4 november 2014 is het SSM in werking getreden. Het Europese bankentoezicht wordt vanaf 2015 in materiële zin mede vormgegeven door het zogenoemde Single Resolution Mechanism (SRM). Deze procedurele en materiële wijzigingen in het bankentoezicht, die dus ook op Nederlandse banken van toepassing zijn, vormden aanleiding voor het Kenniscentrum Financieel en Economisch Recht van de Rechtbank Rotterdam om op 27 november 2014 het symposium Toezicht op banken in (inter)nationaal perspectief te organiseren. De schrijvers geven een korte bespreking van de thema’s die deze dag de revue passeerden. Onderwerpen die aan bod kwamen zijn: (i) toezicht, handhaving en rechtsbescherming onder het SSM, (ii) enige vragen over de werking van rechtsbescherming ter zake van het SSM, (iii) nationalisaties, staatssteun en schadeafwikkeling, (iv) bail-in en het Single Resolution Fund en (v) het perspectief van de belegger.

FRP 2015/269 - Sign. - ESA’s

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Het gezamenlijke comité van de ESA’s heeft op 6 maart 2015 een consultatie gepubliceerd over draft ITS met betrekking tot de toewijzing van externe kredietbeoordelingsinstellingen tot een objectieve schaal van kredietkwaliteitscategorieen onder Solvency II. De draft ITS zijn opgesteld op basis van art. 109(a) van de Solvency II richtlijn (2009/138/EC). Het gezamenlijk comité wil de draft ITS op 30 juni 2015 ter goedkeuring aan de Europese Commissie aanbieden.

FRP 2015/270 - Sign. - EBA

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Op 29 april 2015 heeft EBA een consultatie gepubliceerd voor een update van haar data template voor de identificatie van wereldwijd systeemrelevante instellingen (G-SIIs). De update is ingegeven door het nieuwe informatietemplate en een aantal kleine aanpassingen die het Comité van Basel voor het bankentoezicht in januari 2015 heeft doorgevoerd voor de identificatie van wereldwijd systeemrelevante banken (G-SIBs). De consultatie sluit op 20 mei 2015.

FRP 2015/272 - Sign. - EIOPA

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Strien, mw. mr. D. van
Op 27 maart 2015 heeft EIOPA de volgende consultaties bekendgemaakt met betrekking tot Solvency II:

FRP 2015/274 - Art. - Informatieverschaffing door banken

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Dr. G. ter Kuile, LL.M. en Mr. M. Meijer Timmerman Thijssen
Banken dienen sinds kort informatie te verschaffen aan De Nederlandsche Bank over hoe zij eventuele financiële calamiteiten het hoofd kunnen bieden. Hiervoor stellen zij zelf herstelplannen op en stelt DNB resolutieplannen op. Dit artikel gaat in op de informatieplicht van de banken en stipt de mogelijkheid van sancties aan.

FRP 2015/275 - Art. - De nieuwe Code Banken en het pakket ‘Toekomstgericht bankieren’ – Back to the future?

Aflevering 2, gepubliceerd op 13-06-2015 geschreven door Mr.Drs. R.E. van Lambalgen
In deze bijdrage wordt het pakket ‘Toekomstgericht bankieren’ besproken. Dit pakket is eind 2014 door de NVB vastgesteld en bestaat uit drie onderdelen: 1) het Maatschappelijk Statuut, 2) de Code Banken, en 3) de Gedragsregels. De auteur gaat onder andere in op de achtergrond van dit pakket en bespreekt daarbij wat er veranderd is ten opzichte van de oude Code Banken. Vervolgens wordt aan de hand van twee bouwstenen – i) banken zijn essentieel voor de economie, en ii) vertrouwen is essentieel voor banken – toegelicht wat het belang is van het pakket ‘Toekomstgericht bankieren’.