Aflevering 7-8

Gepubliceerd op 1 juli 2014

FTV 2014/37 - Voorwoord bij themanummer Fraude en (on)behoorlijk bestuur

Aflevering 7-8, gepubliceerd op 01-07-2014
Fraude en onbehoorlijk bestuur zijn de laatste jaren terugkerende thema’s op de maatschappelijke agenda. Hoe kunnen deze vormen van misbruik worden aangepakt? Is hierbij tevens een rol weggelegd voor de juridische adviseur, en zo ja, welke middelen staan hem daarvoor ter beschikking? Welke risico’s loopt de juridische adviseur daarbij? Dit themanummer staat in het teken van deze problematiek. De redactie heeft de volgende auteurs bereid gevonden om hier nader aandacht aan te besteden, waarvoor wij hen zeer erkentelijk zijn.

FTV 2014/38 - Artikel 67o AWR; een mijnenveld voor de belastingadviseur?

Aflevering 7-8, gepubliceerd op 01-07-2014 geschreven door Mr. M.B. Weijers
Met ingang van 1 januari 2014 heeft het fiscale (boete)recht een ingrijpende wijziging ondergaan doordat met invoering van artikel 67o van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) een aantal nieuwe deelnemingsvormen in het fiscale domein is geïntroduceerd. Na strafbaarstelling van de medepleger bij invoering van de vierde tranche in juli 2009, blijven thans ook de doen pleger, uitlokker en medeplichtige niet langer verschoond van de mogelijkheid tot fiscaalbestuursrechtelijke beboeting.In deze bijdrage zal een beschouwing worden gegeven van de wijzigingen die de invoering van artikel 67o AWR met zich heeft gebracht en zal nader worden stilgestaan bij de voorwaarden en uitwerking van eventuele beboetbare deelneming van de belastingadviseur om vervolgens af te sluiten met een aantal formele kwesties omtrent de boeteoplegging.

FTV 2014/39 - Frauderende werknemers, bestuurdersaansprakelijkheid en de melding betalingsonmacht: even Apeldoorn bellen of risico van het vak?

Aflevering 7-8, gepubliceerd op 01-07-2014 geschreven door Mr. E. Swaving Dijkstra
Op grond van artikel 36 Invorderingswet 1990 (hierna: IW90) kunnen bestuurders aansprakelijk worden gesteld voor onbetaalde omzet- en loonbelastingschulden van een lichaam indien sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Dit geldt ook voor gewezen bestuurders voor zover de onbetaalde belastingschulden tijdens hun bestuur zijn ontstaan. Wanneer het lichaam de betalingsonmacht niet tijdig aan de Belastingdienst meldt, wordt kennelijk onbehoorlijk bestuur onweerlegbaar aanwezig geacht. Bonafide bestuurders hebben van deze meldingsplicht - althans volgens de wetgever - niets te vrezen. Is dit ook het geval wanneer de omzet- of loonbelastingschuld van het lichaam is ontstaan door een frauderende werknemer, bijvoorbeeld door buiten de boekhouding om bedrijfsgoederen te verkopen of - ondanks een verbod van de werkgever - bedrijfsauto’s voor privédoeleinden te gebruiken?

FTV 2014/40 - Fraude en de notaris; de poortwachter heeft het druk

Aflevering 7-8, gepubliceerd op 01-07-2014 geschreven door Mw. dr. mr. N.C. van Oostrom-Streep
In een themaspecial over fraude hoort een bijdrage over de rol van de notaris bij de bestrijding ervan. Overal in de parlementaire geschiedenis wordt voor de notaris een prominente rol ingeruimd als het gaat om fraudepreventie en -opsporing. Nieuw is dit niet: al ten tijde van de ‘vastgoedfraude’, medio eerste decennium van deze eeuw, is naar voren gebracht dat de notaris een grote rol past bij het signaleren en voorkomen van fraude. Diverse pilots zijn opgestart en nieuwe regels gemaakt. Ook zijn er stappenplannen opgesteld om notarissen te behoeden voor het betrokken raken bij frauduleuze praktijken en is werk gemaakt van de opsporing en vervolging van notarissen die wel in de netten van fraudeurs verstrikt zijn geraakt. De inzet van de notaris bij de bestrijding van fraude is de afgelopen jaren sterk toegenomen, met name gezien de centrale rol die hij in tal van juridische processen vervult. In deze bijdrage belicht ik de diverse terreinen waarop de notaris geacht wordt bij te dragen aan het bestrijden van fraude, geef ik aan waar diens zorgplicht ligt en welke instrumenten hem hierbij ten dienste staan.

FTV 2014/41 - Do's en don'ts bij een onderneming in zwaar weer

Aflevering 7-8, gepubliceerd op 01-07-2014 geschreven door Mw. mr. M.R.J. Linck
Ondernemingen die in zwaar weer komen te verkeren zijn (helaas) aan de orde van de dag. Met het oog op de verregaande gevolgen van opvolgend faillissement voor de daarbij betrokken partijen en de economie in brede zin, heeft de wetgever op fiscaal, civiel en strafrechtelijk terrein kaders geschetst om op te treden tegen laakbaar handelen ten koste van schuldeisers (dergelijk handelen in de praktijk ook wel geschaard onder het verzamelbegrip ‘faillissementsfraude’). Het handelen van een bestuurder of feitelijk leidinggevende van een onderneming die in zwaar weer verkeert, kan dus fiscale, civielrechtelijke of zelfs strafrechtelijke consequenties hebben. Een veelvoorkomende vraag van een bestuurder van een onderneming in zwaar weer aan zijn adviseur is dan ook: hoe moet ik mij gedragen en wat zijn de risico’s van mijn handelingen?