Aflevering 12

Gepubliceerd op 23 december 2015

FTV 2015/56 - “To catch a thief”

Aflevering 12, gepubliceerd op 23-12-2015 geschreven door Korst, mr. dr. P. van der
“Kabinet gaat faillissementsfraude harder aanpakken”, kopte Het Financieele Dagblad in juni van dit jaar.[NOOT: Het Financieele Dagblad 18 juni 2015, p. 4.] Er is alle reden voor een grondige aanpak van fraude in het algemeen en van faillissementsfraude in het bijzonder. De totale jaarlijkse schade van alle fraudevormen tezamen wordt geschat op (minstens) € 11 miljard.[NOOT: Aldus PwC in Nieuwsuur 18 december 2013. Zie ook F. Kemp, “Gevraagd: radicale herziening aanpak faillissementsfraude”, Tijdschrift financiering, zekerheden en insolventiepraktijk 2014, nr. 312 en J. Brouwers, “Fraude en misbruik bij faillissementen”, TvI 2014/7.] Volgens de website van het Openbaar Ministerie variëren de schattingen van de jaarlijkse schade door faillissementsfraude tussen enkele honderden miljoenen euro’s en meer dan een miljard euro.[NOOT: www.om.nl/onderwerpen/fraude/faillissementsfraude.] Het CBS publiceert sinds 2010 vanwege bezuinigingen geen jaarcijfers meer over de aard en omvang van de schuldenlast in faillissementen.

FTV 2015/57 - De toekomst in het verleden? – Een suggestie tot herinvoering van het recht van grondrente

Aflevering 12, gepubliceerd op 23-12-2015 geschreven door Oostrom-Streep, mr. dr. N.C. van
Wie een positieve verplichting[NOOT: Een verplichting om te geven of te doen.] wil opleggen aan de verkrijgers onder bijzondere titel van een registergoed, is in beginsel aangewezen op de erfdienstbaarheid[NOOT: Voor (neven)verplichtingen tot een doen, respectievelijk art. 5:71 leden 1 en 2 BW.] of het kettingbeding.[NOOT: Inhoudelijk immers vrij, mits niet in strijd met de openbare orde of de goede zeden.] In beginsel, omdat het binnen bepaalde grenzen mogelijk is positieve verplichtingen te incorporeren in beperkte rechten als het recht van opstal of het erfpachtrecht.[NOOT: Denk aan verplichtingen tot onderhoud van het in erfpacht uitgegeven terrein of de opstal, dan wel de verplichting tot het oprichten van gebouwen of werken. Zie ook A.A. van Velten, Privaatrechtelijke aspecten van onroerend goed, vierde druk, Deventer: Kluwer [2012], p. 540 e.v.] Nadeel van de erfdienstbaarheid is dat verplichtingen tot een doen slechts in beperkte mate kunnen worden opgelegd,[NOOT: Immers, slechts als nevenverplichting bij het dulden of niet doen (art. 5:70 lid 1 BW) of als hoofdverplichting, maar dan ex art. 5:70 lid 2 BW en slechts met de inhoud de verplichting tot het verrichten van onderhoud.] terwijl het kettingbeding de bekende zwakke schakels kan vertonen en bovendien in principe faillissement en executoriale verkoop niet overleeft.[NOOT: Afgezien van de mogelijkheid dat de executant/verkopend curator ervoor kiest het beding te respecteren.] Dit laatste behoeft overigens de nodige nuancering, nu de notariële tuchtrechter de notaris tot de orde roept die een (transport)akte verlijdt zonder erop toe te zien dat samenhangende obligatoire verplichtingen worden opgelegd.[NOOT: Zie mijn bijdrage “Hoe de tuchtrechter de aard van kettingbedingen vervormt: een oproep tot koerswijziging”, WPNR 2012/6930, alsook R.M. Wibier, “De notariële tuchtrechter vs. het wettelijk onderscheid tussen goederen- en verbintenissenrecht – opnieuw een nederlaag voor het recht”, WPNR 2012/6922 en de bijdragen in de themaspecial in WPNR 2012/6954.] Weliswaar lijkt sinds het geruchtmakende ‘Novitaris-arrest’[NOOT: HR 3 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:831.] de ergste kou uit de lucht, maar nog niet is bekend hoe de tuchtrechter over de uitspraak denkt en welke notaris het als eerste aan zal durven willens en wetens een dergelijke akte te verlijden.

FTV 2015/59 - Privacy en derdenonderzoek: een gespannen verhouding

Aflevering 12, gepubliceerd op 23-12-2015 geschreven door Dijkstra, mr. drs. C.M.
Privacy komt in toenemende mate onder druk te staan. Ook belastingheffing betekent vaak een (gerechtvaardigde) inbreuk op het recht op privacy. In deze bijdrage onderzoek ik welke rol aan art. 8 EVRM toekomt bij derdenonderzoek (art. 53 AWR) en zal ik betogen dat het EHRM een aanzienlijk groter belang toekent aan wettelijke waarborgen bij een dergelijke inbreuk dan waar de AWR nu in voorziet.

FTV 2015/60 - De opheffing van een onder het oude erfrecht ingesteld testamentair bewind

Aflevering 12, gepubliceerd op 23-12-2015 geschreven door Breemhaar, prof. mr. W.
Heeft een erflater onder het oude erfrecht over de verkrijging van een erfgenaam of legataris enkel in diens belang een bewind ingesteld voor de duur van diens leven (art. 4:1066 (oud) BW), dan kan de vraag rijzen, of de rechthebbende kan bewerkstelligen dat aan het bewind een einde komt. Gaat men bij het huidige erfrecht te rade, dan blijkt dat art. 4:178 lid 2 tweede zin BW het mogelijk maakt dat een testamentair bewind dat uitsluitend in het belang van de verkrijger is ingesteld, door de rechtbank op verzoek van de rechthebbende wordt opgeheven, mits aan de twee daar genoemde voorwaarden is voldaan.