FTV 2015/13 - Fictie van voorbehouden genot reikt steeds verder
Aflevering 3, gepubliceerd op 20-03-2015 geschreven door Kooiman, mr. W.R.De gemoederen rondom art. 10 Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) zijn de afgelopen tijd wat tot bedaren gekomen. Na de ingrijpende wijziging van de bepaling in 2009[NOOT: Wet van 17 december 2009, Stb. 2009, 564.] hebben de gevolgen daarvan voor bestaande gevallen uiteindelijk geresulteerd in overgangsrecht bij beleidsbesluit.[NOOT: Besluit van 4 april 2012, nr. BLKB2012/103M, Stcrt. 2012, 7145, onderdeel 5.] Het is nu aan de rechter om de rechtsvragen waartoe de vernieuwde bepaling aanleiding geeft van een antwoord te voorzien. Ten aanzien van een tweetal punten heeft de Hoge Raad dat gedaan in zijn arrest van 10 oktober 2014,[NOOT: HR 10 oktober 2014, nr. 13/04777, NTFR 2014-2762.] dat hierna wordt besproken. In paragraaf 1 schets ik het wettelijk kader waarbinnen de rechtsvragen zich afspelen. Vervolgens komt het arrest zelf aan de orde in paragraaf 2. Daarna evalueer ik drie aspecten die daarin naar voren komen. Eerst komt aan bod of art. 10 SW 1956 van toepassing is op de overdracht van een woning onder voorbehoud van een huurrecht (par. 3). In paragraaf 4 betreft het de niet-aftrekbaarheid van de kwijtgescholden koopsom. In paragraaf 5 gaat het om de toepassing van art. 10 SW 1956 op de schuldig gebleven huurtermijnen. Ik besluit met een conclusie (par. 6).