Aflevering 3

Gepubliceerd op 14 maart 2017

FTV 2017/11 - Gaat de Belastingdienst zijn eigen weg?

Aflevering 3, gepubliceerd op 14-03-2017 geschreven door Schonis, prof. mr. H.M.N.
“We moeten een beetje voorzichtig zijn met de belastingdienst. Ze brengen tenslotte iedere dag een miljard euro in de staatskas”, zei minister Dijsselbloem. Deze uitspraak valt te betwisten. Het dagelijkse miljard wordt betaald door burgers en bedrijven. Belastingen zijn gedwongen afdrachten waar geen concrete tegenprestatie tegenover staat. De rol van de Belastingdienst is slechts beperkt tot het toezien op de voldoening aan de fiscale verplichtingen door de contribuabelen en de inning van de belastingen. Daarbij wordt gestreefd naar ‘compliance’. Dat wil zeggen dat burgers en bedrijven ‘vrijwillig’ voldoen aan de zo juist mogelijke vaststelling van hun fiscale verplichtingen. Helemaal vrijwillig is het niet. De Belastingdienst heeft een enorm arsenaal van informatierechten en andere administratieve en financiële dwangmiddelen tot zijn beschikking, alsmede strafrechtelijke sancties, waaruit hij vrijelijk kan kiezen.

FTV 2017/12 - Vermogensrendementsheffing 2.0: belast de trend, niet de fluctuaties

Aflevering 3, gepubliceerd op 14-03-2017 geschreven door Vording, H.
Al sinds de inwerkingtreding van de Wet IB 2001 is er kritiek op de vermogensrendementsfictie in box 3, waardoor spaarders belasting moeten betalen over een forfaitair rendement van 4%. De rendementsfictie is onlangs verfijnd, maar zou het niet beter zijn om spaargeld helemaal uit de vermogensrendementsheffing te halen?

FTV 2017/13 - De samenwerkende groep en overnameholdings – de wijzigingen in art. 10a en art. 15ad Wet VPB 1969

Aflevering 3, gepubliceerd op 14-03-2017 geschreven door Geilswijk, mr. drs. R.P. van
Op 26 augustus 2015 publiceerden de Tweede Kamerleden Nijboer en Groot (PvdA) hun initiatiefnota ‘Private Equity: einde aan de excessen’.[NOOT: Kamerstukken II 2015-2016, 34267, nr. 3.] De nota richtte zich met name tegen ‘leveraged buyouts’ (gedefinieerd als overnames die met zo veel mogelijk vreemd vermogen worden gefinancierd) door private equity. In dit kader constateerden de initiatiefnemers een aantal fiscale tekortkomingen in de dan geldende renteaftrekbeperkingen voor overnamehoudsters (art. 15ad Wet VPB 1969). De door de initiatiefnemers voorgestelde aanpassingen zijn door het kabinet overgenomen en uitgewerkt in een voorstel dat ter internetconsultatie[NOOT: www.internetconsultatie.nl/renteaftrekbeperkingen.] is aangeboden en vervolgens in het Belastingplan 2017 is opgenomen. (Mogelijk) meer ingrijpend echter zijn de additionele wijzigingen die het kabinet noodzakelijk achtte in de context van een andere renteaftrekbeperking, te weten art. 10a Wet VPB 1969, zeker als deze wijziging wordt bezien in combinatie met art. 15ad Wet VPB 1969. In dit artikel wordt ingegaan op voornoemde wijzigingen, die vanaf (het eerste boekjaar op of na 1 januari) 2017 van kracht zijn geworden.

FTV 2017/14 - Wijzigingen in de dividendbelasting per 1 januari 2017 voor niet ingezeten natuurlijke personen

Aflevering 3, gepubliceerd op 14-03-2017 geschreven door Nijkeuter, mr. dr. E.
In 2016 heeft de Hoge Raad in drie zaken geoordeeld over de Europeesrechtelijke houdbaarheid van de Nederlandse dividendbelasting. Deze arresten kwamen tot stand nadat aan het HvJ EU enkele prejudiciële vragen waren voorgelegd. In deze bijdrage bespreek ik de wetswijziging per 1 januari 2017 die het gevolg is van deze arresten voor niet ingezeten natuurlijke personen.

FTV 2017/15 - Verrijkt wie verliest wat hij leent?

Aflevering 3, gepubliceerd op 14-03-2017 geschreven door Mr. dr. W.R. Kooiman
In FTV 2016, nr. 51 (“Lening aandeelhouder aan bv en de gevolgen voor de schenkbelasting”) schrijft Gubbels over de heffing van schenkbelasting bij het verstrekken van een niet-zakelijke geldlening door een natuurlijk persoon aan de vennootschap waarin hij alle aandelen houdt. Het is prijzenswaardig dat Gubbels aan deze weerbarstige materie, waarvoor betrekkelijk weinig aandacht bestaat in de literatuur, zo’n uitvoerige analyse heeft gewijd. Vanwege het grote praktijkbelang van dit onderwerp zou het een gemis zijn als daarmee de discussie ten einde is. Mijns inziens is de visie van Gubbels namelijk discutabel, met name als het gaat om de onzakelijke lening. Dat werk ik hierna uit aan de hand van vier punten.

FTV 2017/16 - Naschrift bij de reactie van de heer Kooiman (FTV 2017, nr. 15)

Aflevering 3, gepubliceerd op 14-03-2017 geschreven door Gubbels, prof. mr. N.C.G.
In deze reactie wil ik uitsluitend stilstaan bij de opmerkingen van de heer Kooiman over de schenkbelastingaspecten van de onzakelijke lening. Het kernpunt van mijn betoog is inderdaad dat de vordering en schuld een lagere waarde hebben door het onzakelijk debiteurenrisico. Dat de schuld voor de nominale waarde op de debiteur drukt, bestrijd ik overigens niet. Dat is echter iets anders dan de – geobjectiveerde – waarde van deze schuld.[

FTV 2017/17 - Het testamentaire erfrecht en de ars notariatus

Aflevering 3, gepubliceerd op 14-03-2017 geschreven door Breemhaar, prof. mr. W.
Het redigeren van uiterste willen kent twee belangrijke punten van aandacht. Bij het eerste aandachtspunt gaat het om het gesloten stelsel van uiterste wilsbeschikkingen, dat aan het testamentaire erfrecht ten grondslag is gelegd (art. 4:42 lid 1 slot BW). Het tweede aandachtspunt heeft betrekking op de opzet van titel 4.5 BW. Deze opzet houdt in dat de bepalingen van deze titel, die de voornaamste soorten uiterste wilsbeschikkingen regelt, van dwingend recht zijn, tenzij uit een bepaling zelf blijkt dat zij van regelend recht is.