Aflevering 3

Gepubliceerd op 5 april 2018

FTV 2018/10 - Dwaling en schenking

Aflevering 3, gepubliceerd op 13-04-2018 geschreven door Gubbels, N.C.G.
Iedere burger wordt geacht de wet te kennen. Volgens Stevens een cruciale juridische fictie om de rechtsstaat overeind te houden. Zonder deze fictie zou de handhaving een ‘wassen neus’ worden: ‘De (…) rechters zouden deftig voor jan doedel zitten als de beklaagde wegkomt met de simpele verklaring dat de overtreden wetsbepaling hem volstrekt onbekend was en hem daarom niet kan worden aangerekend.’

FTV 2018/11 - Economische benaderingen in het belastingrecht

Aflevering 3, gepubliceerd op 05-04-2018 geschreven door Maas, C.
Deze bijdrage is deel II van een tweeluik over de eigenwoningregeling. In deel I, dat verscheen in FTV 2018, nr. 7, deed ik een voorstel voor het gebruik van economische beschouwingswijzen in het belastingrecht. Dat voorstel bestond uit de volgende aanbevelingen. In de eerste plaats stelde ik voor om aan het burgerlijk recht ontleende begrippen als vuistregel uit te leggen conform hun civielrechtelijke betekenis. Uitzonderingen zijn mogelijk, indien doel en strekking van de desbetreffende bepaling – zoals die blijken uit de wetsgeschiedenis – daartoe aanleiding geven. Verder suggereerde ik dat indien een economische benadering wordt gekozen, helder moet worden gespecificeerd wat die benadering precies inhoudt. Naar mijn mening is dit alles een kwestie van wetsuitleg; de kwalificatie van de feiten moet plaatsvinden in het licht van de regel zoals die – al dan niet op basis van een economische beschouwingswijze – is uitgelegd. Voorts betoogde ik dat de doelstelling van de hypotheekrenteaftrek, zoals die blijkt uit de parlementaire geschiedenis, ruimte biedt om bij de interpretatie van de begrippen uit art. 3.120 lid 1 Wet IB 2001 economische benaderingen toe te passen die kunnen verhelderen welke kosten bepaaldelijk worden opgeroepen door de financiering van de eigen woning. In dit deel II bespreek ik enige recente arresten van de Hoge Raad, waarin de mogelijkheid bestond van die ruimte gebruik te maken.

FTV 2018/12 - Het fidei-commis en de dwingende bepalingen van titel 3.8 BW

Aflevering 3, gepubliceerd op 11-04-2018 geschreven door Brinkman, R.E.
Op 11 oktober 2017 wees de Rechtbank Gelderland een interessant vonnis.1 In de kern betrof de vraag die de rechtbank moest beantwoorden of de in art. 4:138 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) van overeenkomstige toepassing verklaarde bepalingen van titel 3.8 BW inzake het vruchtgebruik, meebrengen dat de dwingendrechtelijke bepalingen van die titel ook bij het fideï-commis de residuo van dwingend recht zijn. In dit artikel geef ik eerst kort de casus en de belangrijkste overwegingen van de rechtbank weer. In paragraaf 2 wordt ingegaan op de kern van het fideï-commis,2 waarbij de aandacht vooral is gericht op de goederenrechtelijke positie van de betrokkenen. Ik zal daarbij niet alleen het fideï-commis de residuo,3 maar ook het zuiver fideï-commis4 behandelen.