Aflevering 6

Gepubliceerd op 5 juli 2022

FTV 2022/17 - Aandacht voor de positie van het biologische kind in de Successiewet

Aflevering 6, gepubliceerd op 05-07-2022 geschreven door Schoenmaker, F.A.M.
Onlangs heeft hof Arnhem-Leeuwarden een opvallende uitspraak gedaan over de erfbelasting Hof Arnhem-Leeuwarden 17 mei 2022, nr. 21/00513, ECLI:NL:GHARL:2022:4050. In FTV 2022/14 heeft Hoogwout deze uitspraak reeds genoemd in het kader van de erfbelasting na een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap als bedoeld in art. 1:207 BW. De uitspraak is ook door Tuinstra becommentarieerd in AdvoTip 2022-12.. Het hof oordeelde dat een kind dat uitsluitend in biologische zin afstamt van een erflater ook recht heeft op toepassing van het tarief en de vrijstelling die gelden voor kinderen die in civielrechtelijke zin afstammen van de erflater. Hoewel er grote vragentekens zijn te plaatsen bij de motivering van de uitspraak Ten tijde van het schrijven van deze column is niet bekend of de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst tegen de uitspraak cassatie heeft ingesteld., is de uitkomst mogelijk wel verdedigbaar als deze tegen het licht wordt gehouden van de maatschappelijke ontwikkelingen en de internationale mensenrechtenverdragen waarbij – in tegenstelling tot vroeger – meer waarde wordt gehecht aan de positie van kinderen. Daarom een oproep aan de wetgever om te beoordelen of de Successiewet die van oudsher uitgaat van de familierechtelijke betrekkingen op dit punt aan herziening toe is.

FTV 2022/18 - Kwantificering van een periodieke uitkering en van de verteringsbevoegdheid bij een vruchtgebruik

Aflevering 6, gepubliceerd op 05-07-2022 geschreven door Oers, M.H.M. van en Iersel, C.A.M. van
De staatssecretaris is voornemens een aantal forfaits te actualiseren. Daartoe behoren ook de al oude waarderingsfactoren voor een periodieke uitkering onder de Successiewet 1956 en de Wet inkomstenbelasting 2001 die hoognodig moeten worden aangepast aan de nog steeds lage rentevoet en de gewijzigde levensverwachting. De auteurs vinden dat de wetgever een moderniseringsslag moet maken. Door nieuwe actuariële technieken kan en moet gekozen worden voor een prognosetafel in plaats van een periodetafel. Tevens kunnen met een rekenmodule fictiebepalingen uit de twee genoemde uitvoeringsbesluiten verdwijnen. De auteurs gaan tevens in op de kwantificering van de verteringsbevoegdheid bij een vruchtgebruik.